De Letselschade Raad heeft de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL) herzien. De auteur gaat in op het proces van de totstandkoming van de nieuwe versie van de GBL. Daarbij behandelt hij de ethische uitgangspunten die daaraan thans expliciet ten grondslag liggen. Door bij behandeling van letselschade in te gaan op het waarom achter een bepaalde beslissing zal de benadeelde beter kunnen begrijpen welke argumenten tot de beslissing hebben geleid. Daardoor is hij, los van andere elementen die maken dat hij serieus wordt genomen, bijvoorbeeld ook beter in staat om zijn eigen belangen te behartigen. Dat levert dus een bijdrage aan het herwinnen van de menselijke waardigheid dat hem door het ongeval is ontnomen. |
Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade
Meer op het gebied van Burgerlijk (proces)recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
De Gedragscode Behandeling Letselschade 2012; tekst en uitleg |
Trefwoorden | ethiek, benadeelde, schadevergoeding, GBL, De Letselschade Raad |
Auteurs | Mr. dr. E.J. Wervelman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De zorgplicht van de werkgever met betrekking tot een overval |
Trefwoorden | werkgeversaansprakelijkheid, zorgplicht, verzekeringsplicht, overval |
Auteurs | Mr. M.A. Mouris |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het nieuwsbericht dat de WA-verzekeraar van een winkel aansprakelijkheid heeft erkend voor de gevolgen van een overval heeft tot commotie geleid. In de bijdrage wordt ingegaan op de vraag wanneer een werkgever aansprakelijk kan zijn voor schade die een werknemer lijdt als gevolg van een overval. Daarbij wordt ingegaan op zowel artikel 7:658 als artikel 7:611 BW. Aandacht wordt ook besteed aan de arresten van de Hoge Raad van 11 november 2011 en de rechtspositie van ambtenaren. |
Jurisprudentie |
Bezitter op grond van artikel 6:173 BW: de vennootschap of de bestuurder? Rb. Zutphen 20 juni 2012, LJN BX7229 |
Trefwoorden | aansprakelijkheid, bedrijfsmatig gebruik, bestuurder, verschillende hoedanigheden, Hangmat-arrest, vereenzelviging, misbruik van entiteiten |
Auteurs | Mr. M. van Pelt |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een bestuurder van een vennootschap loopt als gevolg van een gebrekkige (bedrijfsmatig gebruikte) zaak ernstige letselschade op. De bestuurder stelt zijn eigen vennootschap en haar verzekeraar aansprakelijk voor zijn schade op grond van artikel 6:173 BW (gebrekkige zaak) juncto artikel 6:181 BW (bedrijfsmatig gebruik). De rechtbank oordeelt dat de vennootschap bezitter en bedrijfsmatig gebruiker van de gebrekkige zaak is en dat de bestuurder niet wegens vereenzelviging zelf als bezitter van de gebrekkige zaak kan worden aangemerkt. Er is geen sprake van ongewenste consequenties noch misbruik van (het gebruik van) verschillende juridische entiteiten. Evenmin spelen verschillende hoedanigheden van eiser in de procedure, onder verwijzing naar het Hangmat-arrest, een rol. De rechtbank signaleert een parallel met het Hangmat-arrest. De auteur meent dat van een dergelijke parallel geen sprake is. Zij wijst op merkwaardige gevolgen van de door de rechtbank gekozen benadering in gevallen van schuld- en risicoaansprakelijkheid. |
Jurisprudentie |
Inzage in medische informatie in personenschadezaken: de betekenis van het arrest van het EHRM van 18 april 2012 (Eternit/Frankrijk) |
Trefwoorden | inzage in medische informatie, botsing artikel 6 EVRM (recht op eerlijk proces) en artikel 8 EVRM (recht op bescherming persoonlijke levenssfeer) |
Auteurs | Mr. A. Wilken |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit arrest heeft het EHRM zich in het kader van inzage in medische informatie van een werknemer voor het eerst uitgelaten over de verhouding tussen artikel 6 EVRM (het recht van de werkgever op een eerlijk proces) en artikel 8 EVRM (het recht van de werknemer op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer). In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan een aantal in het oog springende verschillen tussen deze zaak en letselschadezaken, die van belang zijn bij de uitleg van de (mogelijke) betekenis van dit arrest in het letselschadeproces. |
Jurisprudentie |
Bewijslastverdeling bij beroepsziekten: Hof Arnhem 27 maart 2012, rolnr. 200.074.885-01, LJN BW0025 |
Trefwoorden | bewijslastverdeling, beroepsziekten, arbeidsrechtelijke omkeringsregel, onzeker causaal verband, proportionele aansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. dr. W.C.T. Weterings |
SamenvattingAuteursinformatie |
Werknemers worden bij beroepsziekten vaak tegemoetgekomen met de arbeidsrechtelijke omkeringsregel. De werknemer hoeft dan slechts een mogelijk causaal verband tussen de blootstelling aan gevaarlijke stoffen of andere risicofactoren tijdens de werkzaamheden en zijn ziekte aannemelijk te maken. Het Hof Arnhem past deze regel in deze zaak toe en geeft er nadere invulling aan. In tegenstelling tot wat het hof meent, geldt bij dat bewijs door de werknemer wel een ondergrens. Bovendien is, nu het bewijs van een mogelijk conditio-sine-qua-nonverband snel wordt aangenomen, gewoon tegenbewijs door de werkgever afdoende. Er wordt geen volledig tegendeelbewijs vereist. |