Een arts kan op grond van artikel 2 lid 2 Wtl euthanasie toepassen bij een inmiddels wilsonbekwame patiënt op basis van een schriftelijke wilsverklaring. In deze bijdrage staat de regeling van de schriftelijke wilsverklaring centraal. Aan de hand van de ontstaansgeschiedenis van de regeling en de huidige stand van zaken met betrekking tot euthanasie op basis van een schriftelijke wilsverklaring, verdedigt de auteur het standpunt dat de huidige wettelijke modaliteit van regeling van de schriftelijke wilsverklaring niet houdbaar is. De bijdrage sluit af met de noodzaak tot wijziging van de regeling naar een adequate(re) modaliteit en een concreet voorstel daartoe. |
Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht
Meer op het gebied van Strafrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Voorwoord |
NTS 2021/55 |
Artikel |
De regeling van de schriftelijke wilsverklaring euthanasie in artikel 2 lid 2 Wtl |
Trefwoorden | euthanasie, schriftelijke wilsverklaring, gevorderde dementie, zorgvuldigheidseisen |
Auteurs | Mr. dr. L. (Liselotte) Postma |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Deelneming aan een criminele organisatie en ne bis in idemDe toepasselijkheid van het ne bis in idem-beginsel bij vervolging wegens deelneming aan een criminele organisatie na vervolging wegens een concreet misdrijf en vice versa |
Trefwoorden | ne bis in idem, deelneming aan een criminele organisatie, artikel 140 Sr, artikel 68 Sr, beginselen van een behoorlijke procesorde |
Auteurs | Mr. dr. F.C.W. (Fanny) de Graaf |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage wordt ingegaan op de toepassing van het ne bis in idem-beginsel in gevallen waarin de verdachte onder meer wordt verweten te hebben deelgenomen aan een criminele organisatie (art. 140 Sr). Daarbij wordt in het bijzonder aandacht besteed aan twee arresten van de Hoge Raad in zaken waarin het ging om een vervolging wegens deelneming aan een criminele organisatie ná een vervolging wegens een concreet – binnen die organisatie gepleegd – delict en vice versa. Er wordt ingegaan op de vraag op welke wijze kan worden getoetst of het ne bis in idem-beginsel in dergelijke gevallen aan een tweede vervolging in de weg staat, waarbij voornoemde arresten kritisch worden geanalyseerd. De bijzondere structuur van artikel 140 Sr speelt in dit verband een belangrijke rol. |
Artikel |
Een andere betekenis van het dossier J.A. Poch voor het Nederlandse strafrecht |
Trefwoorden | de zaak Poch, uitlevering en kleine rechtshulp, terugwerkende kracht en artikel 7 EVRM respectievelijk 15 IVBPR, vertrouwensbeginsel, verkapte uitlevering |
Auteurs | Prof. mr. dr. lic. A.J. (Ad) Machielse en Prof. mr. B.E.P. (Egbert) Myjer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage is een reactie op een eerdere publicatie in NTS van de hand van Rozemond en Van der Wilt. Machielse en Myjer schrijven dat Rozemond en Van der Wilt kennelijk geen oog hebben gehad voor de inhoud van de onderzoeksopdracht aan de Commissie Dossier J.A. Poch. De Nederlandse autoriteiten waren in de zaak Poch gebonden aan verdragen, wetgeving, rechtspraak en internationale omgangsvormen. Nederland heeft zich altijd voorstander getoond van internationale samenwerking op het gebied van opsporing en vervolging. Toen Argentinië aan Nederland verzocht rechtshulp te verlenen en inlichtingen te verschaffen nadat tegen Poch verdenking was gerezen van medeplegen van internationale misdrijven heeft Nederland aan dat verzoek gehoor gegeven. |
Naschrift |
Korte reactie op ‘Een andere betekenis van het dossier J.A. Poch’ |
Auteurs | Prof. mr. dr. H.G. (Harmen) van der Wilt en mr. dr. N. (Klaas) Rozemond |
Auteursinformatie |
Artikel |
Een generieke strafbaarstelling van nieuwe psychoactieve stoffen in de Opiumwet: einde van een wapenwedloop in zicht? |
Trefwoorden | lijst IA Opiumwet, nieuwe psychoactieve stoffen (NPS), generieke wetgeving, legaliteitsbeginsel |
Auteurs | Prof. mr. T. (Tom) Blom |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit artikel wordt onderzocht wat de effecten zijn van de invoering van een generieke strafbaarstelling van stofgroepen waarmee (nieuwe) psychoactieve middelen kunnen worden gemaakt. Deze generieke strafbaarstelling is een belangrijke wijziging in ons bestaande systeem van strafbaarstellingen en wordt verondersteld een belangrijk instrument te zijn om de georganiseerde misdaad te bestrijden. Belangrijker is echter dat hiermee ook een wetgevingsgat wordt gedicht dat was ontstaan door het oordeel van het Hof van Justitie van de Europese Unie dat de productie en handel in NPS’en niet langer mogen worden bestreden als overtreding van de Geneesmiddelenwet. De generieke strafbaarstelling is niet in strijd met het legaliteitsbeginsel, maar zorgt er wel voor dat ook stoffen die niet schadelijk zijn voor de volksgezondheid en mogelijk zelfs geen psychoactief effect hebben onder de Opiumwet komen te vallen. De vraag is hoe de rechtspraktijk in de toekomst met dergelijke verweren zal (moeten) omgaan. |
Artikel |
Enkele opmerkingen naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak van IS-propagandiste Yousra L: deelname aan een criminele organisatie en de interactie tussen het humanitair oorlogsrecht en het strafrecht. |
Trefwoorden | criminele organisatie, deelneming, humanitair oorlogsrecht, nexus |
Auteurs | Prof. mr. dr. M.C. (Marten) Zwanenburg en Mr. R.J. (Rogier) Bartels |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 29 juni 2021 veroordeelde de rechtbank Den Haag een Nederlandse vrouw, die vanuit Nederland op sociale media materiaal van IS had gedeeld en uit Syrië afkomstige video’s waarop schendingen van het humanitair oorlogsrecht te zien waren had becommentarieerd, voor onder meer deelname aan een criminele organisatie en het oorlogsmisdrijf van aanranding van de persoonlijke waardigheid. Dit artikel gaat in op de voornoemde aspecten van de uitspraak en bespreekt de interactie tussen het humanitair oorlogsrecht en het strafrecht, specifiek ten aanzien van het geografische, temporele en persoonlijke toepassingsbereik van het humanitair oorlogsrecht. |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/63HR 13 juli 2021, 20/02236, ECLI:NL:HR:2021:1090 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/64HR 13 juli 2021, 20/02158, ECLI:NL:HR:2021:1091 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/65HR 13 juli 2021, 20/02483, ECLI:NL:HR:2021:1136 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/66HR 13 juli 2021, 20/02540, ECLI:NL:HR:2021:1125 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/67 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/68HR 6 juli 2021, 20/03005, ECLI:NL:HR:2021:1036 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/69HR 22 juni 2021, 19/04184, ECLI:NL:HR:2021:934 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/70HR 22 juni 2021, 20/00257, ECLI:NL:HR:2021:947 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/71 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/72HR 15 juni 2021, 20/01170, ECLI:NL:HR:2021:931 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2021/73HR 15 juni 2021, 19/05434, ECLI:NL:HR:2021:924 |