Nter_1382-4120_2023_029_003_covr
Rss

Nederlands tijdschrift voor Europees recht

Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht

Over dit tijdschrift  

Meld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.

Aflevering 3-4, 2022 Alle samenvattingen uitklappen
Vrij verkeer

Access_open De gevolgen van de Appingedam-zaak voor de ruimte­lijkeordeningspraktijk in Nederland: een verkenning

Trefwoorden detailhandel, doorwerking Europees recht, evenredigheid, bewijslastverdeling, Dienstenrichtlijn
Auteurs Mr. dr. M.R. Botman, Prof. mr. dr. J. Langer en Mr. J. Zweers
SamenvattingAuteursinformatie

    De Appingedam-zaak uit 2018 van het Hof van Justitie over Richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (de Dienstenrichtlijn) raakt de Nederlandse rechtspraktijk in meerdere opzichten. Deze kroniek verkent aan de hand van de actuele nationale rechtspraak de belangrijkste gevolgen van de Appingedam-zaak voor de ruimtelijkeordeningspraktijk in Nederland.
    HvJ 30 januari 2018, C-31/16, ECLI:EU:C:2018:44 (Appingedam); Richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU 2006, L 376/36).


Mr. dr. M.R. Botman
Mr. dr. M.R. (Marleen) Botman is advocaat bij Pels Rijcken te Den Haag en verbonden aan het Centre for Public contract law & Governance aan de VU te Amsterdam.

Prof. mr. dr. J. Langer
Prof. mr. dr. J. (Jurian) Langer is ‘agent’ (procesgemachtigde) voor de Nederlandse regering in procedures bij het Hof van Justitie en hoofd van het Hofcluster bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Als agent is hij betrokken geweest bij de Appingedam-zaak. Hij is ook als bijzonder hoogleraar Europees recht en nationale rechtsorde verbonden aan de Rijksuniversiteiten Groningen.

Mr. J. Zweers
Mr. J. (Jim) Zweers is advocaat bij Pels Rijcken te Den Haag.
Mededinging

Het Sumal-arrest

Doorbraak in aansprakelijkheid van de onderneming voor mededingingsinbreuken

Trefwoorden economische eenheid, neerwaartse aansprakelijkheid, onderneming, persoonlijke aansprakelijkheid, opwaartse aansprakelijkheid
Auteurs Mr. O.V. Korneeva en Mr. W. VerLoren van Themaat
SamenvattingAuteursinformatie

    In dit artikel analyseren de auteurs het Sumal-arrest waarin het Hof van Justitie de vraag heeft beantwoord of een dochteronderneming aansprakelijk kan worden gesteld door de benadeelde partijen voor een door haar moedermaatschappij gepleegde mededingingsinbreuk (‘neerwaartse aansprakelijkheid’) en zo ja, onder welke voorwaarden. Dit arrest is geanalyseerd vanuit de doctrine van persoonlijke aansprakelijkheid en de doctrine van economische eenheid. Tot slot wordt ingegaan op de mogelijke gevolgen van dit arrest voor de privaat- en publiekrechtelijke handhaving van mededingingsrecht.
    HvJ 6 oktober 2021, C-882/19, ECLI:EU:C:2021:800 (Sumal, S.L./Mercedes Benz Trucks España, S.L.).


Mr. O.V. Korneeva
Mr. O.V. (Olga) Korneeva is advocaat bij advocatenkantoor Houthoff.

Mr. W. VerLoren van Themaat
Mr. W. (Weijer) VerLoren van Themaat is advocaat bij advocatenkantoor Houthoff.
Mededinging

Het Google Shopping-arrest

Misbruik of marktwerking? Een kwestie van verdienste

Trefwoorden Google, misbruik van machtspositie, artikel 102, Big Tech
Auteurs Mr. A.M. Huijts
SamenvattingAuteursinformatie

    Het onderhavige arrest betreft de eerste keer dat de zoekmachine van Google door de Unierechter mededingingsrechtelijk wordt beoordeeld. Het Gerecht oordeelt dat Google, door haar eigen productvergelijkingsdienst te bevoordelen en die van concurrenten te benadelen, misbruik van haar machtspositie heeft gemaakt. Het arrest bevat belangrijke verduidelijkingen over het begrip ‘mededinging op basis van verdienste’, de Bronner-rechtspraak, en mededingingsbeperkende gevolgen. Ook merkt het arrest de zoekmachine van Google aan als een quasi-essentiële faciliteit. Gerecht 10 november 2021, T-612/17, ECLI:EU:T:2021:763 (Google Shopping).


