Voor de ongedaanmaking van onrechtmatige staatssteun dient een grondslag te bestaan in het nationale recht. Het beschikbare instrumentarium om staatssteun die is verleend in een civielrechtelijke context ongedaan te maken, is naar de mening van auteurs niet steeds toereikend en kan leiden tot ongewenste neveneffecten. |
Maandblad voor Vermogensrecht
Meer op het gebied van Burgerlijk (proces)recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
Vermogensrechtelijke aspecten van ongedaanmaking onwettige staatssteun |
Trefwoorden | Staatssteun, Nietigheid, Onverschuldigde betaling, Ongerechtvaardigde verrijking |
Auteurs | Mr. G.J. van Midden en Mr. G.C. Nieuwland |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Coface/Intergamma en onoverdraagbaarheidsbedingen: HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682 |
Trefwoorden | cessieverbod, onoverdraagbaarheid, Coface/Intergamma, artikel 3:83 lid 2 BW |
Auteurs | Mr. M.S. Breeman en Mr. S. Houdijk |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Hoge Raad beantwoordt in het Coface/Intergamma-arrest de vraag op welke wijze contractuele cessieverboden en onoverdraagbaarheidsbedingen dienen te worden uitgelegd. In deze bijdrage worden het arrest en de daarin vervatte bijzondere uitlegregel geanalyseerd. Daarnaast wordt ingegaan op de door de Hoge Raad nog onbeantwoorde vragen of een cessieverbod noodzakelijkerwijs een verpandingsverbod met zich brengt en op welke wijze een door een onoverdraagbaarheidsbeding ongeldige cessie of verpanding alsnog tot stand kan komen. |
Artikel |
Vliegen onder Verdrag of Verordening? Samenloopleerstuk biedt sleutel tot evenwichtige oplossing |
Trefwoorden | Samenloop, Montreal, 261/2004, Passagiersrechten, Vertraging |
Auteurs | Mr. R. de Graaff |
SamenvattingAuteursinformatie |
De samenloop tussen Verordening 261/2004 inzake passagiersrechten en het Verdrag van Montreal zorgt al jaren voor controverse. Een meer genuanceerde benadering is noodzakelijk. Daarvoor kan inspiratie worden geput uit de wijze waarop samenloopproblemen binnen het privaatrecht worden opgelost. De auteur bespreekt kritisch de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de voorstellen tot herziening van de verordening, waarover de onderhandelingen in volle gang zijn. |
Artikel |
Verrekening in het zicht van faillissement buiten het bestek van art. 54 Fw: HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:319 (Feenstra q.q./ING) |
Trefwoorden | (parate) executie, afwijkende wijze van verkoop, verrekening, faillissement |
Auteurs | Mr. A.W.N. Oomen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wordt een door de pandhouder en pandgever overeengekomen alternatieve wijze van verkoop in de zin van art. 3:251 lid 2 BW beheerst door de strenge regels van verrekening in (het zicht van) een faillissement? In navolging op zijn eerdere arrest ING/Hielkema q.q. oordeelt de Hoge Raad van niet en verbreedt en verduidelijkt genoemd kader. Een beschouwing van het belang van recht van executie bij een overeengekomen afwijkende wijze van verkoop tussen pandgever en pandhouder. |