Het strafrecht is ultimum remedium of het laatste redmiddel. Vanuit die gedachte bestaat er een zekere mate van hiërarchie tussen de verschillende rechtsgebieden. Met de ontwikkeling van de klassieke rechtspleging naar hybride rechtspleging wordt het strafrecht steeds vaker ingezet als optimum remedium en dus als het beste rechtsmiddel. De onderlinge hiërarchie tussen de rechtsgebieden vervaagt daardoor steeds meer. De angst bestaat dat met de inzet van het strafrecht als optimum remedium ook de reikwijdte van het materiële strafrecht steeds verder uitbreidt. De vraag is echter of die angst ook terecht is. |
Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving
Meer op het gebied van Strafrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Hybride normstelling in het strafrecht |
Trefwoorden | hybride rechtspleging, normstelling, optimum remedium, materieel strafrecht, hybride rechtspleging |
Auteurs | Mr. dr. S.S. Buisman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Ontwikkelingen op het gebied van mediation in fiscale strafzaken |
Trefwoorden | fiscaal strafrecht, mediation, herstelrecht, bemiddeling in het strafrecht, fiscale fraudezaken |
Auteurs | Mr. R. Vos en Mr. D.C. Molenaars |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel gaan de auteurs in op de relevante ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden op het gebied van mediation en in het bijzonder hoe het nu staat op het gebied van mediation in fiscale strafzaken. |
Artikel |
Gewikt en gewogen: de vergoeding van advocaatkosten (530 Sv)Over de verhouding tussen de vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 530, tweede lid, Sv en de onschuldpresumptie |
Trefwoorden | kosten van rechtsbijstand, artikel 530 Sv, onschuldpresumptie, (gronden van) billijkheid, gebleken onschuld |
Auteurs | Mr. K.M.G. Demandt en Mr. C.A.M. Janssen |
SamenvattingAuteursinformatie |
De gewezen verdachte moet na een vrijspraak of sepot vaak nogmaals de strijd aangaan. Dit keer om onder andere zijn advocaatkosten vergoed te krijgen. De strafrechter toetst in kostenvergoedingsprocedures of gronden van billijkheid aanwezig zijn om een schadevergoeding toe te kennen. Deze billijkheidstoets lijkt echter steeds vaker uit te monden in een meer inhoudelijke beoordeling van de strafzaak, hetgeen haaks staat op de eerdere vrijspraak of het eerdere sepot. Om duidelijk te maken dat de gehanteerde billijkheidsmaatstaven (in bepaalde gevallen) op gespannen voet staan met de onschuldpresumptie, toetsen wij in dit artikel aan de uitgangspunten van het EHRM. Volgens ons is het tijd voor een meer marginale toetsing waarbij billijkheid inderdaad de boventoon voert. |
Artikel |
Voorzienbaarheid van bestraffing binnen het fiscale rechtshandhavingssysteem |
Trefwoorden | fiscale fraude, rechtshandhaving, lex certa, beginselen van behoorlijke procesorde, bestraffing |
Auteurs | Mr. dr. C. Hofman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Binnen het veelzijdige en complexe systeem van fiscale rechtshandhaving, dient op grond van het in Nederland geldende principe van una via op een zeker moment gekozen te worden voor bestuursrechtelijke of strafrechtelijke rechtshandhaving. Die keuze, ook wel ‘forumkeuze’, staat in deze bijdrage centraal. De vraag die beantwoord zal worden, is of de manier waarop de fiscale forumkeuze thans wordt gemaakt voorzienbaarheid van bestraffing garandeert. |
Artikel |
De compliancemonitor als transactievoorwaarde: heeft de Nederlandse wetgever geleerd van de ervaringen in de Verenigde Staten? |
Trefwoorden | compliancemonitor, transactie, strafbaarheid van rechtspersonen, Verenigde Staten, evaluatie Wet OM-afdoening |
Auteurs | Mr. I.M. Braam, Mr. K.T. Bottse en Prof. mr. R.M.I. Lamp |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het conceptwetsvoorstel naar aanleiding van de evaluatie van de Wet OM-afdoening introduceert de mogelijkheid voor het Openbaar Ministerie om bij een transactie als voorwaarde het naleven van aanwijzingen in het kader van gedragstoezicht gericht op compliancebeleid op te leggen. In de bijbehorende memorie van toelichting wordt verduidelijkt dat hierbij onder meer aan de aanstelling van een compliancemonitor kan worden gedacht. In dit artikel wordt onderzocht in hoeverre het conceptwetsvoorstel op dit punt aansluit bij internationale ontwikkelingen, specifiek de ervaringen die in de Verenigde Staten – een voorloper op dit gebied – met de compliancemonitor zijn opgedaan. |
