Nederland heeft ca. 4 miljoen mantelzorgers, die ca. 75% van de zorg aan huis verlenen. De mantelzorger wordt wel gedefinieerd in zorgwetten, waardoor het begrip en hun inzet is ingebed in het bestuursrecht, maar zij kunnen daar geen enkel recht aan ontlenen. In het geval van falende zorg of bezuinigingen hebben mantelzorgers geen enkele rechtspositie, terwijl overbelasting een risico is. |
Handicap & Recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Pleidooien voor menselijkheid |
Auteurs | Mr. D.C. Houtzager |
Auteursinformatie |
Artikel |
Mantelzorg: vrijwillig maar niet vrijblijvendWaar staat de mantelzorger in het doolhof van de langdurige zorg? |
Trefwoorden | Mantelzorgovereenkomst, Vaststellingsovereenkomst artikel 7:900 BW, Natuurlijke verbintenis artikel 6:3 BW, Zorgaanbieder hulppersoon artikel 6:76 BW, Keukentafelgesprek |
Auteurs | Mr. S.E. Fortuin |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De rechtspositie van mensen met een verstandelijke beperking binnen de Wet zorg en dwang bezien vanuit artikel 12 van het VN-verdrag Handicap |
Trefwoorden | VN-verdrag Handicap, Wet zorg en dwang, Verstandelijke beperking, Zelfbeschikking, Beschermingsmaatregelen |
Auteurs | Mr. F. Schuthof |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2016 ratificeerde de Nederlandse overheid het VN-verdrag Handicap. Daarmee is het verplicht om bestaande nationale wetten te evalueren in het licht van dit verdrag. Tot op heden is weinig onderzoek gedaan naar de conformiteit van de Wet zorg en dwang (Wzd) met het VN-verdrag Handicap. Deze wet ziet toe op de rechten van mensen met een verstandelijke beperking in het geval van onvrijwillige zorg of onvrijwillige opname. Het doel van dit artikel is om de rechtspositie van deze groep krachtens de Wzd te bestuderen ten aanzien van artikel 12 van het VN-verdrag Handicap. De uitkomst van dit onderzoek laat zien dat de Wzd op verschillende manieren niet voldoet aan de normen van artikel 12. Zo wordt onder andere de handelingsbekwaamheid van mensen met een verstandelijke beperking niet altijd erkend en blijft ‘plaatsvervangende besluitvorming’ mogelijk. |
Artikel |
Eenzijdig overheidshandelenHet wordt tijd om overheidshandelen onder het bereik van de gelijkebehandelingswetten te brengen |
Trefwoorden | Eenzijdig overheidshandelen, Discriminatie en gelijke behandeling h/cz, College-oordelen, ‘EOH-doctrine’, WGBH/CZ (art. 2a en 5b lid 1), AWGB (art. 7) |
Auteurs | Mr. P.C. Vas Nunes |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het College voor de Rechten van de Mens (CRM) acht zich, op een enkele uitzondering na, niet bevoegd ‘eenzijdig overheidshandelen’ (EOH) te toetsen aan de gelijkebehandelingswetgeving (AWGB en WGBH/CZ). Dit terwijl deze ‘EOH-doctrine’ nergens met zoveel woorden in de wetgeving wordt omschreven en onderbouwd. |
Artikel |
VN-verdrag Handicap en Nederlandse rechtspraak: een nog wat ‘onbeholpen’ relatie |
Trefwoorden | VN-verdrag Handicap, rechtspraak, belangenafweging, implementatie, rechtstreekse werking |
Auteurs | J.S. Ogier LL.B. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Na de ratificatie van het VN-verdrag Handicap is het nu tijd voor implementatie en interpretatie; ook rechters kunnen nu toetsen aan het verdrag. De afgelopen jaren is het verdrag echter maar een handjevol keren aangevoerd in een rechtszaak. In dit overzicht van rechtspraak tussen 2020 en september 2022 een korte samenvatting en analyse van de verschillende zaken. |
Jurisprudentie |
Verhuizing en Wmo-voorzieningen: pas de wet soepeler toeRechtbank Gelderland 22 juli 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:3840) |
Trefwoorden | Woonplaatsbeginsel, Wmo 2015, VN-verdrag Handicap, ingezetenschap |
Auteurs | Mr. L. Veenman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Verzoekster is voornemens te verhuizen van gemeente A naar gemeente B, maar dreigt daarbij tussen wal en schip te vallen. Zo ontvangt verzoekster maatschappelijke ondersteuning vanuit de Wmo 2015 en kan zij pas verhuizen als de nieuwe woonruimte is aangepast aan haar medische situatie. De toekomstige gemeente is niet welwillend om met verzoekster mee te denken en stelt dat zij pas een Wmo-melding kan doen nadat zij is verhuisd en zich heeft ingeschreven in de gemeente. Hiermee riskeert verzoekster echter haar huidige Wmo-voorzieningen kwijt te raken en bovendien kan zij pas verhuizen als de noodzakelijke woningaanpassingen zijn doorgevoerd. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van verzoekster en oordeelt dat verzoekster een Wmo-melding heeft kunnen doen bij de toekomstige gemeente ondanks dat zij nog geen ingezetene is van deze gemeente. De gemeente dient de Wmo-melding in behandeling te nemen en het onderzoek voort te zetten. |