Emissiegrenswaarden in Besluit verbranden afvalstoffen terecht buiten toepassing gelaten nu deze waarden niet zijn te beschouwen als een uitvloeisel van het toepassen van de beste beschikbare technieken. |
StAB
Meer op het gebied van Bestuursrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
Van alara naar BBT: Hoe is het gesteld met het beschermingsniveau? |
Auteurs | Hans Paul Nijhoff |
Fontein is geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. |
Jurisprudentie |
ABRvS 4 februari 2009, nr. 200801519/1 (Oudewater) |
Auteurs | Hans Paul Nijhoff |
Samenvatting |
Indien aan de algemene regels van het Besluit huisvesting wordt voldaan, is een individuele toets aan (het vereiste van de beste beschikbare technieken in) artikel 8.11, derde lid, Wm niet meer aan de orde. |
Jurisprudentie |
ABRvS 18 februari 2009, nr. 200800255/1 (Rotterdam) |
Samenvatting |
Op basis van de Wet Bibob mag een vergunning voor een beperkte termijn worden verleend. |
Jurisprudentie |
ABRvS 25 februari 2009, nr. 200802533/1/M2 (Oirschot) |
Auteurs | Aletta Blomberg |
Samenvatting |
Met een beroep op het ‘Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000-gebieden’ van het ministerie van LNV kan niet zonder meer een toename van de ammoniakdepositie worden toegestaan. Rechtsgevolgen van vernietigde besluit blijven in stand. |
Jurisprudentie |
ABRvS 4 maart 2009, nr. 200806605/1 (Woudenberg) |
Samenvatting |
Met het voldoen aan de eisen die het Besluit landbouw stelt aan de opslag van mest, is voldaan aan de eis dat de beste beschikbare technieken moeten worden toegepast. |
Jurisprudentie |
Vz ABRvS 4 maart 2009, nr. 200900930/1 (Uden) |
Auteurs | Valérie van ‘t Lam |
Samenvatting |
Er kan ook worden gemeld als de onderliggende vergunning nog niet in werking is getreden. |
Jurisprudentie |
ABRvS 11 maart 2009, nr. 200801863/1 (Hengelo) |
Samenvatting |
De milieuvergunning is niet strijdig met artikel 8 EVRM. |
Jurisprudentie |
ABRvS 18 maart 2009, nr. 200804250/1 (GS Zuid-Holland) |
Auteurs | Hans Paul Nijhoff |
Samenvatting |
Het behoort tot de taak van het bevoegd gezag om te beoordelen in hoeverre de beste beschikbare technieken zijn toegepast. |
Jurisprudentie |
ABRvS 18 maart 2009, nr. 200806199/1 (Heemstede) |
Samenvatting |
Ten gevolge van overgangsrecht gelden voor de inrichting geen voorschriften ter beperking van stankoverlast. |
Of een object stankgevoelig is, wordt bepaald door de feitelijke situatie en niet door de planologische bestemming. |
Jurisprudentie |
ABRvS 21 januari 2009, nr. 200800799/1 (Best) |
Samenvatting |
Voor een calamiteitenstal hoeven geen voorwaarden te worden gesteld aan de ammoniakuitstoot. |
Jurisprudentie |
ABRvS 28 januari 2009, nr. 200801126/1 (Wierden) |
Samenvatting |
Appellante is belanghebbende omdat het thans gaat om de materiële voortzetting van een zaak. |
Jurisprudentie |
ABRvS 4 februari 2009, nr. 200801960/1 (Hardenberg) |
Samenvatting |
Appellante had opnieuw zienswijzen naar voren moeten brengen nu is gekozen voor het opstellen van een nieuw ontwerpbesluit. |
Jurisprudentie |
ABRvS 11 februari 2009, nr. 200804697/1 (Veghel) |
Samenvatting |
Of een hotel als kwetsbaar object kan worden aangemerkt, is afhankelijk van het vloeroppervlak en niet van het aanwezige aantal personen. |
Onderhoudswerkzaamheden aan en gebruik van spoorlijn dienen als project voor de beoordeling van vergunningplicht krachtens de Nbw te worden aangemerkt. |
Traditionele huisvestingssystemen zijn als BBT aan te merken omdat ze in de Oplegnotitie bij BREF intensieve pluimvee- en varkenshouderij en in de Nota van toelichting bij het Besluit huisvesting onder bepaalde voorwaarden als zodanig worden aangemerkt. |
Jurisprudentie |
ABRvS 4 maart 2009, nr. 200801785/1 (GS Overijssel) |
Samenvatting |
Geen rechtstreeks beroep op Europese richtlijnen over luchtkwaliteit nu er geen aanleiding is voor oordeel dat deze richtlijnen niet naar behoren in (titel 5.2 van) de Wet milieubeheer zijn omgezet. |
Door methode van interne saldering kan stal met een traditioneel huisvestingssysteem als BBT worden aangemerkt. |
Wgv. Belemmeringen voor uitbreidingsmogelijkheden veehouderij. Afwijken op basis van verordening mogelijk. Verordening was op moment van besluit echter nog niet vastgesteld. |
Gemeente heeft bij bepalen omvang geluidcontour ten onrechte mede de geluidbelasting van bedrijven gelegen op gronden waar geen grote lawaaimakers zijn toegestaan, betrokken. |
