In deze editie van het tijdschrift wordt aandacht besteed aan een aantal betekenisvolle ontwikkelingen rondom de combinatie cyber en strafrecht. Overheid en IT blijken vooralsnog geen gelukkige combinatie. Ondanks de verruimde wettelijke bevoegdheden en het extra budget die de handhaver in het kader van de Wet computercriminaliteit III worden toebedeeld, zal het in deze globale en snel digitaliserende economie lastig blijken cybercriminaliteit te beteugelen door middel van het conventionele strafrecht. |
Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving
Meer op het gebied van Strafrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Opmars en beteugeling van cybercrime |
Trefwoorden | Wet computercriminaliteit, Cybercrime, Cybersecurity, Datalek, Hack |
Auteurs | Mr. G.M. Verhage |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Het decryptiebevel aan de verdachte in het economisch strafrecht |
Trefwoorden | decryptiebevel, Economisch strafrecht, WED, Bevel tot uitlevering, verdachte |
Auteurs | Mr. dr. E. Gritter |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt ingegaan op de mogelijkheden die de WED biedt om onder dwang een decryptiebevel aan de verdachte te richten. Na onderzoek van de wettelijke grondslag wordt ingegaan op de grenzen die het nemo tenetur-beginsel stelt aan het kunnen effectueren van dit bevel. |
Artikel |
De bevoegdheid van de politie om computers binnen te treden: tijd voor een grondrecht op de bescherming van informatie-technische systemen? |
Trefwoorden | hackbevoegdheid politie, botnets, nieuw grondrecht, integriteit communicatieapparaten, Computercriminaliteit III |
Auteurs | Dr. B. van der Sloot |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het wetsvoorstel computercriminaliteit III is bijna aangenomen en legt een aantal nieuwe bevoegdheden voor de politie neer, waaronder de mogelijkheid om computers van burgers binnen te treden. Niet alleen kan de politie zodoende onderzoek doen, ook mag zij gegevens kopiëren en aanpassingen doen aan de computer, bijvoorbeeld om bepaalde malware te verwijderen. Commentatoren hebben erop gewezen dat dit een zware inmenging is in de privésfeer van burgers. Het zou dan ook tijd zijn voor een nieuw grondrecht op de integriteit van digitale gegevensdragers. Dit artikel bespreekt de nieuwe bevoegdheid van de politie en de introductie van een mogelijk nieuw grondrecht. |
Artikel |
Het gebruik van Big Data voor opsporingsdoeleinden: tussen Strafvordering en Wet politiegegevens |
Trefwoorden | Big Data, opsporing, privacy, wet politiegegevens, modernisering strafvordering |
Auteurs | Mr. dr. B. W. Schermer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het gebruik van grote hoeveelheden gegevens (Big Data) levert een steeds grotere bijdrage aan het succes van de opsporing. De toepassing van Big Data brengt echter ook (privacy)risico’s met zich mee. Door de gebrekkige samenhang tussen het Wetboek van Strafvordering en de Wet politiegegevens is het gebruik van Big Data momenteel niet goed gereguleerd. In dit artikel worden de belangrijkste risico’s voor de rechtsbescherming bij het gebruik van Big Data voor opsporingsdoeleinden besproken en wordt bekeken in hoeverre het huidige en toekomstige strafvorderlijke kader deze risico’s kan adresseren. |
Artikel |
Nieuwe witwastypologieën in de strijd tegen witwassen met virtuele betaalmiddelen |
Trefwoorden | Bitcoin, Witwassen, Facilitator, Strafrecht, Cryptocurrency |
Auteurs | Mr. S. Visser |
SamenvattingAuteursinformatie |
Bitcoin is mede vanwege zijn anonieme karakter een populair betaalmiddel van criminelen geworden. In opsporingsonderzoeken van de FIOD en de politie komen de aan bitcoin gerelateerde fenomenen ‘de bitcoinhandelaar’ en ‘de bitcoinmixer’ in relatie met witwassen voor. Deze fenomenen worden uitgelegd in dit artikel. Het artikel eindigt met de drie nieuwe, door de FIU gevalideerde witwastypologieën over de aan- en verkoop van virtuele betaalmiddelen. |
Artikel |
Datamining in een veranderende wereld van opsporing en vervolging |
Trefwoorden | Strafprocesrecht, Strafrecht, Art. 3 Politiewet 2012, Datamining, Privacy |
Auteurs | Mr. dr. S. Brinkhoff |
SamenvattingAuteursinformatie |
Datamining wordt meer en meer als opsporingsmethode ingezet. Onderzocht wordt of de huidige wettelijke grondslagen, mede gelet op jurisprudentie van het EHRM, wel voldoen voor de inzet van deze methode. Een handvat wordt geboden voor een wettelijke regeling. |
Artikel |
