In deze bijdrage over de klachtplicht wordt betoogd dat art. 6:89 BW niet van toepassing is op claims uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. Op juridisch-dogmatische gronden zou daar voor art. 2:9 BW wellicht nog wel iets te zeggen zijn, maar voor art. 2:138 (248) en 6:162 BW in veel mindere mate, nu de uit deze bepalingen voortvloeiende verplichtingen niet kwalificeren als verbintenissen. Belangrijker is evenwel dat voor alle drie de vormen van bestuurdersaansprakelijkheid toepasselijkheid van art. 6:89 BW – gelet op de ratio van de klachtplicht – niet aanvaardbaar en dus onwenselijk is. |
Onderneming en Financiering
Meer op het gebied van Ondernemingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Een dode letter? |
Auteurs | Mr. H.J. Vetter |
Auteursinformatie |
Wetenschap |
Bij bestuurdersaansprakelijkheid hoort geen klachtplicht |
Trefwoorden | bestuurdersaansprakelijkheid, klachtplicht |
Auteurs | Prof. mr. J.B. Huizink |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wetenschap |
Het trustkantoor als bestuurder en ‘omgaan’ in het bestuurdersaansprakelijkheidsrecht (HR 30 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:470) |
Trefwoorden | bestuurdersaansprakelijkheid, taakverdeling, stelplicht, collegialiteitsbeginsel, bewaarnemingsrol |
Auteurs | Mr. dr. W.A. Westenbroek |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage vervolgt de auteur zijn kritiek op de rechtspraak van de Hoge Raad over het bestuurdersaansprakelijkheidsrecht, nu naar aanleiding van een recent arrest waarin een trustbestuurder door derden werd aangesproken. De auteur constateert dat te veel gewicht is toegekend aan de taakverdeling binnen het bestuur en dat de stelplicht die bij externe bestuurdersaansprakelijkheid zou moeten gelden, is miskend. Daarnaast laat de auteur zien dat bij de beoordeling van externe aansprakelijkheid van bestuurders van buitenlandse rechtspersonen tevens dient te worden gekeken naar de wettelijke normen die volgens het recht van die buitenlandse rechtspersonen op bestuurders rusten. |
Wetenschap en praktijk |
Wettelijke bedenktijd en beschermingsconstructies, de wereld op zijn kop! |
Trefwoorden | wettelijke bedenktijd, beschermingsmaatregelen, responstijd, beursvennootschap, Aandeelhoudersrichtlijn |
Auteurs | Prof. mr. W.J. Oostwouder en Mr. R.P. Schrooten |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het regeerakkoord van het huidige kabinet bevat het voornemen om ten aanzien van Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen een wettelijke ‘bedenktijd’ in te voeren. Een beursgenoteerde vennootschap die op de algemene vergadering wordt geconfronteerd met voorstellen voor een fundamentele strategiewijziging zou een bedenktijd van maximaal 250 dagen moeten kunnen inroepen. Deze bijdrage formuleert een antwoord op de volgende twee vragen ten aanzien van de voorgenomen bedenktijd: |
Wetenschap en praktijk |
Grensoverschrijdende omzettingenPolbud in perspectief |
Trefwoorden | Polbud, vrijheid van vestiging, grensoverschrijdende omzetting, zetelverplaatsing, vestigingsvrijheid |
Auteurs | Mr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel gaat de auteur in op het Polbud-arrest van 25 oktober 2017 over een verplaatsing van de statutaire zetel, waarin het HvJ EU een nadere invulling geeft aan de mogelijkheid van een grensoverschrijdende omzetting op basis van de vrijheid van vestiging van art. 49 en 54 VWEU. Dit artikel bevat een analyse over de betekenis van het Polbud-arrest, mede in het perspectief van het geldende recht met betrekking tot grensoverschrijdende omzettingen. |
Wetenschap en praktijk |
Overeenkomst en faillissementRien ne va plus? |
Trefwoorden | faillissement, overeenkomst, verifieerbare vorderingen |
Auteurs | Mr. dr. F. Damsteegt-Molier |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest Credit Suisse/Jongepier q.q. gaat (onder meer) over de vraag hoe moet worden omgegaan met vorderingen die na de datum van het faillissement uit hoofde van een lopende overeenkomst ontstaan. In dit artikel wordt stilgestaan bij de achtergrond van het arrest en wordt bezien wat nu de stand van zaken is op het gebied van de overeenkomst in faillissement. Ook worden de praktische gevolgen van de beslissing van de Hoge Raad belicht. Geconcludeerd wordt dat het arrest een bevestiging is van eerdere rechtspraak op dit punt en dat daarmee de vraag rest of een wetswijziging noodzakelijk is. |