Mr. A.M. Huijts
Mr. A.M. (Stijn) Huijts is advocaat (partner) bij Geradin Partners.
Milieu

Hergebruik van stedelijk afvalwater: op (de Europese) weg naar een circulaire economie

Trefwoorden hergebruik, stedelijk afvalwater, waterschaarste, circulariteit, klimaatadaptatie
Auteurs Mr. dr. A. Outhuijse, Mr. S.A. Melchers en Mr. dr. H.K. Gilissen
SamenvattingAuteursinformatie

    Grote delen van de wereld hebben of krijgen mede door klimaatverandering in toenemende mate te maken met waterschaarsterisico’s. Ook Europa en Nederland ontspringen de dans niet en dienen zich daaraan aan te passen. Daarnaast zijn er binnen de EU en Nederland vergaande ambities om in 2050 een volledig circulaire economie tot stand te hebben gebracht. Een van de strategieën om deze risico’s te lijf te gaan en bij te dragen aan de verwezenlijking van deze ambities, is het hergebruik van (stedelijk) afvalwater. In dit artikel bespreken de auteurs het Europese kader en de implementatie daarvan in Nederland voor hergebruik van stedelijk afvalwater, met bijzondere aandacht voor Verordening (EU) 2020/741 inzake minimumeisen voor hergebruik van water die per 26 juni 2023 van kracht zal zijn. Vervolgens onderwerpen de auteurs de ontwikkelingen in dit verband aan een discussie, waarbij zij ingaan op de vraag of inderdaad grootschalig gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheden die de Verordening biedt en welke volgende ontwikkelingen te verwachten zijn.


Mr. dr. A. Outhuijse
Mr. dr. A. (Annalies) Outhuijse is advocaat bij Stibbe, specialisatie bestuursrecht.

Mr. S.A. Melchers
Mr. S.A. (Sophie) Melchers bereidt een proefschrift voor over de rol van het recht bij de ontwikkeling en implementatie van innovaties in de zoetwatervoorziening. Zij is verbonden aan het Utrecht University Centre for Water, Oceans and Sustainability Law (UCWOSL).

Mr. dr. H.K. Gilissen
Mr. dr. H.K. (Herman Kasper) Gilissen is universitair hoofddocent Bestuursrecht en omgevingsrecht aan de Universiteit Utrecht en is als copromotor betrokken bij het promotieonderzoek van Sophie Melchers. Hij is verbonden aan het Utrecht University Centre for Water, Oceans and Sustainability Law (UCWOSL).
Rechtsbescherming

Access_open Het nieuwe rechtsstaatmechanisme krijgt groen licht van het Hof van Justitie

Trefwoorden conditionaliteitsregime, rechtsstaat, begroting, financiële belangen van de Unie, rechtszekerheid
Auteurs Mr. T.P.J.N. van Rijn
SamenvattingAuteursinformatie

    De beroepen van Hongarije en Polen tegen Verordening (EU) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting zijn door het Hof van Justitie ongegrond verklaard. Dit regime, dat de auteur aanduidt als het nieuwe rechtsstaatmechanisme, heeft hij reeds uitvoerig besproken in NtEr 2021/9-10. In deze bijdrage worden de arresten van het Hof van Justitie geanalyseerd. Ingegaan wordt op de overwegingen van het Hof van Justitie over de rechtsbasis van de verordening, over de vraag of de procedure van artikel 7 VEU niet wordt omzeild en of verschillende bepalingen van de verordening de beginselen van rechtszekerheid en evenredigheid respecteren. Het resultaat van de arresten is dat het rechtsstaatmechanisme nu door de Commissie in werking kan worden gezet. De vraag is in hoeverre een procedure met betrekking tot Hongarije en Polen tot een einde wordt gebracht – zeker in de huidige geopolitieke situatie. Er zijn overigens tekenen dat Polen bereid is maatregelen te nemen om vastgestelde schendingen van de rechtsstaat ongedaan te maken.
    HvJ 16 februari 2022, zaak C-156/21, ECLI:EU:C:2022:97 (Hongarije/Europees Parlement en Raad), HvJ 16 februari 2022, zaak C-157/21, ECLI:EU:C:2022:98 (Polen/Europees Parlement en Raad).


Mr. T.P.J.N. van Rijn
Mr. T.P.J.N. (Thomas) van Rijn is gewezen juridisch hoofdadviseur bij de Juridische Dienst van de Europese Commissie.
Rechtsbescherming

De prejudiciële procedure als instrument ter verdediging van de rechtsstaat

Trefwoorden prejudiciële procedure, rechtsstaat, rechterlijke onafhankelijkheid, wederzijds vertrouwen, Polen
Auteurs Prof. dr. R.A. Lawson
SamenvattingAuteursinformatie

    Recente jurisprudentie wijst uit dat – naast de inbreukprocedure – de prejudiciële procedure een bijdrage kan leveren aan de instandhouding van de rechtsstaat. Vooral de eis van rechterlijke onafhankelijkheid heeft een nadere invulling gekregen in een serie prejudiciële uitspraken, over bijvoorbeeld de benoeming van rechters en tuchtrechtelijke sancties, met name in Polen. Bij zijn analyse betrekt het Hof van Justitie nadrukkelijk de ruimere context. Het voert daarbij een ‘ketenanalyse’ uit: politieke invloed op het orgaan dat rechters selecteert, tast ook de positie van de aldus benoemde rechters aan. Wat is de rechtsbasis voor deze jurisprudentie, en waar liggen de grenzen?


Prof. dr. R.A. Lawson
Prof. dr. R.A. (Rick) Lawson is hoogleraar Europese bescherming van de rechten van de mens, Europa Instituut, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit Leiden.