In 1996 is er in opdracht van het Ministerie van VWS en het Ministerie van OCW een commissie ingesteld bestaande uit vijf horende en twee dove leden met als opdracht de regering te adviseren over de beste manieren om de Nederlandse Gebarentaal (NGT) officieel te erkennen. Ondanks alle inspanningen heeft het ruim dertig jaar geduurd voordat NGT eindelijk wettelijk erkend werd op 13 oktober 2020. |
Handicap & Recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
VN-verdrag: vijf jaar na ratificatieWat zijn de opbrengsten van vijf jaar ratificatie van het VN-verdrag Handicap in Nederland? |
Auteurs | Mr. D.C. Houtzager |
Auteursinformatie |
Artikel |
De weg naar de erkenning van de Nederlandse Gebarentaal (NGT)Wanneer, hoe en waarom zijn we begonnen met te vragen om erkenning van NGT? |
Trefwoorden | doof, NGT, Nederlandse Gebarentaal, erkenning, dovengemeenschap |
Auteurs | R. Cokart en T. Schermer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Euthanasie bij mensen met dementie volgens het supported decision-making regime van artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap |
Trefwoorden | euthanasie, dementie, handicap, wilsonbekwaamheid, zelfbeschikking |
Auteurs | Mr. dr. N. Rozemond |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 21 april 2020 wees de Hoge Raad twee arresten over euthanasie bij dementie in de spraakmakende Koffie-zaak. De belangrijkste rechtsbronnen van de Hoge Raad waren de tekst en de parlementaire geschiedenis van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding uit 2002. De Hoge Raad heeft het Internationale Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap uit 2006 niet als rechtsbron gebruikt. Op grond van dat verdrag moet de handelingsbekwaamheid van personen met een handicap worden erkend en mag de wilsonbekwaamheid van deze personen niet worden gebruikt om hun zelfbeschikkingsrecht te beperken. Uit het commentaar van het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap op artikel 12 van het verdrag blijkt dat deze personen zo veel mogelijk moeten worden ondersteund bij het nemen van eigen beslissingen over alle aspecten van hun leven, wat in de Koffie-zaak niet is gebeurd. |
Artikel |
En nu mét mensen met een beperkingDe Participatiewet en het ‘VN-verdrag Handicap’ in de praktijk |
Trefwoorden | Participatiewet, VN-verdrag Handicap, inspraak, Inclusieve arbeidsmarkt |
Auteurs | Dr. mr. J.H. Bosselaar |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2015 werd de Participatiewet ingevoerd. Met de invoering van de wet werden onder meer de Wajong, de Wet werk en bijstand en de Wet sociale werkvoorziening samengevoegd tot één regeling. Het doel hiervan was om de arbeidsintegratie van werkzoekenden, in het bijzonder van werkzoekenden met een handicap, te stroomlijnen en te verbeteren. Ruim vier jaar na invoering lieten diverse effectevaluaties zien dat de centrale doelstelling van de wet niet was gehaald. In dit artikel worden de resultaten van de Participatiewet geduid aan de hand van artikelen uit het boek Met andere ogen. Onderzoekers over vijf jaar Participatiewet, dat in 2020 verscheen. De centrale boodschap van dit artikel is dat wetgeving, zoals de Participatiewet, niet bijdraagt aan de verbetering van de positie van mensen met een beperking zolang zij niet nadrukkelijk in het discours rond de ontwikkeling en de implementatie van de wetgeving betrokken worden. Waar dit wel gebeurt en hun verhalen en belangen een volwaardige plaats in het debat krijgen, leidt dit tot praktijken die daadwerkelijk (kunnen) aansluiten bij de behoeften, wensen en uitdagingen van de betrokkenen. De ervaringen met de Participatiewet onderstrepen het belang, zoals in het VN-verdrag Handicap is neergelegd, dat bij de totstandkoming en implementatie van wet- en regelgeving voor mensen met een beperking, altijd met hen gesproken moet worden en niet over hen. Het betrekken van mensen met een beperking is een belangrijke voorwaarde om daadwerkelijk te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt, ondersteund met adequate voorzieningen. |
Artikel |
Het standstillbeginsel en de uitvoering van het VN-Verdrag Handicap |
Trefwoorden | Internationaal Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap, standstillbeginsel, Participatiewet, Kieswet, mensenrechten |
Auteurs | Mr. drs. E. Dijkstra |
SamenvattingAuteursinformatie |
Veel veranderingen die met het VN-verdrag Handicap worden beoogd, komen niet van de ene op de andere dag tot stand. Dat maakt ze echter niet vrijblijvend. Het internationaalrechtelijke standstillbeginsel leert dat verdragsstaten na het aangaan van dergelijke langetermijnverplichtingen niet mogen handelen op een wijze die afbreuk doet aan die verplichtingen. Een preliminair onderzoek in de database Legal Intelligence, dat ten grondslag ligt aan deze bijdrage, suggereert dat dit beginsel zelden aan bod komt bij de regelgeving en jurisprudentie omtrent de uitvoering van het VN-verdrag Handicap. Deze bijdrage laat daarnaast zien dat hier wel aanleiding toe is. Nederland heeft namelijk ten aanzien van ten minste twee verdragsverplichtingen die in deze bijdrage behandeld worden – de toegankelijkheid van het verkiezingsproces en de sociale zekerheid – wellicht tegen deze verplichtingen in gehandeld. Het aankaarten van deze lacune wordt bemoeilijkt doordat Nederland zich nog niet heeft aangesloten bij het optionele protocol bij het verdrag. |
Artikel |
Kleine kroniek van het VN-verdrag Handicap in de rechtspraak van het EHRM |
Trefwoorden | VN-Verdrag Handicap, EHRM, EVRM, doorwerking, mensenrechten |
Auteurs | Mr. G.J. Pulles |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) past regelmatig het VN-verdrag Handicap toe in zaken waarin de rechten van personen met een handicap in het geding zijn. Dit artikel geeft een overzicht van de uitspraken waarin het Verdrag een rol heeft gespeeld. Het inventariseert de rechtspraak waarin het Verdrag expliciet in de rechtsoverwegingen is aangehaald. Het komt tot de conclusie dat het gebruik van het Verdrag door het EHRM enerzijds een inconsistente indruk maakt. Het is niet gemakkelijk te achterhalen waarom het in sommige zaken een duidelijke rol speelt en in veel belangrijke andere zaken niet. Anderzijds blijkt uit de onderzochte rechtspraak dat het EHRM het Verdrag in toenemende mate gebruikt voor het aanscherpen van de normatieve inhoud van het EVRM en voor het invullen van een aantal belangrijke thema’s uit het internationale recht inzake personen met een handicap. |