De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is een feit. De deelgeschilregeling wordt ingevoegd in het Boek 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering als een nieuwe titel 17, die de artikelen 1019w-1019cc Rv bevat. De inwerkingtreding ervan is voorzien voor 1 juli 2010. Zoals de lezers van TVP bekend zal zijn, beoogt de Wet deelgeschilprocedure het buitengerechtelijke traject bij de afhandeling van letsel- en overlijdensschade te verbeteren. De kerngedachte achter de regeling is dat partijen beter in staat zullen zijn om de buitengerechtelijke afwikkeling van de zaak tot een goed einde te brengen, wanneer zij op eenvoudige en snelle wijze de rechter kunnen vragen de knoop door te hakken over een vraag waar zij zelf maar niet uit kunnen komen. ‘From here to there and back again’ is dus het motto: van de onderhandelingstafel naar de rechter en dan weer terug, en dan hopelijk met een vlot bereikte vaststellingsovereenkomst als eindresultaat. |
Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade
Meer op het gebied van Burgerlijk (proces)recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
De deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade: nieuwe verantwoordelijkheden voor de rechter én voor partijen |
Trefwoorden | Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, deelgeschil, proportionaliteitstoets, forumshopping |
Auteurs | Prof. mr. A.J. Akkermans en Mevrouw mr. drs. G. de Groot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Wetsvoorstel affectieschade verworpen door de Eerste Kamer |
Trefwoorden | Wetsvoorstel affectieschade, artikel 6:107 en 108, vergoeding van schade van derden personenschadezaken, affectieschade |
Auteurs | Mevrouw R. Rijnhout LL.M. |
SamenvattingAuteursinformatie |
In het vorige nummer van TVP spraken Lindenbergh en Van der Zalm over de eventuele invoering van het Wetsvoorstel affectieschade. Dit wetsvoorstel beoogde een erkenning te geven voor het leed van naasten en nabestaanden. Tot invoering is het echter niet gekomen: op 22 maart 2010 verwierp de Eerste Kamer het wetsvoorstel. |
Artikel |
Personenschade en toepassing van de Wbp: kans of bedreiging? |
Trefwoorden | Wbp, personenschade, blokkeringsrecht, uitwisseling medische informatie |
Auteurs | Mr. ir. J.P.M. Simons |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bij de behandeling van personenschades komt met enige regelmaat de vraag aan de orde in hoeverre tussen partijen over een weer (medische) informatie dient te worden uitgewisseld. Bekend in dit kader zijn de discussies rondom het blokkeringsrecht van slachtoffers bij medische deskundigenberichten en over de vraag onder welke omstandigheden slachtoffers de patiëntenkaart van de huisarts dienen te overleggen aan de aansprakelijke verzekeraar. Tot voor kort bestond er echter niet of nauwelijks aandacht voor de rol die de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) bij het opvragen en inzien van informatie zou kunnen vervullen. Pas in een tweetal artikelen, van Roijackers en uitgebreider van Wilken, is voor het eerst gewezen op de mogelijkheden die de Wbp op dit vlak biedt. Met name springt daarbij in het oog het recht voor slachtoffers om op grond van artikel 35 Wbp inzage te krijgen in het (medisch) dossier dat de aansprakelijkheidsverzekeraar over hen heeft aangelegd. Na publicatie van deze artikelen was het wachten op het eerste letselschadeslachtoffer dat de daarin besproken rechten uit de Wbp aan zou voeren in een juridische procedure. |
Jurisprudentie |
VerjaringHof Amsterdam 15 december 2009, LJN BL3708 |
Trefwoorden | verjaring, immateriële schadevergoeding, materiële schadervergoeding |
Auteurs | Mr. dr. J.L. Smeehuijzen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Appellante in het onderhavige appèl (hierna: weduwe) is gehuwd geweest met X (hierna: echtgenoot). De echtgenoot heeft van 1960 tot en met 1975 gewerkt bij een rechtsvoorganger van geïntimeerde (geïntimeerde hierna: B.V. X). In oktober en november 2005 is de echtgenoot opgenomen geweest in een ziekenhuis, waarbij mesothelioom is gediagnosticeerd. De weduwe stelt zich op het standpunt dat B.V. X als voormalig werkgever van de echtgenoot haar zorgverplichting als werkgever heeft geschonden door zonder passende veiligheidsmaatregelen de echtgenoot bloot te stellen aan asbest, waardoor de fatale asbestziekte mesothelioom is ontstaan. Bij brief van 4 januari 2006 heeft de gemachtigde van de weduwe namens de echtgenoot B.V. X aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. De echtgenoot is op 6 januari 2006 overleden. De verzekeraar van B.V. X heeft bij brieven van 6 juli en 28 september 2006 aansprakelijkheid afgewezen. |
Jurisprudentie |
CausaliteitHR 18 december 2009, RvdW 2010, 33 |
Trefwoorden | meervoudige causaliteit, alternatieve causaliteit, mengschade, hoofdelijke aansprakelijkheid, proportionele aansprakelijkheid |
Auteurs | Mevrouw mr. L.C. Roelofs |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze zaak doet zich een geval voor van meervoudige causaliteit: gelaedeerde is tot tweemaal toe slachtoffer geworden van een aanrijding. Onzeker is door welk van beide ongevallen de na het tweede ongeval ontstane schade is veroorzaakt. Deze schade kan namelijk het gevolg zijn van ofwel het eerste ofwel het tweede ongeval, of zelfs van beide. In deze bijdrage wordt het standpunt verdedigd dat in dit geval van zuiver alternatieve causaliteit terecht geen proportionele aansprakelijkheid is aangenomen – zoals bepleit door A-G Spier in zijn conclusie voor dit arrest – maar een hoofdelijke aansprakelijkheid op grond van art. 6:99 jo. 6:102 lid 1 BW. |
Jurisprudentie |
Rechtsmiddel tegen voorschotbeslissing bij deskundigenonderzoekHR 22 januari 2010, LJN BK1639 (man/vrouw) |
Trefwoorden | voorschotbeslissing, deskundigenonderzoek, tussentijds rechtsmiddel |
Auteurs | Mr. drs. G. de Groot |
Samenvatting |
In deze verdelingszaak gaat het erom of met een rechtsmiddel kan worden opgekomen tegen de beslissing over de begroting van het voorschot voor een deskundigenonderzoek, een kwestie die ook relevant is voor de behandeling van letselschadezaken. Eerst een korte schets van de zaak. De vrouw dagvaardt de man in 1997 voor de Rechtbank Den Haag. Zij vordert onder meer dat de rechtbank een deskundige zal benoemen om de waarde vast te stellen van aandelen van de man in een besloten vennootschap en de man zal veroordelen tot betaling aan haar van de helft van de waarde van de aandelen. De rechtbank wijst de vorderingen af. Het Hof Den Haag bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. De Hoge Raad vindt dat het oordeel van het hof over de uitleg van de huwelijkse voorwaarden van een onjuiste rechtsopvatting getuigt (HR 28 november 2003, LJN AK3697). Na verwijzing wijst het Hof Amsterdam twee tussenarresten en benoemt bij een volgend tussenarrest drie deskundigen, onder meer met het oog op de waardering van de aandelen. Het hof bepaalt dat de man een voorschot voor het deskundigenonderzoek van € 45.000 dient te deponeren. De man stelt tegen deze drie tussenarresten (het tweede) cassatieberoep in. De Hoge Raad oordeelt onder meer dat tegen de voorschotbeslissing niet met een tussentijds rechtsmiddel kan worden opgekomen en verklaart de man niet-ontvankelijk in het beroep. |