Het ‘Betaalpakket’ zal de nodige harmonisatie en rechtszekerheid bieden voor de verwezenlijking van een ware ‘interne betaalmarkt’ voor girale transacties binnen de EU. Door de invoering van ‘caps’ van 0,2 procent en 0,3 procent op interbancaire vergoedingen voor debit- en creditcardtransacties zullen de kosten van acceptatie op Europees niveau dalen. Deze ‘caps’ en aanvullende maatregelen in de herziene Betaaldienstenrichtlijn zullen op Europees niveau onder andere een gelijk speelveld creëren voor betaaldienstaanbieders en de toetreding van nieuwe spelers bevorderen. Naar verwachting zal de efficiëntie van het Europees betalingsverkeer als gevolg daarvan toenemen ten voordele van de consument en de handel. |
Nederlands tijdschrift voor Europees recht
Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
Het Europees ‘Betaalpakket’ – Gevolgen voor de interne markt en het betalingsverkeer in Nederland |
Trefwoorden | markt, Betaaldienstenrichtlijn, IV Verordening, MasterCard, interbancaire vergoedingen |
Auteurs | J.D. Mathis, LL.M. Mr. |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Exceptie van de mededingingsbepalingen voor (schijn)zelfstandigen: de zaak FNV Kiem |
Trefwoorden | mededinging, sociaal beleid, werknemerschap, schijnzelfstandigen |
Auteurs | Prof. mr. F.J.L. Pennings |
SamenvattingAuteursinformatie |
Volgens het Albany-arrest zijn cao-bepalingen die op werknemers betrekking hebben onder bepaalde voorwaarden uitgesloten van de werking van de mededingingsbepalingen van het VWEU (art. 101). In het arrest FNV Kiem is de vraag aan de orde of een bepaling die in een cao is opgenomen reeds om die reden buiten de mededingingsbepalingen valt. Als het antwoord hierop ontkennend is dan is de vraag of de omstandigheid dat de bepaling betrekking heeft op zelfstandigen, maar (ook) bedoeld is ter verbetering van arbeidsvoorwaarden of werkgelegenheid van werknemers tot gevolg heeft dat de mededingingsbepalingen dergelijke cao-bepalingen niet verbieden. Het Hof van Justitie antwoordde dat bepalingen die betrekking hebben op zelfstandigen niet buiten de werkingssfeer van artikel 101 VWEU vallen. Dit is echter anders wanneer het om schijnzelfstandigen gaat. Vervolgens gaf het Hof van Justitie een ruime definitie van ‘schijnzelfstandigen’, zodat het arrest meer mogelijkheden geeft om cao-bepalingen die betrekking hebben op ‘zelfstandigen’ te maken dan op het eerste gezicht lijkt. |
Artikel |
Eventech: Hoe busbanen leiden tot een leerstuk van ‘inherent voordeel’ in het staatssteunrecht |
Trefwoorden | steunmaatregel, inherent voordeel, selectiviteit, Altmark, effects based doctrine |
Auteurs | Mr. C.T. Dekker |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze zaak staat centraal de vraag of het feit dat de klassieke zwarte taxi’s in Londen niet behoeven te betalen voor het gebruik van busbanen in Londen terwijl vooraf geboekte zogenoemde HMC’s beboet worden als zij van die banen gebruikmaken, een steunmaatregel vormt. Het Hof van Justitie gaat bij de beantwoording van de hierover gestelde prejudiciële vragen in op de criteria ‘bekostiging met staatsmiddelen’, ‘voordeel’ en ‘beïnvloeding van de tussenstaatse handel’ uit het begrip ‘steunmaatregel’ van artikel 107 lid 1 VWEU. In dat kader introduceert het Hof van Justitie een ‘inherent voordeel’ doctrine die de effects based doctrine doorkruist of in elk geval nuanceert. |
Artikel |
Vijf jaar bindend Handvest van de Grondrechten: wat heeft het de rechtzoekende opgeleverd? |
Trefwoorden | Handvest van de Grondrechten, EVRM, Grondwet, eerlijk proces, persoonlijke levenssfeer |
Auteurs | Mr. J. Morijn, Mr. A. Pahladsingh en Mr. H. Palm |
SamenvattingAuteursinformatie |
Levert het Handvest van de Grondrechten de rechtzoekende iets op? Om dit te beantwoorden analyseren we allereerst welke procesmatige en inhoudelijke voordelen het inroepen van het Handvest kan hebben ten opzichte van andere mensenrechtenbronnen. Daarna kijken we naar de eerste Nederlandse en Luxemburgse praktijk aangaande het recht op een eerlijk proces en het recht op privéleven en gegevensbescherming. Ook brengen we de wisselwerking in kaart tussen de rechterlijke bescherming gebaseerd op het Handvest en het EVRM. Wij concluderen dat er eerste tekenen van meerwaarde van het Handvest zijn voor de rechtszoekende, maar ook mogelijkheden bestaan zijn potentie nog beter te benutten. |
Artikel |
EU-bestuurlijke regelgeving in de praktijk: het IORP II Richtlijn-voorstel als voorbeeld |
Trefwoorden | wetgeving, delegatie, uitvoering, IORP, EU-agentschappen |
Auteurs | Mr. dr. T. van den Brink en Prof. dr. mr. H. van Meerten |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het onderscheid tussen wetgeving en bestuurlijke regelgeving en tussen delegatie en uitvoering uit het EU-Verdrag bepaalt het wetgevingssysteem van de Europese Unie. Aan de hand van de herziening van de IORP-Richtlijn wordt de uitwerking van dit systeem in de praktijk geanalyseerd. Niet alleen geven beide onderscheiden aanleiding tot conflicten tussen vooral nationale en EU-wetgevers, maar ook worden geschillen over de inhoud van EU-regelgeving uitgevochten. Ook biedt het artikel nader inzicht in de rol van EIOPA, het EU-agentschap op het terrein van pensioenen. Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening |