In deze bijdrage brengen de auteurs het Ocidental-arrest (HvJ EU 20 april 2023, ECLI:EU:C:2023:311) en de Dienstenrichtlijn in verband met de algemene regels van afdeling 6.5.3. BW. Gesignaleerd wordt dat het niet voldoen aan de informatieverplichting (ex. 6:233 onder b jo. 6:234 lid 1 BW), gelet op het Ocidental-arrest, inkleurend is voor de vraag of een beding onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 onder a BW, hetgeen ambtshalve moet worden vastgesteld. Daar komt bij dat de informatieverplichting voor dienstverrichters een lichtere norm is dan die van 6:234 lid 1 BW, omdat dienstverrichters de algemene voorwaarden niet vóór of bij het sluiten van de overeenkomst hoeven te verstrekken. In overeenkomsten met consumenten kan dit echter meebrengen dat het beding als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt met (ambtshalve) vernietigbaarheid als gevolg, zélfs indien een dienstverrichter aan zijn verplichtingen op grond van de Dienstenrichtlijn heeft voldaan. Dienstverrichters zullen er om die reden voor moeten zorgen dat zij in overeenkomsten met consumenten een met artikel 6:234 lid 1 BW corresponderende informatieverstrekking in acht nemen. |
Contracteren
Meer op het gebied van Burgerlijk (proces)recht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Zomer in zicht |
Ad Rem |
Dienstverrichters na het Ocidental-arrest (HvJ EU 20 april 2023, C-263/22); toch onderhevig aan meerdere algemene voorwaarden regimes? |
Trefwoorden | Algemene voorwaarden, Informatieverplichting en Inhoudstoetsing, Ocidental, Dienstenrichtlijn, Richtlijn Oneerlijke bedingen |
Auteurs | Mr. Y. Hafez, Prof. mr. dr. T.H.M. van Wechem en Mr. dr. D.P.C.M. Hellegers |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Fraude in het betalingsverkeer: invloed van de mate van nalatigheid op de verdeling van de schade tussen de betaaldienstgebruiker en de betaaldienstverlener in het licht van artikel 169 VWEU |
Trefwoorden | Betalingstransacties, betaaldienstgebruiker, Betaaldienstverlener, Fraude, grove nalatigheid, PSD2, PSD3, PSR, Aansprakelijkheid, Verdeling schade |
Auteurs | Mr. D.W.Y. Sie en Mr. dr. D.P.C.M. Hellegers |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage geven de auteurs hun visie op de onderdelen van PSD2, PSD3 en PSR die zien op de verdeling van de uit fraude in het betalingsverkeer voortvloeiende schade tussen de betaaldienstgebruiker en betaaldienstverlener. Uit artikel 169 VWEU blijkt dat de Unie ernaar streeft een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen. Uit PSD2, PSD3 en PSR volgt dat de Europese wetgever kennelijk niet beoogt om het niveau van consumentenbescherming zodanig hoog te leggen dat betaaldienstgebruikers onder alle omstandigheden gevrijwaard dienen te worden van een uit betalingsfraude voortvloeiende schade. Op basis van PSD2 komen in beginsel alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien voor rekening van de betaaldienstgebruiker, indien deze verliezen zich hebben voorgedaan doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid één of meer van de op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen. In beginsel, omdat in gevallen waarin de betaaldienstgebruiker, zonder frauduleus of opzettelijk te hebben gehandeld, de op hem rustende plichten niet is nagekomen, de rechter de aansprakelijkheid van de betaaldienstgebruiker kan beperken, met name rekening houdend met de aard van de persoonlijke beveiligingsgegevens van het betaalinstrument en met de omstandigheden waarin het is verloren, gestolen of onrechtmatig gebruikt. Door de auteurs wordt gezocht naar een antwoord op de vraag of de in PSD2, PSD3 en PSR opgenomen regels in voldoende mate bijdragen aan een hoog niveau van consumentenbescherming in het geval van fraude in het betalingsverkeer. |
Artikel |
Noopt de Wet kwaliteit incassodienstverlening (Wki) tot aanpassing van incassoclausules? |
Trefwoorden | Incasso, Wki, incassobeding, algemene voorwaarden |
Auteurs | Mr. S.M.I. van Loon |
SamenvattingAuteursinformatie |
Per 1 april 2024 is de Wet kwaliteit incassodienstverlening (Wki) in werking getreden. Deze wet heeft invloed op de praktijkvoering van incassodienstverleners, onder wie ook advocaten en gerechtsdeurwaarders. De wet kent aan de schuldenaar die handelt in de uitoefening van beroep en bedrijf een meer beschermde positie toe. Dat roept de vraag op of schuldeisers er verstandig aan doen om over te gaan tot aanpassing van het contractuele incassobeding in bijvoorbeeld algemene voorwaarden. |
Artikel |
Te korte opzegtermijn bij duurovereenkomsten; converteren, negeren of is er een alternatieve zienswijze? |
Trefwoorden | duurrelatie, langdurige samenwerking, exitregeling, Goglio-arrest, opzeggingsbeding |
Auteurs | Prof. mr. dr. T.H.M. van Wechem |
SamenvattingAuteursinformatie |
Wanneer partijen een langdurige samenwerking of duurrelatie hebben, waarbij de afspraken bijvoorbeeld niet op papier zijn gezet, doet zich in de praktijk veelvuldig de vraag voor of, en zo ja met inachtneming van welke termijn, partijen hun samenwerking of relatie kunnen beëindigen. De vraag die de auteur in deze Ad rem centraal wil stellen, is de vraag wat rechtens is wanneer achteraf mocht blijken dat de desbetreffende opzegtermijn – gezien de omstandigheden van het geval – door de rechter als te kort wordt beoordeeld. |
Actualia contractspraktijk |
Het overtreden van een verbod is geheel niet presteren |
Trefwoorden | Tekortkoming, Klachtplicht, Concurrentiebeding, Boete, Matiging |
Auteurs | Mr. drs. J.H.M. Spanjaard |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur bespreekt een arrest van de Hoge Raad van 8 maart 2024 over de vraag of geklaagd moet worden bij de overtreding van een concurrentiebeding en over de vraag of laat klagen gevolgen heeft voor de omvang van een gevorderde contractuele boete. De auteur plaatst het oordeel van de Hoge Raad in een bredere beschouwing over wet en rechtspraak over tekortkoming en boete. |