In de zaak van Thijs H. die onder invloed van een psychose drie mensen vermoordde heeft de Hoge Raad criteria geformuleerd voor ontoerekenbaarheid in de zin van artikel 39 Sr. De essentie daarvan is dat het feit niet aan de dader kan worden toegerekend wanneer de dader door de psychose niet kon begrijpen dat zijn gedraging wederrechtelijkheid was of niet naar dat begrip kon handelen. In dit artikel wordt betoogd dat dat criterium te beperkt is. Het zou niet alleen moeten gaan om juridische wederrechtelijkheid, maar ook om morele ongeoorloofdheid: kon de dader niet begrijpen dat hij in strijd handelde met de normatieve grondslagen van het strafrecht of kon hij niet naar dat begrip handelen? |
Nederlands Tijdschrift voor Strafrecht
Meer op het gebied van Strafrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Voorwoord |
Voorwoord |
Van de redactie |
Tweede Kamerverkiezingen 2023: er viel wat te kiezen |
Artikel |
De normatieve grondslagen van de ontoerekenbaarheid |
Trefwoorden | artikel 39 Sr, begrip van de wederrechtelijkheid, morele ongeoorloofdheid, Thijs H., ontoerekenbaarheid |
Auteurs | mr. dr. N. (Klaas) Rozemond |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Het vaststellen van het daderschap van de rechtspersoon in de strafrechtpraktijk |
Trefwoorden | Drijfmestarrest, Zijpe-arrest, aansprakelijkheid, rechtspersoon, Rechtspraakanalyse |
Auteurs | mr. dr. A.L.M. (Anne-Jetske) Schaap |
SamenvattingAuteursinformatie |
In 2003 heeft de Hoge Raad met het Drijfmestarrest een richtinggevend, maar tegelijkertijd open kader ontwikkeld voor het daderschap van de rechtspersoon: het Drijfmestkader. Het kader fungeert inmiddels al twintig jaar als het toetsingskader om de feiten te beoordelen en uiteindelijk tot een oordeel te komen over het daderschap van de rechtspersoon. Toch bestaan er nog diverse vragen en onduidelijkheden over de rol en de inhoudelijke betekenis van de onderdelen van het kader, waaronder de Drijfmestomstandigheden. Aan de hand van een gestructureerde en gedetailleerde analyse van driehonderd uitspraken van rechtbanken en gerechtshoven met de rechtspersoon als verdachte is het mogelijk om onduidelijkheden over de omstandigheden op te helderen en om concrete handreikingen te geven voor de rechtspraktijk. Zo biedt de feitenrechtspraak aanknopingspunten die de inhoudelijke betekenis van de omstandigheden verduidelijken en behulpzaam kunnen zijn in toekomstige zaken. De analyse brengt ook foutieve en risicovolle toepassingen van de omstandigheden aan het licht. Op deze toepassingswijzen kan de verdediging alert zijn. Tot slot maakt de analyse inzichtelijk welke vragen over de omstandigheden nog openstaan. |
Artikel |
Een verkenning van het bestanddeel ‘de wil ontbreekt’ uit de Wet seksuele misdrijven |
Trefwoorden | Wet seksuele misdrijven, verkrachting, aanranding, herziening zedenwetgeving |
Auteurs | mr. N. (Noud) Lentjes |
SamenvattingAuteursinformatie |
De op 7 juli 2023 door de Tweede Kamer aangenomen Wet seksuele misdrijven bevat onder andere een herziening van de delicten aanranding en verkrachting. Onderdeel van deze herziening is de introductie van het bestanddeel ‘de wil ontbreekt’ in de voorgestelde artikelen 240 tot en met 243 van het Wetboek van Strafrecht. Tot nog toe is in de literatuur weinig aandacht uitgegaan naar dit bestanddeel, terwijl het een centraal en uniek bestanddeel betreft. In deze bijdrage wordt nagegaan wat uit de wetsgeschiedenis kan worden afgeleid over dit bestanddeel. Daarbij wordt stilgestaan bij de toelichting op gevallen van seksuele misleiding en een seksueel contact binnen functionele afhankelijkheidsrelaties. |
Artikel |
Het specialiteitsbeginsel in het overleveringsrechtEnkele beschouwingen naar aanleiding van HR 12 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:982 |
Trefwoorden | specialiteitsbeginsel, Europees arrestatiebevel, EAB |
Auteurs | A.J. (Bram) Horenblas en mr. T.M.D. (Tamara) Buruma |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn arrest van 12 juli 2022 gaat de Hoge Raad (onder meer) in op de vraag welk rechtsgevolg moet volgen als een overgeleverd persoon wordt vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid wordt beroofd voor een ander feit dan het feit (c.q. de feiten) waarop het Europees Arrestatiebevel (EAB) zag (c.q. zagen) én als de uitvoerende lidstaat daar (nog) geen toestemming voor heeft gegeven. In deze bijdrage wordt die uitspraak samengevat en van commentaar voorzien. |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/57HR 17 oktober 2023, 22/00998, ECLI:NL:HR:2023:1295 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/58HR 17 oktober 2023, 21/05232, ECLI:NL:HR:2023:1461 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/59HR 17 oktober 2023, 22/02657, ECLI:NL:HR:2023:1465 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/60HR 17 oktober 2023, 21/03956, ECLI:NL:HR:2023:1463 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/61HR 17 oktober 2023, 22/02968, ECLI:NL:HR:2023:1361 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/62HR 17 oktober 2023, 22/01444, ECLI:NL:HR:2023:1418 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/63HR 17 oktober 2023, 21/05229, ECLI:NL:HR:2023:1307 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/64HR 17 oktober 2023, 22/02880, ECLI:NL:HR:2023:1441 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/65HR 10 oktober 2023, 22/02557, ECLI:NL:HR:2023:1420 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/66HR 3 oktober 2023, 21/04289, ECLI:NL:HR:2023:1353 |
Actualiteiten rechtspraak |
NTS 2023/67HR 3 oktober 2023, 21/02897, ECLI:NL:HR:2023:1349 |