Welke bevoegdheden kan de Uniewetgever overdragen aan EU-agentschappen (Europese ZBO's) en welke grenzen dienen hierbij gerespecteerd te worden? Sinds de bestuurlijke verzelfstandigingstendens zich ook op EU-niveau doorzette, vormden deze vragen het voorwerp van debat. Aangezien de Verdragen hier stilzwijgend over zijn, zochten rechtsgeleerden en ook de instellingen houvast in (verouderde) rechtspraak van het Hof van Justitie uit de tijd van de EGKS. In de short selling-zaak heeft het Hof nu voor het eerst zelf antwoord gegeven op deze vragen en dit met betrekking tot een bevoegdheidstoekenning aan de Europese Autoriteit voor Effecten en Markten. |
RegelMaat
Meer op het gebied van Bestuursrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Bevoegdheden van Europese toezichthouders op het terrein van financiële markten |
Auteurs | Prof. dr. R.A.J. van Gestel |
Auteursinformatie |
Artikel |
Grenzen voor de EU-wetgever bij het machtigen van Europese agentschappen |
Trefwoorden | EU agentschappen, ESMA, Meroni, Romano, institutioneel evenwicht, delegatie |
Auteurs | Drs. M. Chamon |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Europese financiële toezichthouders als toonbeeld van evidence-based wetgeven in de EU? |
Trefwoorden | Europese toezichthouders, impact assessments, evidence-based wetgeven, financiële markten, evaluatie |
Auteurs | Mr. T.J.A. van Golen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na de kredietcrisis uit 2008 werden op Europees niveau nieuwe toezichthouders ingesteld die de supervisie over de financiële markten in betere banen moesten leiden. Zoals veel nieuwe regelgeving op Europees niveau ging er ook aan de oprichting een impact assessment vooraf waarbij verschillende beleidsopties vergeleken werden. Niettemin blijkt dat er nog allerlei problemen spelen bij de nieuwe toezichthouders waardoor de vraag opkomt hoe het staat met het evidence-based gehalte van deze politiek gevoelige financiële regelgeving. In deze bijdrage wordt gekeken naar de aanloop naar de wetgeving omtrent de toezichthouders en de evaluatie hiervan door de Europese Commissie en het Europees Parlement. Onduidelijk blijft waarom bepaalde beleidsopties beter worden beoordeeld dan andere mogelijkheden. Het verbeteren van het proces van ex ante en ex post evaluatie zou dan ook een belangrijke bijdrage aan het proces van evidence-based wetgeven kunnen bieden. |
Artikel |
Onafhankelijkheid vs. Accountability: de casus van de nieuwe EU financiële toezichthouders |
Trefwoorden | onafhankelijkheid, accountability, agentschappen, financieel toezicht, EU |
Auteurs | Dr. M. Scholten |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel analyseert de onafhankelijkheid en accountability van de nieuwe EU financiële agentschappen (EBA, EIOPA en ESMA). Het behandelt eerst de de jure institutionele, persoonlijke en financiële elementen van de onafhankelijkheids- en accountability arrangementen van de nieuwe agentschappen en laat zien dat zowel hun onafhankelijkheid als accountability versterkt is in vergelijking met die van hun voorgangers, de zogenoemde Lamfalussy-comités. Verder wordt een aantal punten met betrekking tot de de facto onafhankelijkheid en accountability van EU-agentschappen besproken. Het artikel sluit af met een aantal lessen die uit de EU-ervaring getrokken kunnen worden. Het biedt daarmee nuttige inzichten aan nationale wetgevers die zich met het ‘onafhankelijkheid vs. accountability’-dilemma geconfronteerd zien. |
Praktijk |
De Gevolmachtigde Minister en de Raad van State: kanttekeningen bij een ‘novum’ |
Trefwoorden | Raad van State, Gevolmachtigd Minister, Statuut voor het Koninkrijk, Grondwet, Afdeling advisering van de Raad van State, Voorlichting door de Raad van State, Wet op de Raad van State |
Auteurs | Mr. T.C. Borman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het artikel gaat in op enkele procedurele aspecten van een eind 2013 door de Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten aan de Raad van State gevraagd voorlichtingsadvies. Afgaande op wat de Raad van State daarover in zijn jaarverslag heeft vermeld, lijkt de Raad ervan uit te zijn gegaan dat aan een Gevolmachtigde Minister de bevoegdheid toekomt om aan de Afdeling advisering om voorlichting te vragen overeenkomstig artikel 21a van de Wet RvS (mits zo'n verzoek niet raakt aan de eenheid van de rijksministerraad). Het veronderstellen van een dergelijke bevoegdheid lijkt de auteur onjuist. Opmerkelijk in deze zaak is verder dat de Raad van State zelf al publiciteit heeft gegeven aan het betreffende voorlichtingsadvies, terwijl het advies nog niet openbaar is gemaakt. Naar aanleiding van een ander voorlichtingsadvies constateert de auteur dat de Tweede Kamer ten onrechte meent dat zij op basis van artikel 21a Wet RvS alleen advies kan vragen aan de Afdeling advisering van de Raad van State van Nederland en niet aan de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk, zonder dat de Raad van State deze onjuiste opvatting corrigeert. |
Discussie |
De constitutionele dialoog |
Auteurs | Prof. dr. W.J. Witteveen |
Auteursinformatie |