Aan het bestaan van een milieuvergunning kunnen geen rechten worden ontleend waarmee bij het verlenen van een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet rekening zou moeten worden gehouden. |
StAB
Meer op het gebied van Bestuursrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
De reikwijdte, de toegevoegde waarde en de toekomst van artikel 8.10 lid 3 Wm |
Auteurs | Jan Jacobse en Jaap IJdema |
Het buiten beschouwing laten van zeezout bij het bepalen van de luchtkwaliteit is niet in strijd met de Europese richtlijnen. |
Koppeling bouw- en milieuvergunning; situatie waarin artikel 20.8 Wm niet van toepassing wordt geacht. |
Jurisprudentie |
ABRvS 15 april 2009, nr. 200802782/1/M1 (GS Limburg) |
Samenvatting |
Milieuvergunning geweigerd wegens ernstige vermoedens van heling. |
Jurisprudentie |
ABRvS 22 april 2009, nr. 200803142/1 (Nijmegen) |
Samenvatting |
In dit geval kon een deelrevisievergunning worden verleend. Bij berekening jaarvrachten is de NeR op onjuiste wijze toegepast. |
Jurisprudentie |
ABRvS 29 april 2009, nr. 200804232/1 (Bernheze) |
Samenvatting |
Intrekking vergunning is niet in strijd met het in artikel 1 EVRM vastgelegde eigendomsrecht. |
Jurisprudentie |
ABRvS 6 mei 2009, nr. 200804351/1 (GS Noord-Holland) |
Samenvatting |
Totstandkoming deskundigenbericht StAB is niet in strijd met het in artikel 6 EVRM vastgelegde vereiste van een ‘eerlijk proces’. |
Jurisprudentie |
ABRvS 20 mei 2009, nr. 200804144/1 (GS Zuid-Holland) |
Auteurs | Valérie van ‘t Lam |
Samenvatting |
Vernietiging vergunning wegens visuele hinder. |
Bij het verlenen van de vergunning dient inzicht te bestaan in de milieugevolgen; dit kan niet worden ondervangen door het voorschrijven van een onderzoeksverplichting. |
Jurisprudentie |
ABRvS 27 mei 2009, nr. 200804303/1 (GS Utrecht) |
Samenvatting |
Voor verlenen veranderingsvergunning is niet vereist dat onderliggende vergunning in werking is getreden. |
Jurisprudentie |
ABRvS 27 mei 2009, nr. 200805817/1 (Valkenswaard) |
Auteurs | Aletta Blomberg |
Samenvatting |
Wijziging in jurisprudentielijn: in hogere geluidgrenswaardenprocedure is stichting als belanghebbende aan te merken. |
Jurisprudentie |
ABRvS 27 mei 2009, nr. 200806366/1 (Emmen) |
Samenvatting |
Bij strijd met bestemmingsplan is er geen sprake van een verplichting maar van een bevoegdheid om de vergunning te weigeren. |
Geen publicatie van ontwerpbesluit in gebied waar geen milieugevolgen van de inrichting worden ondervonden. |
Toepassing 1%-criterium bij het bepalen van de te verwachten aantallen vogelslachtoffers door windturbines; monitoringsvoorschrift noodzakelijk. |
Jurisprudentie |
ABRvS 1 april 2009, nr. 200803160/1 (GS Groningen) |
Samenvatting |
B&W is belanghebbende omdat het belang van de bescherming van het milieu als een aan haar toevertrouwd belang is aan te merken. |
Jurisprudentie |
ABRvS 8 april 2009, nr. 200806380/1/M2 (Beesel) |
Samenvatting |
Het niet invorderen van een verbeurde dwangsom is een feitelijk handelen dat niet is aan te merken als een besluit. |
Toepassing chemische luchtwassers is in de regel aan te merken als toepassing van de best beschikbare technieken. |
Jurisprudentie |
ABRvS 15 april 2009, nr. 200805020/1/M1 (Rucphen) |
Samenvatting |
Bij beoordeling of sprake is van kwetsbaar object is niet de juridische maar de feitelijke status van dat object van belang. |
Prejudiciële vragen omtrent de toepassing van de emissieplafonds uit de Europese NEC-richtlijn bij de beoordeling van de aanvraag om een milieuvergunning voor een kolencentrale (E.ON). |
Het alsnog bekendmaken van de exacte locatie van de proefveldjes leidt niet tot opheffing van de schorsing van de vergunningen. |
Jurisprudentie |
ABRvS 27 mei 2009, nr. 200803964/1/M1 (Meerssen) |
Samenvatting |
De milieuvergunning kan niet worden gewijzigd door middel van een ‘erratum’. |
Nu voor het lozen van hemelwater geen vergunning meer is vereist, is de verleende vergunning in zoverre komen te vervallen. |
Jurisprudentie |
ABRvS 17 juni 2009, nr. 200805955/1 (minister VROM) |
Samenvatting |
De mededeling dat een stof een afvalstof is, is geen besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. |
Toepassing Wgv. Grens van de bebouwde kom. |
Externe veiligheid. Wijziging bij vaststelling niet van dien aard dat er een wezenlijk ander plan is vastgesteld. Vrijstellingsbevoegdheid ten behoeve van risicovolle inrichtingen in strijd met Bevi en uit ruimtelijk oogpunt niet aanvaardbaar. |
