In dit artikel worden de wijzigingen in de Uitvoeringsregels van het UWV bij bedrijfseconomisch ontslag besproken. Eerst wordt ingegaan op de wijzigingen voor de groepswerkgever en de grensoverschrijdende werkgever. Daarna komen de wijzigingen ten aanzien van medezeggenschap en flexibele arbeid aan bod. Vervolgens worden afspiegeling en herplaatsing behandeld. Afgesloten wordt met de wijzigingen betreffende de transitievergoeding. |
Tijdschrift voor Ontslagrecht
Meer op het gebied van Arbeidsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Van de redactie |
Artikel |
De gewijzigde UWV Uitvoeringsregels bij bedrijfseconomisch ontslag – een overzicht |
Trefwoorden | UWV, Uitvoeringsregels, Bedrijfseconomisch ontslag, A-grond, Ontslagrecht |
Auteurs | mr. Marieke ten Broeke |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De dringende reden en ernstige verwijtbaarheid; twee afwegingen op basis van de omstandigheden van één geval |
Trefwoorden | Ernstige verwijtbaarheid, Transitievergoeding bij ontslag op staande voet, Dringende reden, Ontslag op staande voet, Bagateldelict |
Auteurs | prof. mr. Stefan Sagel en mr. Rik van Haeringen |
Samenvatting |
In een uitspraak van 30 maart 2018 maakte de Hoge Raad een einde aan de discussie over de vraag of een terecht gegeven ontslag op staande voet onder de Wwz kan samengaan met de verschuldigdheid van een transitievergoeding. De cassatierechter besliste dat het wettelijke systeem zich niet verzet tegen zulke samenloop. In al die gevallen waarin de door de rechter aangenomen dringende reden niet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer kwalificeert, is de transitievergoeding verschuldigd. De vraag komt dan vervolgens wel op, wanneer van die ernstige verwijtbaarheid sprake is. Deze bijdrage beoogt de praktijk enige handvatten aan te reiken voor de beantwoording van die vraag. Net als bij de beoordeling of sprake is van een dringende reden, zullen ook hier de omstandigheden van het geval beslissend zijn. Maar hoewel er een grote mate van overlap is tussen de gezichtspunten die in aanmerking moeten worden genomen bij de afwegingen of sprake is van (i) een dringende reden en (ii) ernstige verwijtbaarheid, moeten de beide beoordelingen om verschillende redenen toch goed van elkaar worden onderscheiden. In de eerste plaats omdat bepaalde gezichtspunten in de beide wegingen voor verschillende partijen kunnen spreken. In de tweede plaats omdat aan bepaalde gezichtspunten die de Hoge Raad relevant acht in het kader van artikel 7:678 BW, geen gewicht toekomt in het kader van de op artikel 7:673 lid 7 onder c BW gestoelde weging van de ernstige verwijtbaarheid. Tot slot geldt bij weer andere van die gezichtspunten, dat het maar net van de omstandigheden van het geval afhangt, of zij ook van betekenis zijn voor de beoordeling of sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Kortom: een genuanceerde benadering is vereist. |
Artikel |
De OR en de benoeming en het ontslag van bestuurders en commissarissenAnnotatie bij: Hof Amsterdam (Ondernemingskamer) 18 juli 2018, JAR 2018/217 (Eneco) |
Trefwoorden | bestuurder, Ontslag, enquêterecht, ondernemingsraad |
Auteurs | dr. Ilse Zaal en mr. Constant van Tuyll |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op verzoek van de ondernemingsraad oordeelde de Ondernemingskamer dat bij Eneco sprake was van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid, onder meer omdat sprake was van schending van medezeggenschapsrechten. In deze annotatie bespreken auteurs de reikwijdte van dit arrest. Zij gaan met name in op het adviesrecht ten aanzien van de benoeming en het ontslag van de bestuurder. |
Artikel |
De strijd tussen de RVU en de vrijwillige vertrekregeling dan eindelijk beslist? |
Trefwoorden | RVU, Vervroegde uittreding, Vrijwillige vertrekregeling, Pseudo-eindheffing, strafheffing |
Auteurs | mr. Jan-Willem de Tombe |
Samenvatting |
Op 22 juni 2018 heeft de Hoge Raad een belangrijk arrest gewezen over de vraag of een vrijwillige vertrekregeling als een RVU kwalificeert en om die reden met 52% extra belasting moet worden beboet. De Hoge Raad oordeelde dat zulks niet het geval is als de vrijwillige vertrekregeling objectief bezien niet tot doel heeft te voorzien in een overbruggingsregeling tot pensioendatum. Voor de praktijk is er nu eindelijk duidelijkheid en kan – onder de voorwaarden zoals gesteld door de Hoge Raad - de vrijwillige vertrekregeling zonder fiscale risico’s worden ingezet bij een personeelsreorganisatie (bijvoorbeeld als onderdeel van een sociaal plan). |