In dit artikel wordt beschreven hoe de opvattingen inzake medezeggenschap in het overheidsbeleid zich hebben ontwikkeld sinds de opkomst van de gedachten daarover in de jaren zeventig. Nadat de studentenprotesten van 1968 ook in Nederland tot democratisering van de universiteiten hadden geleid met de Wet Universitaire Bestuurshervorming (1970), werd de aanzet voor medezeggenschap in de hele semipublieke sector vooral gegeven door de commissie-Van der Burg, die in 1977 rapport uitbracht. In alle sectoren werd nadien de medezeggenschap wettelijk geregeld, soms na zeer lange discussies. En nog altijd is de discussie niet uitgewoed. De commissie-Halsema besprak in haar rapport van 2013 voor een deel dezelfde thema’s als de commissie-Van der Burg, in het licht van beoogde verbeteringen in het besturen van de inmiddels sterk veranderde instellingen. En de WRR liet in 2014 zijn licht over deze materie schijnen. Welke beleidsagenda levert dit nu op? |
RegelMaat
Meer op het gebied van Bestuursrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Invloed op maatschappelijke organisaties |
Auteurs | Mr. M.M. den Boer en Prof. mr. F.J. van Ommeren |
Auteursinformatie |
Artikel |
Van meezeggen en tegenspreken – van democratisering naar een lastig gesprek |
Trefwoorden | Medezeggenschap, Onderwijs, Commissie Behoorlijk Bestuur |
Auteurs | drs. D.P. van den Bosch |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Inspraak van verstandelijk gehandicaptenEffectiviteit en ineffectiviteit van wet- en regelgeving |
Trefwoorden | Wetgeving, Naleving, Inspraak, Medezeggenschap |
Auteurs | Mr. dr. M. Malsch en Mr. M.L.W. Verhagen-Maat |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel bespreekt de doelstellingen van de wet- en regelgeving die van toepassing is op inspraak in de zorg en onderzoekt de doelbereiking in de praktijk. Ingegaan wordt op de doelstelling en naleving van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ) en van wetten en beleidsregels die betrekking hebben op andere vormen van inspraak van verstandelijk gehandicapten, zoals het zorgplan en het leefwensenonderzoek. Geen van de betrokken wetten of beleidsregels blijkt in de praktijk te functioneren conform het doel: vergroting van de daadwerkelijke inspraak van de cliënt. De vraag wordt gesteld of wet- en regelgeving een geschikte methode is om betere inspraak te bevorderen. In de conclusies worden suggesties voor verbetering van mogelijkheden van inspraak gedaan, waarbij aandacht wordt besteed aan zowel wet- en regelgeving en toezicht als alternatieve benaderingen. |
Artikel |
Ontwikkelingen in de governance van onderwijsinstellingen en de rol van medezeggenschap daarbij |
Trefwoorden | Medezeggenschap, Kwaliteit van onderwijs, Goed bestuur |
Auteurs | mr. J.A.P. Veringa en mr. L. Schouten BA |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt teruggekeken op de ontwikkelingen in de afgelopen tien jaar van sturing in het onderwijs en de rol van de medezeggenschap hierbij. De vraag wat de visie op de rol van maatschappelijk belanghebbenden is en in welke mate de overheid met succes belanghebbenden (zowel de medezeggenschap als andere stakeholders) stimuleert om de kwaliteit van het onderwijs en van het bestuur te verbeteren staat in deze bijdrage centraal. In alle onderwijssectoren is in juridische zin de positie van de medezeggenschap versterkt, maar de medezeggenschap heeft volgens de auteurs beperkte invloed gehad in situaties waar problemen aan het ontstaan waren. Hier valt winst te behalen. Hiermee kan ook de legitimatie van de semipublieke instellingen in het onderwijs worden versterkt. Wij zijn van oordeel dat de rol van de medezeggenschap een meer integraal onderdeel van de visie op goed bestuur in het onderwijs zou moeten zijn. |
Artikel |
Wettelijk geconditioneerde zelfregulering: het dilemma van het omarmen van zelfregulering door de wetgeverCasestudy: de Gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs |
Trefwoorden | Gedragscode, hoger onderwijs, wettelijk geconditioneerde zelfregulering |
Auteurs | Mr. dr. A.G.D. Overmars |
SamenvattingAuteursinformatie |
De overheid stimuleert zelfregulering door het veld, zodat zij zelf minder regels hoeft te ontwikkelen. Zij doet daarbij een beroep op het verantwoordelijkheidsgevoel van het veld. Tegelijkertijd omarmt de wetgever de zelfregulering door inbedding ervan in wet- en regelgeving. Daarmee verandert het karakter van de regulering. In hoeverre is er nog sprake van zelfregulering? Is de zelfregulering door de inbedding in wet- en regelgeving feitelijk geen overheidsregulering geworden? Als casestudy wordt in deze bijdrage de toelating van internationale studenten in het Nederlandse hoger onderwijs beschreven. De uitvoeringspraktijk in deze sector maakt duidelijk dat de vervlechting van beide vormen van regulering, indien niet goed doordacht en op elkaar afgestemd, tot een juridisch kwetsbare constructie leidt. |
Casus |
Politiek primaat achter een juridisch schildEen kanttekening bij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Kamerleden en wetgevingsjuristen |
Trefwoorden | Rechtsstaat, Rol van de wetgevingsjurist, Terrorismebestrijding |
Auteurs | Mr. dr. P.J.P.M. Van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt een door het Kamerlid Zijlstra ingediende motie, waarin hij oproept om juristen de opdracht te geven positief te adviseren over veiligheidsmaatregelen vanwege (dreigend) terrorisme. De wetgevingsjurist dient zich niet af te vragen of iets mogelijk is, maar te zorgen dat het mogelijk is. De auteur bespreekt welke juridische argumentaties er zijn om veiligheidsoverwegingen boven juridische overwegingen te laten gaan. Wel is het de vraag of het van een wetgevingsjurist kan worden verwacht dat hij zelf een afweging tussen veiligheidsoverwegingen en juridische overwegingen maakt. In feite maakt hij dan niet alleen een juridische afweging, maar ook een beleidsmatige afweging. De vraag is waarom wetgevingsjuristen zich kennelijk gedwongen voelen zich in dergelijke bochten te wringen. Het feit dat de Tweede Kamer zich weinig actief bemoeit met het waarborgen van rechtsstatelijke normen kan daar mede aan ten grondslag liggen. In die zin verbergen Kamerleden zich achter het schild van het juridisch advies. |