Deze bijdrage over de procederende executeur gaat – met name aan de hand van gepubliceerde jurisprudentie – in op perikelen die dit fenomeen met zich kan brengen en die in de praktijk soms tot problemen of discussies leiden. Aan de orde komen: van wanneer tot wanneer sprake is van executele, procespartijperikelen, de privatieve vertegenwoordigingsbevoegdheid en de advocaatkosten van de executeur. |
Tijdschrift Erfrecht
Meer op het gebied van Burgerlijk (proces)recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
De procederende executeur |
Trefwoorden | advocaatkosten, procespartij, privatieve, vertegenwoordigingsbevoegdheid, ontvankelijkheid |
Auteurs | Mr. drs. R. van Dijken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De ‘staak-gedachte’ en de legitieme portie: inkorting en vermindering |
Trefwoorden | ouder, grootouder, kleinkind, verbroken |
Auteurs | Mr. dr. R.E. Brinkman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt de werking van de legitieme portie besproken als kleinkinderen van grootouders erven en het kind van de grootouders (die ook de ouder van het kleinkind is) een beroep op zijn legitieme portie doet. De vraag rijst dan met name hoe rekening gehouden moet worden met de positie van de langstlevende. |
Artikel |
De inhoud van het begrip inboedel: een evoluerend concept |
Trefwoorden | inboedel, artikel 3:5 BW, verzamelingen, huisraad, stoffering |
Auteurs | Mr. R. van der Beek-Lugten, Mr. J.W.A. Schenk en Mr. T.S. van Veen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel 3:5 BW geeft een definitie voor het begrip inboedel: ‘het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een woning dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en verzamelingen van voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard’. De auteurs zijn in de praktijk evenwel verschillende keren tegen het vraagstuk aangelopen wat eigenlijk onder de uitzonderingen valt. Zij onderzochten de totstandkoming van het artikel 3:5 BW en de (wettelijke) interpretaties daarvan. Ze concluderen dat huns inziens het begrip inboedel behelst het geheel van tot huisraad en tot stoffering en meubilering van een woning tot blijvend gebruik dienende roerende zaken, met uitzondering van boekerijen en (verzamelingen van) voorwerpen van kunst, wetenschap of geschiedkundige aard. |
Jurisprudentie |
Jurisprudentieoverzicht |
Auteurs | Mr. M.C.A. Scholten |
Auteursinformatie |