Strijd met Bevi is geen weigeringsgrond als vermeld in de Woningwet. |
Ten onrechte met toepassing van artikel 3.23, eerste lid Wro ontheffing verleend voor bouw brug. Niet voldaan aan artikel 4.1.1, aanhef en onder d, ten eerste, Bro. Beperkte strijdigheid speelt geen rol bij verlenen ontheffing. |
Carport. Advies van welstandscommissie. Een tegenadvies is niet altijd vereist voor het oordeel dat de gemeente niet zonder meer op het advies van de welstandscommissie mocht vertrouwen. |
Projectbesluit IJburg 2e fase. Nieuwe Wro. Aanpassing vindt plaats door middel van ontwerp-bestemmingsplan IJburg (dat eerder ter visie heeft gelegen). Het besluit is een onderdeel van dit ontwerp. Projectbesluit is niet alleen bedoeld voor projecten met beperkte betekenis. Geëigend middel. Ruimtelijke onderbouwing. |
Gebruik bestrijdingsmiddelen bij bloementeelt wijkt af van gebruik bij open teelten. Zone van 30 meter ten opzichte van woningen is dan ook niet zonder meer aanvaardbaar. Waarden van SBZ zijn in bestemmingsplan terecht beschermd, ook al dient op grond van de Nbw een beheerplan te worden opgesteld. |
Jurisprudentie |
Vz. Rb. Zwolle 19 mei 2009 AWB 09/427 en 09/428 (LJN BI4571) |
Auteurs | Tonny Nijmeijer |
Samenvatting |
Gebruik ontheffingsmogelijkheden ex artikel 3.23 Wro. Ontheffing ten onrechte verleend voor ander gebruik van tuin omdat tuin geen bouwwerk is. Schriftelijke aanvraag voor ontheffing is niet vereist. |
Besluit m.e.r. 1994. Drempelwaarden. Begrip woningen. Studentenwoningen ten onrechte voor de helft meegeteld. Gelet op overschrijding van drempelwaarden is ten onrechte geen m.e.r. uitgevoerd. |
In geval van een bouwaanvraag van na 1 juli 2008 kan een strijdigheid met het bestemmingsplan niet worden ondervangen door een op grond van WRO verleende vrijstelling. |
Advies van welstandscommissie. In beginsel doorslaggevende betekenis tenzij aanvrager een tegenadvies overlegt dan wel gemotiveerd heeft aangevoerd dat het advies in strijd met de welstandsnota is. |
Jurisprudentie |
ABRvS 10 juni 2009, 200808122/1/R3, Marne/bestemmingsplan ‘Leens-Winkelcentrum’ |
Auteurs | Tycho Lam |
Samenvatting |
Dpo en duurzame ontwrichting. Artikel 3.1.2. Bro en branchering. Financiële haalbaarheid en staatssteun. Geen gebruikgemaakt van een taxateur als bedoeld in de Mededeling van Europese Commissie. |
Ontvankelijkheid voor wat betreft exploitatieplan. Inschatting inbrengwaarde. Schorsing van delen bestemmingsplan leidt in casu niet tot schorsing van exploitatieplan. |
De maatstaf voor vergoeding van planschade is neergelegd in artikel 49 van de WRO en de omvang van de verplichting tot vergoeding van planschade is in overwegende mate objectief bepaalbaar. Gelet hierop kan de bekendmaking van het voorschotbedrag er niet toe leiden dat het college tot toekenning van meer planschade zal dienen over te gaan dan waartoe het op grond van artikel 49 van de WRO is gehouden. Het financiële belang van de gemeente wordt dan ook niet geraakt door de door het college gestelde toename van het aantal verzoeken om planschade als gevolg van de bekendmaking van het voorschotbedrag. |
Een redelijk denkend en handelend koper kan er niet van uitgaan dat de Structuurschets een nauwkeurige uitwerking van de toekomstige invulling van het gebied behelst. De uiteindelijke invulling kan dan nog op verschillende punten anders worden. Derhalve kan aan de schets niet een verwachting worden ontleend omtrent specifieke elementen. |
De bestemming ‘agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden’ en de aanwezigheid van kleinschalige landschapselementen, evenals de, ingevolge de Wet op de Flora en Fauna beschermde, dassenburcht beperkten reeds de gebruiksmogelijkheden. De stelling van appellant dat beide delen van het perceel afzonderlijk getaxeerd dienen te worden, vindt geen steun in het recht en ligt in dit concrete geval ook niet in de rede nu de hoogste waarde juist wordt bereikt door grond, woonhuis en opstallen als ensemble te taxeren. De stelling van appellant over de te verwachten opbrengst bij vrijwillige omzetting doet niet af aan het feit dat in dit concrete geval de bestemmingswijziging volgens de criteria die hier gelden niet leidt tot een lagere waarde onder de nieuwe bestemming, maar tot een ten minste gelijke. |
Nu appellant zijn stelling niet nader heeft onderbouwd, bestaat geen grond om aan te nemen dat het onderhavige woonperceel en de percelen weiland als één samenhangend geheel in de planologische vergelijking betrokken hadden moeten worden. |