Trending Topics |
Op weg naar een nieuw regime voor uitbesteding van KYC-verplichtingen op grond van de Wwft |
Trefwoorden | Wwft, uitbesteding, cliëntenonderzoek, transactiemonitoring, witwassen |
Auteurs | Mr. J.J. Strijder en Mr. S.J. Lopik |
SamenvattingAuteursinformatie |
De laatste jaren is een grote interesse ontstaan voor verplichtingen die voortkomen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Dit komt onder andere door de toenemende eisen die de wetgever op grond van de Wwft stelt aan de poortwachtersfunctie van allerlei organisaties, zoals banken en accountants. Daarnaast is de Wwft een speerpunt van diverse autoriteiten geworden, en is het Openbaar Ministerie (OM) tot aanzienlijke schikkingen voor Wwft-overtredingen gekomen. Veel instellingen hebben in de afgelopen jaren dan ook fors geïnvesteerd om aan de toenemende eisen op het gebied van know your customer (KYC) te voldoen. Dit roept de vraag op of KYC-werkzaamheden kunnen worden uitbesteed aan gespecialiseerde dienstverleners die dit werk mogelijk beter en kostenefficiënter kunnen uitvoeren. Mocht een instelling besluiten om tot uitbesteding over te gaan, dan moet dit zorgvuldig gebeuren. De Wwft kent hiertoe regels en verschillende autoriteiten bieden enkele handvatten. In de praktijk laat de handzaamheid hiervan echter niet zelden te wensen over. In deze bijdrage gaan wij in op het uitbestedingsregime onder de Wwft en kijken wij naar de veranderingen die op dit gebied op komst lijken te zijn. |
Jurisprudentie |
CBb haalt streep door bestuurlijke boete voor verboden nevenactiviteiten pensioenfonds: verbodsnorm onvoldoende kenbaarAnnotatie bij CBb 26 oktober 2021, ECLI:NL:CBB:2021:960 |
Trefwoorden | bestuurlijke boete, kenbaarheidsvereiste, lex certa-beginsel, pensioenfonds |
Auteurs | Mr. dr. A.G. Mein |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het CBb heeft het beroep gegrond verklaard tegen het besluit van DNB om een boete op te leggen aan twee bestuurders van een pensioenfonds wegens overtreding van het verbod voor pensioenfondsen om nevenactiviteiten te verrichten (artikel 116 Pensioenwet). Het pensioenfonds zou zich te veel als een onderneming hebben gedragen en daardoor zijn afgedwaald van zijn (wettelijke) kerntaken. De boete is volgens het CBb opgelegd in strijd met het kenbaarheidsvereiste uit artikel 7 EVRM. Het pensioenfonds kon, in de gegeven omstandigheden en gelet op de wetsgeschiedenis, op voorhand niet weten dat het het verbod op het verrichten van nevenactiviteiten had overtreden. |
Jurisprudentie |
De reikwijdte van artikel 74 AWR na een witwasveroordelingNoot bij HR 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1703 |
Trefwoorden | ontneming, 74 AWR, fiscaliteit, fiscaal, witwassen |
Auteurs | Mr. D.J.M. Dammers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op grond van artikel 36e Sr kan ieder strafbaar feit als grondslag dienen voor een op te leggen ontnemingsmaatregel. Voor fiscale delicten is hierop in artikel 74 AWR een uitzondering gemaakt. De wetgever heeft het belastingnadeel uitgesloten van de strafrechtelijke ontnemingsroute nu de fiscus dit bedrag binnen zijn mogelijkheden kan incasseren. Indien artikel 74 AWR wordt toegepast, resulteert dit in niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Sinds de Hoge Raad heeft bepaald dat fiscale misdrijven kwalificeren als gronddelict voor witwassen, worden fiscaal gerelateerde kwesties steeds vaker vervolgd via de witwasbepalingen. Het voordeel kan echter wel geheel of gedeeltelijk bestaan uit het fiscale nadeel van de fiscus. Hierdoor rijst de vraag hoe het in artikel 74 AWR neergelegde voorschrift dient te worden uitgelegd. |
Jurisprudentie |
Kroniek ondernemingsstrafrechtTweede helft 2021 |
Auteurs | Mr. J. Boonstra, Mr. dr. S.S. Buisman, Mr. A.A. Feenstra e.a. |