|
StAB
Meer op het gebied van Bestuursrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
Luchtkwaliteit: van probleem naar onderdeel van het omgevingsrecht |
Auteurs | Daniëlle Roelands-Fransen |
Samenvatting |
Het in de Crisis- en herstelwet opgenomen verbod voor lagere bestuursorganen om beroep in te stellen tegen niet tot hen gerichte besluiten is niet in strijd met (o.a.) EVRM, Europees Handvest en Aarhus |
Ter invulling van het begrip geluidshinder in de APV dient een normering te worden gekozen die bruikbaar is en recht doet aan de omstandigheden van het geval. Gelet hierop prevaleert het normeringskader van de Handreiking boven dat van het Activiteitenbesluit |
Lijsten met namen van bedrijven waar de veiligheidsrisico’s het grootst zijn, moeten als milieuinformatie worden aangemerkt; openbaarmaking mag niet worden geweigerd |
Alleen bij wettelijk voorschrift kan worden bepaald met welke dodingsmiddelen in afwijking van de Vogelrichtlijn vogels mogen worden gedood. De nijlgans wordt niet beschermd door de Vogelrichtlijn en mag worden vergast |
Door het tussentijds in werking treden van de Wabo dient een ongewoon voorval te worden gemeld aan een ander bestuursorgaan dan dat daarvoor in de vergunning is aangewezen |
Jurisprudentie |
ABRvS 18 januari 2012, nr. 201012793/1/H4 (GS Noord-Holland) (LJN: BV1162) |
Auteurs | Marieke Kaajan |
Samenvatting |
Uitrijden van mest in een Natura 2000-gebied is vergunningplichtig. Er is geen sprake van bestaand gebruik |
Met het voorschrijven van een ontgeuringsinstallatie zou de grondslag van de aanvraag worden verlaten |
Vergunningplicht krachtens de Nbw 1998 voor uitzaaien van geïmporteerde schelpdieren in Natura 2000-gebied is geen verboden handelsbelemmerende maatregel ingevolge het Unierecht |
Het opleggen van een maatwerkvoorschrift met hogere geluidsnormen is niet in overeenstemming met de best beschikbare technieken (bbt), omdat de kosten van gevelisolatie de toepassing van bbt niet te boven gaan |
Jurisprudentie |
ABRvS 8 februari 2012, nr. 201109027/1/A4 (Staatssecretaris I en M) (LJN: BV3249) |
Auteurs | Tjeerd van der Meulen |
Samenvatting |
Nu niet vaststaat dat de MER-beoordeling uit 2005 nog actueel is, kan deze beoordeling niet aan een besluit in 2010 ten grondslag worden gelegd |
Mogelijkheid tot indienen beroepsgronden n verstrijken beroepstermijn wordt begrensd door de goede procesorde |
Bij de beantwoording van de vraag of een object als geluidgevoelig moet worden aangemerkt, is niet de juridisch-planologische status maar het feitelijk gebruik doorslaggevend. De woon- en werkruimte is in beginsel een geluidgevoelig object, maar krijgt geen bescherming omdat het tot de sfeer van de inrichting behoort |
Jurisprudentie |
ABRvS 21 maart 2012, nr. 201100548/1/R2 en 201100550/1/R2 (minister EZ, landbouw en Innovatie) (LJN: BV9525) |
Auteurs | Marieke Kaajan |
Samenvatting |
Een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet (Nbw) is in beginsel niet overdraagbaar nu deze wet niet in deze mogelijkheid voorziet. Dit neemt niet weg dat op andere wijze de Nbw-vergunning feitelijk op een ander kan overgaan |
Jurisprudentie |
ARRvS 28 maart 2012, nr. 201003118/1/A4 (Gedeputeerde Staten Utrecht) (LJN: BW0169) |
Auteurs | Marieke Kaajan |
Samenvatting |
Nbw-vergunning hoeft niet te worden geweigerd omdat de achtergronddepositie voor ammoniak hoger is dan de kritische depositiewaarde |
Verordening van toepassing op wijzigingsplan dat is aangevraagd voor inwerkingtreding verordening |
Gelet op economische crisis is ten onrechte uitgegaan van behoefte aan kantoorlocatie |
Veranda is bijgebouw en een bijbehorend bouwwerk in een achtererfgebied in de zin van artikel 1 van bijlage II bij het Bor |
Een paardenstal is geen geurgevoelig object, omdat geen sprake is van permanent gebruik voor menselijk verblijf |
Relativiteitsbeginsel. Bond Heemschut kan zich beroepen op het belang van het voorkomen van woonbebouwing |
