Een nationale regeling van een lidstaat die erin voorziet dat hogeronderwijsinstellingen uit andere lidstaten onderwijsprogramma’s in beginsel enkel mogen aanbieden wanneer die programma’s uitsluitend in de officiële taal van die lidstaat worden aangeboden, vormt een beperking op de vrijheid van vestiging. Wanneer deze verplichting tot doel heeft het gebruik van de officiële taal/talen van de lidstaat te beschermen is er sprake van een legitiem doel dat een beperking op deze vrijheid kan rechtvaardigen. Deze beperking dient echter geschikt, noodzakelijk en evenredig te zijn om het doel te bereiken. De zaak Cilevičs is van belang vanwege de zeer concrete invulling van de geschiktheidseis door het Hof van Justitie en de gevoelige achterliggende politieke kwestie die door het Hof van Justitie onbesproken blijft, meer bepaald de (mogelijke) aantasting van de taalrechten van de grote Russischtalige minderheid in Letland. |
Nederlands tijdschrift voor Europees recht
Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Vrij verkeer |
Het arrest CilevičsTaaleisen ter bescherming van de nationale identiteit: dubieuze gevolgen voor de onderwijstoegankelijkheid? |
Trefwoorden | vrijheid van vestiging, bescherming van de officiële taal, nationale identiteit, evenredigheid |
Auteurs | Prof. dr. S.L.T. Schoenmaekers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Rechtsbescherming |
Continuïteit en verandering in de rechtspraak over de doorwerking van richtlijnen in de nationale rechtsorde |
Trefwoorden | horizontale rechtstreekse werking, voorrang, grondrechten, fundamentele vrijheden |
Auteurs | Mr. dr. J. Lindeboom |
SamenvattingAuteursinformatie |
Naar aanleiding van recente rechtspraak van het Hof van Justitie over de doorwerking van richtlijnen in de nationale rechtsorde bespreekt deze bijdrage vijf kernpunten uit deze rechtspraak in onderling verband: (1) de verduidelijking van de verhouding tussen voorrang en rechtstreekse werking, (2) de specificering van het verbod op horizontale rechtstreekse werking, (3) de jurisdictionele effecten van richtlijnen in geschillen over grondrechten als afzonderlijke doorwerkingsvorm van richtlijnen, (4) de beperkte uitbreiding van de materiële reikwijdte van het vrijverkeersrecht tot zuiver interne situaties, en (5) de mogelijkheid van horizontale rechtstreekse werking op grond van nationaal recht. |
Rechtsbescherming |
Investeringsarbitrage tegen EU-lidstatenOp zoek naar de grenzen van het Unierechtelijk verbod |
Trefwoorden | autonomie van het Unierecht, staatssteun, artikel 267 VWEU, artikel 344 VWEU, wederzijds vertrouwen |
Auteurs | Mr. dr. J.H. Fahner |
SamenvattingAuteursinformatie |
In een reeks arresten heeft het Hof van Justitie een steeds verdergaande toepassing gegeven aan de in Achmea vastgestelde onverenigbaarheid tussen intra-EU-investeringsarbitrage en het Unierecht (art. 267 en 344 VWEU). Dit artikel analyseert de stapsgewijze uitbanning van intra-EU-investeringsarbitrage door het Hof van Justitie en bespreekt in hoeverre het conflict tussen investeringsrecht en Unierecht nu beslecht is. Hierbij wordt ook ingegaan op de grenzen van het Unierechtelijk verbod en op de toekomst van buiten de Unie gezetelde intra-EU-investeringsarbitrage en van extra-EU-investeringsarbitrage. |
Digitale markten |
De Digital Services Act (DSA): een belangrijke stap naar betere regulering van onlinedienstverlening |
Trefwoorden | Digitaledienstenverordening, Richtlijn elektronische handel, online-inhoud, grondrechten, Digital Services Act (DSA) |
Auteurs | Mr. dr. F. Wilman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage bespreekt de recent aangenomen Digitaledienstenverordening, oftewel de Digital Services Act (DSA). Deze nieuwe verordening reguleert onlinediensten die betrekking hebben op de doorgifte en het opslaan van informatie afkomstig van de gebruikers van die diensten, zoals videodeelplatforms, onlinemarktplaatsen, bloggingwebsites, sociale media en internetaanbieders. De DSA beoogt illegale online-inhoud die via dergelijke ‘tussenhandeldiensten’ wordt verspreid beter te bestrijden en innovatie te bevorderen, maar zeker zo belangrijk is het streven gebruikers beter te beschermen in hun relatie met de aanbieders van deze diensten. Als zodanig probeert de DSA de verschillende, vaak botsende grondrechten van de betrokken partijen met elkaar te verzoenen. De DSA biedt daarmee een nieuw en tamelijk uitgebreid algemeen kader voor deze belangrijke vormen van dienstverlening, zoals de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) dat doet op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens. Mede omdat de DSA een aantal innovatieve en op een open wijze omschreven regelingen bevat, zal afgewacht moeten worden hoe de nieuwe wetgeving precies zal uitpakken in de praktijk. De gevolgen zullen echter ongetwijfeld aanzienlijk zijn. |
Ondernemingsrecht |
Passende zorgvuldigheid in internationale handelsketensEen rechtseconomische reflectie op de voorgestelde Corporate Sustainability Due Diligence-richtlijn |
Trefwoorden | CSDD, doorbraak van aansprakelijkheid, negatieve externe effecten, Concern |
Auteurs | Mr. dr. A.J.F. Lafarre Msc en Mr. dr. G.J.H. van der Sangen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage bespreekt de voorgestelde Corporate Sustainability Due Diligence-richtlijn (CSDD) en de mogelijke effecten op het Nederlandse vennootschapsrechtelijke kader. Vanuit rechtseconomisch perspectief wordt beargumenteerd dat de passende zorgvuldigheidsverplichtingen en de bijbehorende civielrechtelijke aansprakelijkheid ertoe kunnen leiden dat negatieve externe effecten worden geïnternaliseerd. De CSDD brengt naar verwachting verandering in de manier waarop moedermaatschappijen hun concerns inrichten en het voorrecht van beperkte aansprakelijkheid gebruiken. De huidige knelpunten en onduidelijkheden binnen de voorgestelde richtlijn, inclusief de betekenis van het begrip ‘onderneming’, moeten wel worden geadresseerd in het verdere verloop van het Europese wetgevingsproces voor een optimale werking van de CSDD. |
Brexit |
Noord-Iers protocol: een splijtzwam tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie? |
Trefwoorden | douanewetgeving, technische voorschriften, geschillenbeslechting |
Auteurs | Mr. T.P.J.N. van Rijn |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage gaat de auteur in het kort in op de voorgeschiedenis van het Protocol Ierland/Noord-Ierland, met name het Goedevrijdagakkoord. Daarna worden de bepalingen van het Protocol inzake het goederenverkeer geanalyseerd, wordt aandacht besteed aan artikel 16 en de procedure die bij het inroepen van de vrijwaringsmaatregel gevolgd moet c.q. kan worden. Afgesloten wordt met enkele concluderende opmerkingen. |