De toetreding van het Koninkrijk der Nederlanden tot het VN-verdrag Handicap zal leiden tot nieuwe rechtsontwikkelingen op het gebied van bescherming van de rechten van personen met een handicap. Een belangrijke rol zal daarbij zijn weggelegd voor de rechter, die immers over de toepassing en interpretatie van het Verdrag zal gaan oordelen in concrete gevallen. De rechter zal daarbij rekening moeten houden met de regels die gelden voor de toepassing van internationaal recht. Dit artikel handelt over de wijzen waarop de rechter het Verdrag kan toepassen en op die manier kan laten doorwerken in de Nederlandse rechtsorde. Het gaat in op de Nederlandse regels voor rechtstreekse, indirecte en horizontale toepassing. Daarbij wordt aandacht besteed aan de uitspraak van 10 oktober 2014 van de Hoge Raad, waarin een hele nieuwe maatstaf voor rechtstreekse toepassing van internationaal recht werd aangelegd. Daarnaast komen de rol en de invloed van Europese rechtspraak van het EHRM en van het HvJ EU en van uitspraken van internationale verdragscomités aan de orde. Het artikel verschaft praktijkjuristen daarmee hopelijk extra argumenten om bij te dragen aan een wezenlijke bescherming van de rechten en waardigheid van personen met een handicap. |
Handicap & Recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Ratificatie van het VN-verdrag: een jaar verder |
Auteurs | Mr. D.C. Houtzager |
Auteursinformatie |
Artikel |
‘Een verdrag met potentieel vérstrekkende gevolgen’De toepassing van het VN-verdrag Handicap door de Nederlandse rechter |
Auteurs | Mr. G.J.W. Pulles |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Burgers op zoek naar rechtsbescherming in het sociaal domein |
Auteurs | Prof. mr. dr. A.T. Marseille en Mr. dr. M.F. Vermaat |
Auteursinformatie |
Artikel |
Drempels voor een rolstoel in de busOnderzoek naar de toegankelijkheid van het openbaar busvervoer |
Trefwoorden | openbaar vervoer, toegankelijkheid, rolstoel, College voor de Rechten van de Mens, reizen met een beperking, VN-verdrag Handicap, Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) |
Auteurs | J.L. Hoegen Dijkhof MSc |
SamenvattingAuteursinformatie |
Kunnen mensen in een rolstoel mee met bussen in het openbaar vervoer? Die vraag liet het College voor de Rechten van de Mens onderzoeken. Voor het onderzoek werden concessievoorwaarden van OV-autoriteiten bekeken, voerden rolstoelgebruikers meer dan 400 anonieme testritten door heel Nederland uit en werd gesproken met busvervoerbedrijven over toegankelijkheid. Uit het onderzoek komt een aantal knelpunten naar voren die erop duiden dat het Nederlands openbaar busvervoer nog niet optimaal toegankelijk is voor mensen met een rolstoel. Zo lopen reizigers met een rolstoel het risico om niet te worden meegenomen met de bus. Vaak is het probleem dat de automatische rolstoelplank niet werkt. Ook de assistentie die de buschauffeurs leveren, is volgens rolstoelgebruikers nog niet geheel naar behoren. Chauffeurs lijken niet altijd goed op de hoogte te zijn van de regels en procedures ten aanzien van reizigers met een beperking. Verder ervaren vervoersbedrijven spanning in het op tijd rijden en het aanbieden van toegankelijk busvervoer. Anderzijds rapporteren rolstoelgebruikers ook veel positieve ervaringen met het openbaar busvervoer. In reactie op het onderzoek roept het College concessieverleners en vervoerbedrijven op om aandacht te besteden aan de waargenomen knelpunten. |
Jurisprudentie |
Meer duidelijkheid over het begrip ‘handicap’Daouidi t. Bootes Plus SL e.a., HvJ EU 1 december 2016, C-395/15 |
Trefwoorden | begrip handicap, omkeerbare aandoening, sociale model van handicap, Europees recht, Richtlijn 2000/78 |
Auteurs | Mr. D.C. Houtzager |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het begrip ‘handicap’ is lang niet altijd eenduidig. In het arrest Daouidi t. Bootes Plus SL e.a. van december 2016 geeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (‘het Hof’) aanwijzingen over de vraag wanneer van een handicap sprake is. Lange tijd gold de uitspraak Chacón Navas uit 2006 als richtinggevend voor de uitleg van het begrip. Toen bepaalde het Hof dat een ziekte niet gelijk gesteld kon worden aan een handicap en dat ontslag wegens een ziekte niet dezelfde bescherming genoot als ontslag wegens een handicap. Na de toetreding van de Europese Unie tot het VN-verdrag Handicap in 2010 heeft het Hof zijn omschrijving van ‘handicap’ aangepast. In een reeks arresten hanteert het Hof het uitgangspunt dat van een handicap sprake is als er een langdurige aandoening bestaat, die in wisselwerking met drempels in de samenleving de betrokkene kan belemmeren om in de samenleving te participeren. In het arrest Daouidi geeft het Hof verdere duiding aan het element ‘langdurig’. Ook al gaat het om een omkeerbare aandoening, zoals een ontwrichte elleboog, dan kan de langdurigheid ervan toch tot een handicap leiden. Daarmee komt bescherming onder het gelijkebehandelingsrecht binnen bereik. |