De centrale vraag in dit artikel is hoe de wetgever de zeggenschap van burgers, organisaties en belanghebbenden kan versterken en onbedoelde gevolgen van technocratie daarbij kan tegengaan. De inzet van alternatieve reguleringsstijlen, zoals beter reguleren, verbetert de kwaliteit van regelgeving. Zo maakt internetconsultatie het wetgevingsproces transparanter en responsiever, maar door het beperkte bereik neemt de collectieve zeggenschap van burgers er niet substantieel door toe. Dereguleren lijkt zoals beoogd de individuele zeggenschap van belanghebbenden te versterken. Maar niet iedereen waardeert die individuele zeggenschap evenzeer of kan er even goed mee omgaan. Om sociale zeggenschap van organisaties te versterken zet de overheid in op meer ruimte voor co- en zelfregulering. Het verschilt sterk per dossier in hoeverre de sociale zeggenschap is toegenomen. Als onbedoeld gevolg blijkt bij alternatieve reguleringsstijlen dat technocraten zoals toezichthouders in het gat springen dat de wetgever achterlaat. Vervolgens kan het parlement als medewetgever met een initiatiefwet proberen om de autonomie van burgers, organisaties en belanghebbenden te bewaken, zoals geïllustreerd wordt met de casus van de initiatiefwet Bisschop. Deze casus roept wel de vraag op of de regering en het parlement niet systematischer kunnen reflecteren op de (dis)balans tussen participatieve, technocratische en representatieve democratie. |
RegelMaat
Meer op het gebied van Bestuursrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Wetgeving, democratie en de burger |
Auteurs | prof.mr. L.F.M. Verhey en mr. D.R.P. de Kok |
Auteursinformatie |
Artikel |
Meer zeggenschap van burgers en organisaties over regulering |
Trefwoorden | zeggenschap, burgers, reguleringsstijlen, internetconsultatie |
Auteurs | Dr. A.M. Bokhorst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De Eerste Kamer had het laatste woordOver het interactieve totstandkomingsproces van STROOM en de behandeling in de Staten-Generaal |
Trefwoorden | STROOM, horizontale beleidsvorming, wetgevingsproces, wetsbehandeling |
Auteurs | mr. J.B. van Beuningen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 22 december 2015 werd het wetsvoorstel STROOM verworpen door de Eerste Kamer. Het voorstel betrof een herziening van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, gaf uitvoering aan het Energieakkoord en zou ondersteuning bieden aan de energietransitie. Dit artikel beschrijft het intensieve totstandkomingsproces van het wetsvoorstel dat werd ingericht met transparantie en interactie als uitgangspunten en beschrijft het parlementaire proces dat met STROOM doorlopen werd. Het doel van het totstandkomingsproces was om via horizontale beleidsvorming te komen tot een solide wetsvoorstel, dat door partijen gedragen werd en waarmee het noodzakelijk vertrouwen tussen partijen onderling en in hun verhouding tot de overheid werd hersteld. Uiteindelijk lag er een goed en gedragen wetsvoorstel in de Tweede Kamer, een fair deal, waarbij men op individuele punten had ingeleverd ten behoeve van een groter doel: de energietransitie. Het parlement had echter relatief weinig oog voor de nieuwe beleidsvoornemens, maar focuste zich op de splitsing van de energiebedrijven, een onderwerp dat geen onderdeel had uitgemaakt van het voorbereidingsproces, omdat over de splitsing rechtszaken werden gevoerd. Uiteindelijk is omwille van de splitsing het wetsvoorstel met één stem verschil verworpen. Een onbevredigende uitkomst: de energietransitie liep vertraging op en de splitsingsbepalingen bleven onverkort van toepassing. Hoe kon dat gebeuren? |
Artikel |
De Wet raadgevend referendum in de praktijk |
Trefwoorden | Wet raadgevend referendum, referendabiliteit, artikel 12 Wrr, spoedprocedure, Oekraïne-referendum |
Auteurs | Mr. L.H.M. Weesing-Loeber en Mr. H.M.B. Breunese |
SamenvattingAuteursinformatie |
Iets meer dan een jaar geleden is de Wet raadgevend referendum (Wrr) in werking getreden. In dit artikel wordt teruggekeken op dat jaar. Allereerst wordt kort de systematiek van de Wrr uiteengezet. Daarna wordt bezien hoe de wetgever omgaat met de referendabiliteit van wetten en het gebruik van de spoedprocedure uit artikel 12 Wrr. De bijdrage beschrijft tevens in hoeveel gevallen er daadwerkelijk verzoeken tot het houden van een referendum zijn gedaan. Ten slotte gaat het artikel in op de praktische lessen die geleerd kunnen worden van het eerste referendum dat op grond van deze wet is gehouden en op de suggesties die zijn gedaan om de Wrr aan te passen. |
Nieuws |
Ceci n’est pas un boerkini |
Trefwoorden | boerkiniverbod, vrijheid van godsdienst, geloofsvrijheid, mensenrechten, grondrechten |
Auteurs | dr. S.H. Ranchordás |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zomer van 2016 zijn in een aantal Franse badplaatsen verboden ingevoerd op het dragen van de zogenaamde boerkini. Zowel binnen Frankrijk als daarbuiten is vervolgens een hevige discussie gevoerd over de symboliek van de boerkini: voor de een is het een zomerse boerka, voor de ander een symbool van onderdrukking van vrouwen. De Franse verboden hebben geleid tot een aantal gerechtelijke uitspraken, waarvan de uitspraak van 26 augustus 2016 van de Conseil d’État (het Franse equivalent van de Raad van State) de belangrijkste is. Die wordt in deze bijdrage geanalyseerd. |
Casus |
Macht aus dem Rechtsstaat keinen Gurkensalat |
Trefwoorden | rechtsstaat, rechtsstatelijkheid, empirische data, bronnenonderzoek, rechtswetenschappelijk onderzoek |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel en Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage is een reactie op het artikel ‘De rechtsstaat: van sluitpost naar “Leitmotiv”’ van Zouridis, Wierenga en Niemeijer in het Nederlands Juristenblad, waarin kritiek wordt geleverd op het eerste hoofdstuk van het jaarverslag van de Raad van State. De Raad waarschuwt daarin voor het zien van rechtsstatelijke overwegingen in de politiek als een soort van sluitpost. Zouridis, Wierenga en Niemeijer vragen zich af op basis van welke empirische feiten de conclusies van de Raad van State zijn gebaseerd en of deze wel de juiste oorzaken voor het afkalven van de rechtsstaat in het vizier heeft. De auteurs van deze reactie vragen zich op hun beurt echter af of het betoog in dat artikel op zijn beurt wel op voldoende empirische onderbouwing steunt. Het gaat de auteurs daarbij met name om de onderbouwing van de stelling dat bestuur en wetgever ‘regelverslaafd’ zijn, de vraag wat het aantal wettelijke regels zegt over het rechtsstatelijke gehalte van de samenleving en welke rol overheidsjuristen vervullen bij het bewaken van rechtsstatelijke normen. Aan het slot van de bijdrage gaan de auteurs in op de vraag of er niet sprake is van een bredere trend, die twijfels oproept over de wijze waarop binnen het rechtswetenschappelijk onderzoek met empirische data en bronnenonderzoek wordt omgegaan. |