Met ingang van 1 januari 2020 is de tweede EU-richtlijn tegen belastingontwijking, ATAD 2, in afdeling 2.2A van de Nederlandse vennootschapsbelasting geïmplementeerd. ATAD 2 bestrijdt fiscale voordelen – in de vorm van een aftrek zonder heffing dan wel een dubbele aftrek (hybride mismatches) – die ontstaan in grensoverschrijdende situaties omdat de belastingstelsels van landen niet op elkaar aansluiten. In de bijdrage worden de vanuit Nederlands perspectief meest in het oog lopende hybride mismatches besproken (waaronder de cv/bv-structuur en het gebruik van de Amerikaanse check-the-box-regeling). Tevens wordt ingegaan op de wijze waarop de mismatches worden bestreden. Voorts is er aandacht voor de documentatieverplichting die is ingevoerd om de maatregelen tegen hybride mismatches effectief te kunnen toepassen. Ten slotte is een aantal kanttekeningen geplaatst bij de wijze waarop de Nederlandse wetgever ATAD 2 heeft geïmplementeerd. |
Onderneming en Financiering
Meer op het gebied van Ondernemingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Conflictmineralen en de Europese 3TG-verordening: duurzaamheid met een vleugje extraterritoriale werking |
Trefwoorden | ondernemingsrecht |
Auteurs | Mr. C. de Groot |
Auteursinformatie |
Wetenschap |
Bestrijding van hybride mismatches in de Nederlandse vennootschapsbelasting |
Trefwoorden | fiscale kwalificatieverschillen, ATAD 2, cv/bv-structuur, ‘check the box’-regeling, Internationale belastingontwijking |
Auteurs | Prof. dr. J.N. Bouwman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wetenschap |
De Wet opheffing verpandingsverbodenEen kritische bespreking van de nieuwe regeling van art. 3:83 lid 3 en 4, 3:94 lid 5 en 3:239 lid 5 BW, alsmede van het overgangsrecht |
Trefwoorden | cessie- en verpandingsverboden, Overdraagbaarheid, Nietigheid, Vormvoorschrift, goederenrecht |
Auteurs | Mr. dr. M.H.E. Rongen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt aandacht geschonken aan het wetsvoorstel ‘Wet opheffing verpandingsverboden’. Na inwerkingtreding van de wet kunnen de overdraagbaarheid en verpandbaarheid van een geldvordering op naam die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf niet meer door een beding tussen schuldenaar en schuldeiser worden uitgesloten of beperkt. De Wet opheffing verpandingsverboden beoogt de kredietmogelijkheden van het bedrijfsleven te vergroten door zeker te stellen dat bedrijfsmatig verkregen geldvorderingen als onderpand voor financieringen kunnen worden ingezet. De nieuwe regeling, de daarin opgenomen uitzonderingen en het overgangsrecht worden kritisch besproken. |
Wetenschap en praktijk |
Selectieve betalingen in het zicht van (mogelijke) insolventie – ruim baan voor de bestuurder? |
Trefwoorden | Ontvanger/Roelofsen, faillissement, bestuurdersaansprakelijkheid, Ingwersen q.q./Kromme Leek c.s., verhaalsfrustratie |
Auteurs | Mr. L.M. Linskens en Mr. S.C.M. van Thiel |
SamenvattingAuteursinformatie |
Een bestuurder van een bv of nv wordt in tijden van financiële krapte veel vrijheid gegund om zelf te bepalen welke schuldeisers hij wel en welke hij (nog) niet voldoet. Deze vrijheid wordt slechts begrensd door de wet (pauliana) en door de jurisprudentie omtrent selectieve betalingen. Op grond van die jurisprudentie is een bestuurder die in een situatie waarin er blijvend meer schulden dan middelen zijn gelieerde crediteuren boven andere crediteuren behandelt, in beginsel persoonlijk aansprakelijk jegens die andere crediteuren. In de literatuur is bepleit dat deze ‘in beginsel’-regel zou moeten gelden voor alle betalingen die een bestuurder verricht nadat het faillissement van de vennootschap onvermijdelijk is geworden. Uit het arrest Ingwersen q.q./Kromme Leek c.s., dat eerder dit jaar werd gewezen, volgt dat de Hoge Raad hier echter geen aanleiding voor zag. In deze bijdrage staat de vraag centraal of dit betekent dat de Hoge Raad de bestuurder zelfs in een dergelijke situatie nog ruim baan geeft om zijn eigen keuzes te maken. Aan het einde wordt bezien hoe de lagere jurisprudentie tot nu toe hierop heeft gereageerd. |
Wetenschap en praktijk |
Leveranciers van elektriciteit en warmte in financiële moeilijkheden: een verkenning van de wettelijke regelingen |
Trefwoorden | energie, warmtewet, banken, noodsituatie, faillissement |
Auteurs | Mr. drs. P. van Asperen en Prof. mr. H. Koster |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel onderzoeken de auteurs de regelingen uit de Elektriciteitswet 1998 en de Warmtewet die gericht zijn op het voorkomen van financiële problemen dan wel de toezichthouder de mogelijkheid geven in te grijpen als dat nodig is. Deze regelingen zijn bedoeld ter bescherming van afnemers tegen die situaties waarbij een leverancier van elektriciteit of warmte in de financiële problemen komt. Zij vergelijken deze regelingen met de regelingen uit de Wet op het financieel toezicht of Europese regelgeving gericht op het voorkomen van financiële problemen bij banken. De auteurs kiezen voor deze vergelijking met banken omdat deze ondernemingen, net als bij elektriciteit en warmte, een maatschappelijke functie kunnen vervullen. De vraag die zij stellen, is of de regelingen voor banken een inspiratiebron kunnen zijn voor het waarborgen van de belangen van de afnemers van elektriciteit en warmte. |