Op 21 maart 2012 diende de Europese Commissie een voorstel van verordening in dat de uitoefening van het recht op collectieve actie reguleert binnen de context van de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting.Bij de analyse wordt een intertekstuele benadering gevolgd. De tekst wordt vergeleken met Verordening (EG) nr. 2679/98 en met het voorontwerp van de verordening. Het voorstel wordt geëvalueerd door het te toetsen aan de formele doelstellingen van dit instrument en door een onderzoek naar de interne contradicties die de tekst kenmerken. De conformiteit van het voorstel met internationale mensenrechteninstrumenten staat eveneens centraal. Voorafgaand wordt de juridische grondslag van het voorstel bestudeerd. |
Arbeidsrechtelijke Annotaties
Meer op het gebied van Arbeidsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Hoofdartikel |
De ontwerp-Verordening Monti II, oude wijn (azijn) in nieuwe zakken?De uitoefening van het recht op collectieve actie in tijden van vrijheid van vestiging en van dienstverrichting |
Trefwoorden | recht op collectieve actie, vrijheid van vestiging, vrijheid van dienstverrichting, detachering, alternatieve en niet-jurisdictionele geschillenregeling |
Auteurs | Prof. dr. F. Dorssemont |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Overgang van onderneming in een triptiek: economische activiteiten, anciënniteit en cao’sHvJ EU 6 september 2011, C-108/10, JAR 2011/262 (Ivana Scattolon/Ministerio dell’Instruzione, dell’Università e della Ricerca) |
Trefwoorden | overgang van onderneming, behoud senioriteit/anciënniteit, direct toepassen eigen cao na overgang |
Auteurs | Prof. dr. R.M. Beltzer en Mr. F. Koopman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het arrest Scattolon biedt minimaal drie interessante inzichten ten aanzien van overgang van onderneming. Ten eerste geeft het Hof van Justitie inzicht in de toepasselijkheid van Richtlijn 2001/23 op publieke ondernemingen. Ten tweede wordt de vraag beantwoord in hoeverre anciënniteit een voor overgang vatbaar recht is: de anciënniteit dient gekoppeld te zijn aan bij de vervreemder bestaande rechten. Opmerkelijk is dat het Hof tevens overwoog dat, indien anciënniteit op basis van deze regel niet zou overgaan, niettemin compensatie dient plaats te vinden indien de werknemer er anders substantieel op achteruit zou gaan. Ten slotte is hetgeen het Hof impliciet oordeelt over gebondenheid aan de overgekomen cao van groot belang voor de Nederlandse rechtspraktijk: het direct toepassen van de eigen cao na overgang van onderneming is mogelijk. Het Nederlandse recht is hier niet op berekend. Naar het oordeel van de auteurs ligt hier een taak voor de wetgever. |
Jurisprudentie |
Het Europese grondrecht van jaarlijkse vakantie: voorwaarden bij ziekte en (horizontale) doorwerkingHvJ EU 22 november 2011, C-214/10, JAR 2012/19 (KHS/Schulte) en HvJ EU 24 januari 2012, C-282/10, JAR 2012/54 (Dominguez/CICOA) |
Trefwoorden | Arbeidstijdenrichtlijn, vakantie, grondrecht, horizontale werking, vervaltermijn bij ziekte |
Auteurs | Mr. dr. A.G. Veldman |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bespreking van de recente arresten van het HvJ EU over het jaarlijkse vakantierecht met behoud van loon worden twee onderwerpen behandeld. Ten eerste het grondrechtelijk karakter van het vakantierecht, de effecten daarvan voor eventuele directe horizontale werking en de verhouding van dit EU-grondrecht met het vergelijkbare ILO-grondrecht. Ten tweede wordt op basis van de nieuwe Europese jurisprudentie, waarbij het verval van vakantierechten bij ziekte niet langer is uitgesloten, onderzocht of de nieuw ingevoerde Nederlandse vervaltermijn voor vakantierechten niet te kort is. |