Het nieuwe gegevensbeschermingsrecht in de Algemene verordening gegevensbescherming zal voor bedrijven, burgers en de overheid ingrijpende gevolgen hebben. Het gegevensbeschermingsrecht wordt voortaan in Brussel vastgesteld. De Wet bescherming persoonsgegevens zal verdwijnen. In deze bijdrage wordt beschreven waar zich de grootste veranderingen in het recht voordoen en wat behouden blijft. Daarbij gaat aandacht uit naar de beginselen van gegevensbeschermingsrecht, de rechten van de betrokkene, de plichten van de verantwoordelijke, het toezicht, de handhaving en de rechtsbescherming. Er komt een ingewikkelde wetgevingsoperatie in Nederland aan om dat alles goed te implementeren. Aan de hand van adviezen van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Afdeling advisering van de Raad van State wordt geïnventariseerd waar wetgevingsambtenaren mee worden geconfronteerd. |
RegelMaat
Meer op het gebied van Bestuursrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Verwerking persoonsgegevens |
Auteurs | Prof. mr. L.F.M. Verhey |
Auteursinformatie |
Artikel |
De Algemene verordening gegevensbeschermingDe rechtsopvolger van de Wbp |
Trefwoorden | bescherming van persoonsgegevens, Algemene verordening gegevensbescherming, implementatie van EU-verordeningen |
Auteurs | Mr. dr. J.P. de Jong |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Privacyvoorwaarden voor de iOverheidVuistregels voor wet- en regelgevers met betrekking tot overheidsinformatiesystemen |
Trefwoorden | iOverheid, privacy, transparantie, EVRM, Handvest |
Auteurs | Prof. mr. G.J. Zwenne en Mr. W. Steenbruggen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De overheid zet steeds vaker en op steeds grotere schaal ICT in als hulpmiddel bij de vervulling van de publieke taak. Over dit ICT-enthousiasme bestaan evenwel de nodige zorgen. Daarbij gaat het niet alleen om de soms spectaculaire budgetoverschrijdingen, vertragingen of mislukkingen, waarnaar de commissie-Elias onderzoek deed, maar ook over de naleving van de vereisten op grond van het recht op privacy, dat onder meer is neergelegd in artikel 8 EVRM en artikel 7 Handvest voor de Grondrechten van de EU. Deze bijdrage schetst aan de hand van een aantal uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van Mens en het Hof van Justitie van de Europese Unie welke voor ICT-projecten van de overheid relevante privacyvereisten kunnen worden afgeleid uit het EVRM en het Handvest. |
Artikel |
De overheid als verschaffer en beschermer van digitale identiteiten |
Trefwoorden | digitale identiteit, privacy, digitale overheid, bescherming persoonsgegevens |
Auteurs | Prof. dr. B. Jacobs |
SamenvattingAuteursinformatie |
Traditioneel is de overheid leverancier van de ‘bronidentiteit’ van haar burgers, in de vorm van een paspoort of een identiteitskaart. De vraag wordt besproken of de overheid ook in de digitale wereld zo’n bronidentiteit zou moeten verschaffen en in hoeverre koppelbaarheid van onlineactiviteiten van burgers daardoor mogelijk zou moeten worden. Op de achtergrond spelen daarbij fundamentele vragen over de rol van de wetgever in de digitale wereld, in het bijzonder met betrekking tot de wens van private partijen om burgers te kunnen traceren en profileren. |
Diversen |
In memoriam J.M. Polak 1922-2014 |
Auteurs | Mr. T.C. Borman |
Auteursinformatie |
Casus |
De wet als kunstwerk |
Trefwoorden | Witteveen, Fuller, instrumentalisme, participatiesamenleving, filosofie (of wetgevingsfilosofie) |
Auteurs | P.J.P.M. van Lochem |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn De wet als kunstwerk vormt Willem Witteveen ruim twintig jaar Nomoi-bijdragen tot één samenhangend geheel. Die samenhang bestaat uit de ‘tien geboden voor de wetgever’. Deze wet voor de wetgever zijn de acht beginselen van Fullers Inner Morality of Law, waaraan Witteveen nog twee ‘eigentijdse’ beginselen toevoegde: over de voorkeur voor zelfregulering en over het vermijden van bureaucratie. Witteveen verzet zich tegen de gangbare benadering van de wet als instrument. De auteur gaat in op Witteveens kritiek op deze instrumentele benadering en op zijn idee over wetgeving in de participatiesamenleving. Hij sluit af met de vraag welke opstelling senator Witteveen zou hebben gekozen in de Zorgwet-kwestie. |