Het pandrecht in het kader van een financiëlezekerheidsovereenkomst (fzo-pandrecht) is nog een vrij onbekende rechtsfiguur. Onterecht, want het fzo-pandrecht kan in de praktijk een andere uitwerking hebben dan ‘reguliere’ pandrechten en daarmee voordelen meebrengen voor marktpartijen. In dit artikel wordt onderzocht of fzo-pandrechten gebruikt kunnen worden in de huidige verpandingspraktijk, waar vooralsnog een openbaar pandrecht wordt bedongen op het girale saldo van een bankrekening. Belangrijk aspect van deze praktijk is dat de pandgever in zijn hoedanigheid van rekeninghouder over de rekening wil blijven beschikken. Dit levert problemen op met het zogenaamde ‘controlevereiste’. |
Onderneming en Financiering
Meer op het gebied van Ondernemingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Voorwoord |
Praktijk |
Het fzo-pandrecht op giraal saldo: een alternatief voor de huidige verpandingspraktijk |
Trefwoorden | fzo-pandrecht, financiëlezekerheidsovereenkomst, pandrecht, giraal saldo, controlevereiste |
Auteurs | Mr. S. Swinkels |
SamenvattingAuteursinformatie |
Praktijk |
Een verkenning van het fenomeen ‘reliance’ verstrekken in de overname- en financieringspraktijk |
Trefwoorden | reliance letter, due diligence-rapport, zorgplicht |
Auteurs | Mr. K.J. Koops en Mr. H.K. Schrama |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteurs duiden in dit artikel de situatie waarin een advocaat een derde door middel van een ‘reliance letter’ laat afgaan op zijn due diligence-rapport. Zij gaan daarbij in op de vraag of in die situatie een zorgplicht van de advocaat tegenover de derde ontstaat en wat de omvang van die zorgplicht is. De auteurs zien goede redenen om aan te nemen dat de advocaat en de derde op basis van de reliance letter een overeenkomst aangaan, maar achten onaannemelijk dat een (eigen) zorgplicht van de advocaat tegenover de derde ontstaat. |
Praktijk |
Uitzendkrachten inhuren: wanneer wordt goedkoop duurkoop? |
Trefwoorden | inlenersaansprakelijkheid, art. 34 Invorderingswet 1990, G-rekening, verklaring omtrent het betalingsgedrag, verjaring |
Auteurs | Mr. N.J. Schutte |
SamenvattingAuteursinformatie |
De inlenersaansprakelijkheid van art. 34 van de Invorderingswet 1990 is een vrijwel zuivere risicoaansprakelijkheid. Deze wordt ingeroepen als een uitlener van personeel loonbelasting of premies onbetaald laat. Het is voor de inlener lastig en administratief bewerkelijk om afdoende maatregelen te nemen tegen een dergelijke aansprakelijkstelling. Verjaring van het recht tot aansprakelijkstelling vindt maar zelden plaats en ook de disculpatieregeling werkt slechts in uitzonderingsgevallen. Alleen de storting van de loonbelasting- en premiecomponent door de inlener op een geblokkeerde rekening van de uitlener is afdoende. Dit artikel gaat in kort bestek op de meeste problemen in waar de inlener mee te maken kan krijgen. |
Casus |
Vennootschappelijke medezeggenschapsrechten in een grensoverschrijdende inbound fusieHet toepassingsbereik van art. 2:333k lid 3 onder c BW |
Trefwoorden | art. 2:333k BW, art. 16 Tiende Richtlijn, grensoverschrijdende fusie, inbound, medezeggenschapsregime |
Auteurs | R.L. Pouwer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 1 juli 2015 is art. 2:333k BW gewijzigd. Sinds deze wijziging lijkt krachtens de letterlijke bewoording van art. 2:333k lid 3 onder c BW bij elke grensoverschrijdende inbound fusie het regime van dit artikel te moeten worden toegepast. Ook wanneer bij geen van de fuserende vennootschappen voorafgaand aan de fusie vennootschappelijke medezeggenschap bestaat. In dit artikel zet de auteur op basis van bronnenonderzoek uiteen waarom zij het regime in de hiervoor beschreven situatie niet toepasselijk acht. |