Over de houdbaarheid van de parlementaire immuniteit voor (gemeentelijke) volksvertegenwoordigers |
Trefwoorden | Parlementaire immuniteit, Vrijheid van meningsuiting, Volksvertegenwoordigers, Vervolgingsrecht, Uitingsdelicten |
Auteurs | Mr. dr. drs. B. van der Vorm |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volksvertegenwoordigers die zich binnen een officiële vergadering beledigend uitlaten tegenover andere parlementariërs kunnen hiervoor niet worden vervolgd of civielrechtelijk worden aangesproken. Hetzelfde geldt voor andere delicten, zoals de schending van de geheimhoudingsplicht en het aanzetten tot haat. Het Openbaar Ministerie komt in dergelijke gevallen geen vervolgingsrecht toe. De voorzitter is bevoegd om sanctionerend op te treden. In het huidige regime lijkt de toegevoegde waarde van deze parlementaire immuniteit voor volksvertegenwoordigers achterhaald te zijn, vanwege een ruime uitleg van de vrijheid van meningsuiting voor politici. |
Artikel |
Cumulerende procedures en dubbele bestraffingDe invloed van Europa op het ne bis in idem-beginsel in Nederland |
Trefwoorden | ne bis in idem-beginsel, EVRM, Europese Unie, dubbele bestraffing, criminal charge |
Auteurs | Mr. A.C.M. Klaasse en Mr. J.N. de Boer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het ne bis in idem-beginsel is geregeld in respectievelijk artikel 68 Sr en artikel 5:43 Awb. Ook in procedures die buiten het strafrecht of bestuurlijke boeterecht vallen, kan het Europese verbod op dubbele bestraffing doorwerken in Nederland. De Hoge Raad heeft erkend dat de algemene beginselen van een behoorlijke procesorde bescherming bieden in het kader van het ne bis in idem-beginsel. Bovendien is artikel 50 van het Handvest van de EU van toepassing indien EU-recht ten uitvoer wordt gelegd. Op deze wijze is jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU en het EHRM ook van belang voor Nederland. |
Diversen |
Codificatie van de lappendekenOnderzoek aan een in beslag genomen smartphone: het labyrint van de (toekomstige) wetgeving en jurisprudentie |
Trefwoorden | Smartphone, Modernisering Wetboek, Privacy, Straf(proces)recht, Opsporingsbevoegdheid |
Auteurs | Mr. N. van der Voort |
SamenvattingAuteursinformatie |
Mensen communiceren in de huidige samenleving volop digitaal. Het is dan ook niet verrassend dat hét mechanisme om tot de kern van iemands privéleven te komen tegenwoordig wordt bereikt door het onderzoek aan de smartphone. Het wettelijke kader betreffende dit onderzoek staat al enige tijd ter discussie. Waar de Hoge Raad een (op het eerste gezicht onwerkbaar) kader voor de (opsporing)praktijk heeft getracht te scheppen, is de modernisering van het Wetboek (mede) op dit punt in volle gang. Het is tijd dat de wetgever de spreekwoordelijke handschoen oppakt en zorg draagt voor een evenwichtige balans tussen privacy en effectieve opsporing. |
Jurisprudentie |
De Wet Bibob: een Schiedamse coffeeshop met belastingperikelenNoot bij ABRvS 27 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2586 |
Trefwoorden | Wet Bibob, Bestuursstrafrecht, Belastingfraude, Integriteit, Bestuurlijk maatregelrecht |
Auteurs | Mr. dr. drs. B. van der Vorm |
SamenvattingAuteursinformatie |
De burgemeester van Schiedam heeft een vergunning ten behoeve van de exploitatie van een coffeeshop ingetrokken wegens een ernstig gevaar voor misbruik. Dit ernstige gevaar is gebaseerd op feiten die verband houden met belastingfraude. Volgens de Afdeling kan de burgemeester in redelijkheid de vergunning intrekken. |
Jurisprudentie |
‘Mag ik even in uw smartphone kijken?’De visie van de Hoge Raad gelet op het recht op privacy op grond van artikel 8 EVRM |
Trefwoorden | Smartphone, (Recht op) privacy, Verbaliseringsplicht, Doorzoeking, Toezicht |
Auteurs | Mr. T. Beekhuis |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad schetst in de ‘Smartphone-arresten’ een juridisch toetsingskader voor de vaststelling wanneer aan een smartphone een rechtmatig onderzoek kan plaatsvinden. Het zwaartepunt ligt volgens de Hoge Raad op de ‘hoeveelheid doorzochte gegevens’. Afhankelijk van de mate van volledigheid van het beeld dat daardoor wordt verkregen van het persoonlijk leven, stelt de Hoge Raad wie bevoegd is: een opsporingsambtenaar, een officier van justitie of een rechter-commissaris. In deze annotatie staat centraal op welke wijze het toezicht dient plaats te vinden en welke andere factoren een rol zouden moeten spelen bij de vaststelling van de inbreuk op het recht op privacy. |