Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft de Nederlandse overheid allerlei collectieve schaderegelingen gemaakt. Het overgrote deel van deze schaderegelingen wordt uit de publieke middelen gefinancierd. In een onlangs verschenen onderzoek worden de 44 Nederlandse regelingen voor collectieve schade geanalyseerd. De algemene uitkomst is dat veel van deze regelingen hun doel voorbijschieten. Ze zijn niet goed doordacht en onvoldoende uitgewerkt. Ook geven ze slachtoffers lang niet altijd voldoende erkenning voor wat hun is overkomen. In dit artikel wordt ingegaan op het in het onderzoek gehanteerde beoordelingskader en op de schaderegelingen die werden ingesteld naar aanleiding van seksueel misbruik en geweld in de jeugdzorg. Geconcludeerd wordt dat hier wel geheel of gedeeltelijk gecompenseerd werd, maar dat slachtoffers slechts deels erkenning en genoegdoening kregen. In deze schaderegelingen zaten weeffouten die in de toekomst moeten worden vermeden. Algemene lessen voor de toekomst zijn om beter te luisteren en zo veel mogelijk aan te sluiten bij wat slachtoffers wensen, om de uitvoering van een collectieve schaderegeling niet louter bureaucratisch en formalistisch te doen verlopen, om ruimte te creëren waardoor uitzonderingen mogelijk zijn ten faveure van de slachtoffers, en om de uitvoering te monitoren en collectieve schaderegelingen periodiek te evalueren. |
Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade
Meer op het gebied van Burgerlijk (proces)recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Opinie |
België in de voorhoede van het causaliteitsdebat: van verlies van kans naar een brede toepassing van proportionele aansprakelijkheid? |
Auteurs | Prof. mr. dr. R. Rijnhout |
Auteursinformatie |
Artikel |
Regelingen voor collectieve schadeTwee voorbeelden uit de jeugdzorg |
Trefwoorden | erkenning, genoegdoening, slachtofferparticipatie |
Auteurs | Dr. C.J. Ruppert |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Geestelijk letsel naar objectieve maatstaven; een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is niet vereistHR (strafkamer) 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1024 |
Trefwoorden | smartengeld, vordering benadeelde partij, artikel 6:106 BW, psychisch letsel |
Auteurs | Mr. L.A.J. Kock |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 29 juni 2021 heeft de Hoge Raad zich (opnieuw) uitgelaten over de vraag wanneer sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, als bedoeld in artikel 6:106 aanhef en onder b BW. In het bijzonder heeft de Hoge Raad zich nader uitgelaten over de invulling van het vereiste dat het bestaan van geestelijk letsel naar objectieve maatstaven moet zijn vastgesteld. |
Jurisprudentie |
De verzekeringsplicht in de relatie tot de zzp’er. Hoe krachtig is de rem van de Hoge Raad?HR 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1267 |
Trefwoorden | zzp’er, verzekeringsplicht, werkgever, werknemer, werkgeversaansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. P. Oskam |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 17 september 2021 deed de Hoge Raad uitspraak in een zaak waarin onder meer de vraag aan de orde is of de op de werkgever rustende verzekeringsplicht ook geldt ten opzichte van een zzp’er. |