Luchtkwaliteit. Het begrip autonome ontwikkeling betreft een feitelijk begrip dus dient ook de feitelijke situatie te worden bezien zoals die onafhankelijk van het project bestaat. |
Bepalingen uit het Bouwbesluit inzake NEN-normen zijn nog niet in werking getreden en daarom nog niet verbindend. |
Jurisprudentie |
Vz. Rb. Alkmaar 12 januari 2009, 08/3471 (LJN BH1750) |
Auteurs | Tonny Nijmeijer |
Samenvatting |
Het voorbereidingsbesluit als bedoeld in art. 3.7 Wro is op de negatieve lijst bij art. 8.5 Awb geplaatst en niet meer appellabel. |
Geen ontheffing mogelijk voor soorten die op grond van bijlage IV van de HR zijn beschermd vanwege het belang van de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling. |
Een scoutinggebouw is, gelet op de verblijfsduur en de brief van de minister van VROM van november 2008, geen gevoelig object in de invloedszone van een hoogspanningslijn. |
Overgangsrecht regelgeving milieueffectrapportage. |
Jurisprudentie |
Vz. Rb. Almelo 23 januari 2009 09/2 WW44 V1V (LJN BH0753) |
Auteurs | Tycho Lam |
Samenvatting |
Ingevolge artikel 122 van de Gemeentewet is het vierde lid van artikel 352 van de bouwverordening van rechtswege vervallen. |
Wvg. Uitleg begrip geurgevoelig object betekent dat nagenoeg elk bedrijf geurgevoelig is. Andere geurnormen in verordening zijn mogelijk. |
Uitleg overgangsrecht. Doorzet in milieuvergunning is uitgangspunt beoordeling externe veiligheid. Afweging plaatsgebonden risico en verantwoording groepsrisico. |
Bouwplan voor recreatiebungalows in strijd met bestemmingsplan. Overeenkomst met exploitant biedt onvoldoende garantie. |
Vrijstelling van de verplichting als bedoeld in artikel 33 van de WRO niet in strijd met art. 9.1.4, vierde lid Invoeringswet Wro. |
Ontheffing ex artikel 3:22, eerste lid, van de Wro ten behoeve van kinderdagverblijf. Criterium tijdelijke behoefte stringenter geclausuleerd dan in artikel 17 WRO. |
Rechtbank is met ingang van 1 juli 2008 niet langer bevoegd om te oordelen over beroepen tegen de weigering om wijzigingsbevoegdheid toe te passen. |
Voor de bepaling van de WOZ-waarde is vooral de feitelijke situatie van belang en wordt met de maximale mogelijkheden ingevolge het voorheen geldende planologische regime geen rekening gehouden. In het verzoek is in algemene bewoordingen schade gesteld als gevolg van een vrijstellingsbesluit en twee bestemmingsplannen. Dit verzoek diende daarom ruim te worden uitgelegd. |
De raad mocht niet zonder nader onderzoek vaststellen dat appellant met zijn mondelinge verklaring de omvang van zijn schriftelijk gemotiveerde verzoek om vergoeding van planschade heeft beperkt. Ook bij een uitbreidingsplan geldt een uitwerkingsplicht. Een feitelijk bouwverbod betekent niet dat bij de planvergelijking hetgeen na uitwerking maximaal mogelijk was buiten beschouwing dient te worden gelaten. |
Burgemeester en wethouders konden ontheffing verlenen van het bepaalde in de bouwverordening ten aanzien van de toegestane dakhelling. De WOZ-waarde van een woning kan van belang zijn voor de bepaling van de omvang van te vergoeden schade, indien sprake is van een planologische verslechtering. |
Het feit dat geen bouwrechten aan afzonderlijke percelen zijn toegekend, betekent niet dat op voormeld peilmoment geen bouwrechten bestonden. De intentie van appellanten bij de aankoop van het perceel om daarop één zomerhuis te bouwen, is niet van belang bij het bepalen van de omvang van de schade. Voorts beperkt de enkele toezegging van de raad ter zitting van de rechtbank dat medewerking zal worden verleend aan een vrijstelling krachtens artikel 19 van de WRO voor de bouw van één zomerhuis op het onbebouwde perceel van appellant haar schade niet, nu die vrijstelling afhankelijk is van onzekere nadere besluitvorming. |
Een vrijstelling voor de bouw van staand glas met een oppervlakte van 100 hectare zou in rechte geen stand hebben gehouden, aangezien de vrijstelling in dat geval zou leiden tot een planologisch relevante verandering die zich niet zou verdragen met het bepaalde in artikel 15 van de WRO. Bij de waardeverminderende factoren geluid- en lichthinder kan ook milieuregelgeving en de handhaving daarvan relevant zijn. |
Vaststaat dat de bestemming ‘Industrie’ niet was verwezenlijkt en dat, gelet hierop, het verbod van artikel 352 van de Bouwverordening niet van toepassing was. Hieruit volgt dat er geen beperkingen golden aan het gebruik van het perceel. |