Hoogspanningslijn en gezondheidsrisico’s voor personen jonger dan 15 jaar. Vaststelling van wat als langdurig verblijf kan worden beschouwd |
De Chw is niet van toepassing op uitwerkingsplan |
Gebruiksverbod uit bouwverordening blijft van toepassing op uitbreidingsplannen. Toepasselijk recht ingevolge Invoeringswet Wabo inzake vragen of van een overtreding dan wel zicht op legalisatie sprake is |
Weigering bouwvergunningen voor uitbreiding intensieve veehouderij, provinciale verordening, Reconstructiewet, gewijzigd gemeentelijk beleid |
Leefklimaat van bungalowpark naast evenemententerrein is onvoldoende gewaarborgd. Geluid als gevolg van evenementen kan niet alleen door APV worden geregeld, maar moet bij de opstelling van een plan in de belangenafweging te worden betrokken |
Jurisprudentie |
ABRvS 29 februari 2012, nr. 201002769/1/R1 (Gorinchem/bestemmingsplan ‘Hoog Dalem’ en het gelijknamige exploitatieplan) (LJN: BV7289) |
Auteurs | Tonny Nijmeijer |
Samenvatting |
Bestemmingsplan en exploitatieplan. Bestemmingsplan onzorgvuldig voorbereid. Geurcontour gebaseerd op ondeugdelijke geurverordening. Projectontwikkelaar geen belanghebbende bij exploitatieplan. Toerekenbaarheid en evenredigheid exploitatiekosten. Plankostenscan. Planonderdeel. Procedurele samenhang bestemmingsplan en exploitatieplan. |
Realisering EHS vanwege bezuinigingen niet meer financieel uitvoerbaar |
Relativiteitsbeginsel en molenbiotoop |
Verschil WRO/Wro inzake publicatie van de terinzagelegging van gewijzigd plan. Actualisering verouderde bestemmingsplannen |
Invloed van toekomstige herijking rijksbeleid inzake EHS |
Uitgebreide voorbereidingsprocedure heeft voorrang bij onlosmakelijk met elkaar verbonden activiteiten |
Overgangsrecht Wabo. Burgemeester en wethouders niet bevoegd tot intrekken bouwvergunning |
Ontvankelijkheid. Geen zienswijze mogelijk tegen het deel van het ontwerpbestemmingsplan dat zijn grondslag vindt in een omgevingsvergunning die in rechte onaantastbaar is |
Ontvankelijkheid. Wel zienswijze mogelijk bij een ontwerpbestemmingsplan dat zijn grondslag vindt in projectbesluiten die nog niet onherroepelijk zijn. Woningen op bedrijventerrein |
Toepassing artikel 4, aanhef en onder 1, aanhef en onder a van Bijlage II van het Bor ziet op de mogelijkheid bijbehorende bouwwerken te vergunnen en niet het strijdig gebruik van de gronden |
Jurisprudentie |
ABRvS 29 februari 2012, nr. 201104750/1/A2 (Tilburg) (LJN: BV7254) |
Auteurs | Berthy van den Broek |
Samenvatting |
De vraag of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1 lid 2 Wro tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval, waarbij onder meer van belang is of de planologische ontwikkeling als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden beschouwd waarmee de benadeelde rekening had kunnen houden in die zin dat die ontwikkeling in de lijn der verwachtingen lag, ook al bestond geen concreet zicht op de omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkeling zich zou voordoen |
Omdat de aanvraag in de periode tussen 1 juli 2008 en 1 september 2010 is ingediend en het nieuwe bestemmingsplan vóór 1 september 2005 in werking is getreden, maar na die datum onherroepelijk is geworden, brengt artikel 9.1.18 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening met zich dat afdeling 6.1 van de Wro, met uitzondering van artikel 6.2 lid 2 Wro, op de aanvraag van toepassing is |
Op basis van de Wro, zoals uit de tekst van die wet volgt, mogen zowel in het oude als het nieuwe planologische regime opgenomen binnenplanse vrijstellingen niet bij de planvergelijking worden betrokken, indien deze binnenplanse vrijstellingen niet zijn verwezenlijkt |
De rechtbank overweegt dat in zijn algemeenheid een planschaderisicoanalyse van meer globale aard is dan de beoordeling van een verzoek om tegemoetkoming in planschade |