The aim of the paper is to consider the significance for labour law theory and practice of empirical research into the operation and effects of this branch of law. It will be argued that empirical research has an important role to play in the methodology of labour law, even if it is ancillary, much of the time, to doctrinal approaches. Secondly, and relatedly, the paper will address the historical role of empirical research in the shaping of labour law as a field distinct from both private law and public law, and, in particular, as transcending the categories of property and contract that were inherited from the individualist private law of the nineteenth century. The third and last theme of the paper is that of the role of empirical research in addressing contemporary issues of labour law doctrine and policy. |
Arbeidsrechtelijke Annotaties
Meer op het gebied van Arbeidsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Hoofdartikel |
The Challenge of Empirical Method to Labour Law Theory and Practice |
Trefwoorden | Empirical research, Shaping of labour law, Methodology |
Auteurs | Simon F. Deakin |
SamenvattingAuteursinformatie |
Hoofdartikel |
De systematiek van bewuste roekeloosheid als schuldcriterium bij arbeidsrechtelijke aansprakelijkheidskwesties |
Trefwoorden | Bewuste roekeloosheid, Werkgeversaansprakelijkheid, Werknemersaansprakelijkheid, Goed werkgeverschap, Verzekeringsplicht |
Auteurs | Mr. Bjorn Schouten |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel stelt de vraag centraal of aan het gebruik van bewuste roekeloosheid als criterium voor eigen schuld van de werknemer een ‘arbeidsrechtelijke’ benadering ten grondslag ligt. In de verschillende contexten waarin het begrip ‘bewuste roekeloosheid’ in het civiele arbeidsrecht wordt gebruikt, heeft de Hoge Raad aan bewuste roekeloosheid dezelfde beperkte uitleg gegeven. Voor deze uitleg heeft de Hoge Raad leentjebuur gespeeld bij het vervoerrecht en het verzekeringsrecht. Gezien de verschillende grondslagen van deze rechtsgebieden, is de vraag of dit terecht is gerechtvaardigd. Binnen het arbeidsrecht zelf kan worden betwijfeld of de verschillende ratio’s die aan de regelingen voor werkgevers- en werknemersaansprakelijkheid ten grondslag liggen een gelijke benadering van eigen schuld van de werknemer rechtvaardigen. Daarnaast leidt het bestaan van ‘directe’ en (middels een verzekeringsplicht) ‘indirecte’ aansprakelijkheid van de werkgever tot vragen over de juiste benadering van de eigen schuld van de werknemer. |
Jurisprudentie |
Eenzijdige wijzigingsmogelijkheden jegens gepensioneerden onder de PSW en de PW: van onbeschermd naar beschermd? |
Trefwoorden | Onvoorwaardelijke indexatie, Pensioenaanspraken, eenzijdige wijziging, Gepensioneerden, Pensioen |
Auteurs | Anton Van Leeuwen |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de vanaf 1 januari 2007 geldende Pensioenwet (PW) is bepaald dat een onvoorwaardelijk recht op indexatie deel uitmaakt van een pensioenaanspraak. Een pensioenaanspraak is volgens de PW in beginsel niet voor wijziging vatbaar. De Hoge Raad besliste in een tweetal arresten uit 2013 impliciet dat een onvoorwaardelijk recht op indexatie onder de tot 1 januari 2007 geldende Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) wel gewijzigd kon worden. Verder oordeelde de Hoge Raad dat onder de PSW een eenzijdige wijzigingsmogelijkheid jegens gepensioneerden slechts beperkt wordt door het algemeen verbintenissenrecht. Er geldt dus geen beperking, zoals bepaald in artikel 7:613 BW en artikel 19 PW. De praktijk wijst uit dat dit tot onverwachte resultaten kan leiden (zie Hof Amsterdam 23 september 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:4007)). De arresten van de Hoge Raad worden in deze bijdrage kritisch besproken. |
Jurisprudentie |
Overdracht van jaarlijkse vakantie bij ziekte: alle ambtenaren zijn gelijk, zelfs de EU-ambtenaren zijn niet langer (on)gelijker dan de ambtenaren van de lidstaten |
Trefwoorden | EU-ambtenaren, Sociaal grondrecht, Eenheid van rechtspraak in het Unierecht, Recht op jaarlijkse vakantie, Doorwerking Arbeidstijdenrichtlijn |
Auteurs | Alexander De Becker |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het grondrecht op jaarlijkse vakantie impliceerde, volgens eerdere rechtspraak van het Hof van Justitie, ook een grondrecht op overdracht van door ziekte niet-opgenomen vakantiedagen op basis van hetgeen was bepaald in de Arbeidstijdenrichtlijn 2003/88. Dit recht op overdracht van jaarlijkse vakantie werd niettemin nog steeds ingeperkt in het statuut van de EU-ambtenaren. De heer Strack – EU-ambtenaar – vond dat hij niettemin aanspraak kon maken op de volledige overdracht van zijn door ziekte niet-opgenomen vakantiedagen. De Europese Commissie volgde zijn redenering echter niet omdat EU-ambtenaren niet rechtstreeks onder het toepassingsgebied van de Arbeidstijdenrichtlijn 2003/88 vallen. Het Gerecht voor ambtenarenzaken stelde de Commissie in het ongelijk, maar het Gerecht van eerste aanleg beslist dat de Commissie het wel bij het rechte eind had. Uiteindelijk oordeelde het Hof van Justitie, in het belang van de eenheid van de rechtspraak, dat de EU-ambtenaren ook aanspraak dienden te kunnen maken op de overdracht van hun door ziekte niet-opgenomen vakantiedagen. Het arrest van het Hof van Justitie staat in deze bijdrage centraal. |