05626684_covr
Rss

Surinaams Juristenblad

Over dit tijdschrift  

Meld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.

Aflevering 1-2, 2024 Alle samenvattingen uitklappen
Redactioneel

Van de redactie

In Memoriam

Justice Jacob ‘Bob’ Wit

24 december 1952 – 16 januari 2024

Auteurs Gloria de Mees
Auteursinformatie

Gloria de Mees
Mr. Gloria M. de Mees MBA doceert o.a. de vakken: Mensenrechten, Caricomrecht en Diplomatie & Protocol aan de Juridische Faculteit van de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Gedurende haar diplomatieke loopbaan is zij directeur Duurzame Toerisme van de Associatie van Caraibische Staten (ACS), geweest. Mr. de Mees was secretaris van het Bureau van de Agent van de Staat bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Rechten van de Mens (IACRM) en het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens (IAHRM). Zij is ook betrokken geweest bij de formulering van het wetsontwerp tot oprichting van het Nationaal Instituut Mensenrechten. Zij is ingaande 01 januari 2024 door de Algemene Vergadering van de Organisatie van Amerikaanse Staten gekozen als lid van de IACRM en is de eerste Surinaamse jurist die in die functie is gekozen
Artikel

Access_open Het biologisch vaderschap

Een verkenning van de gerechtelijke vaststelling van het biologisch vaderschap in het geldend en het concept Surinaams Burgerlijk Wetboek

Trefwoorden biologisch vaderschap, juridisch vaderschap, kennis over afstamming van de ouders, kennis over verwekking van een kind, levensonderhoud kind
Auteurs Monique Veira
SamenvattingAuteursinformatie

    ‘Wie is je moeder? Wie is je vader?’ zijn vragen die een aanstaande schoonzoon of -dochter bij het eerste bezoek aan de toekomstige schoonouders van Surinaamse afkomst meestal meteen moet beantwoorden. De vraag over de biologische afstamming van moederszijde is over het algemeen gauw beantwoord: de moeder die bekend is bij het kind is meestal de vrouw uit wie het kind geboren is. De vraag over de biologische afstamming van vaderszijde levert in de Surinaamse context niet zelden een verhaal op waarbij het juridisch en het biologisch vaderschap niet samenvallen.
    In 2022 is door de Hoge Raad de gerechtelijke vaststelling van het biologisch vaderschap toegewezen, hoewel de gerechtelijke vaststelling van het biologisch vaderschap geen grondslag heeft in de Nederlandse wet. Dit arrest deed de vraag rijzen of de gerechtelijke vaststelling van het biologisch vaderschap in ons geldend Surinaams Burgerlijk Wetboek (SBW) en in ons Concept Surinaams Burgerlijk Wetboek (CSBW) wel is geregeld.
    Aan de hand van de verkenningen van de acties tot vaststelling van het juridisch en het biologisch vaderschap zijn discussiepunten aan de orde worden gesteld, conclusie getrokken en aanbevelingen gedaan.


Monique Veira
Prof. mr. dr. Monique A. Veira is hoogleraar Privaatrecht met het accent op het Erfrecht verbonden aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname
Artikel

Legal Implication of the Israeli-Hamas Conflict

Trefwoorden right to self-determination, occupation, International humanitarian law, Israel-Hamas war, war crimes, genocide
Auteurs Reshma Janice Alladin
SamenvattingAuteursinformatie

    Palestinians have been decades under military occupation by Israel. Occupation is under international law illegal. The right to self-determination of the Palestinian people has been breached since the occupation by Israel. The struggle for the recognition of this right is an ongoing one. The right to self -determination is not only a jus cogens norm within international law, but it also creates obligations on States based under the erga omnes rule. On October 7, 2023, Hamas led Palestinian militant group committed unprecedented atrocities by attacking a civilian population at a music festival in Israel. In response to these atrocities the Israel Defense Forces responded, based on the right to self-defense an extensive aerial bombardment and imposing a total blockade killing thousands Palestinian civilians. There are arguments given whether the response of Israel by committing so many atrocities, based on the world-wide media coverage, constitutes genocide. Furthermore, it discusses the legal implications of these actions within International law including the Geneva Conventions with regard to States obligations and universal jurisdiction on war crimes.


Reshma Janice Alladin
Reshma Janice Alladin is human rights specialist, currently working as a Counsellor in the Foreign Service for Suriname. She is LL.M. in Law and LL.M. in International Legal Studies and International Human rights Law.
Artikel

Oorsprong stakingsrecht op de internationale groene tafel

Trefwoorden collectief recht werknemers, stakingsrecht, vakverenigingen, stakingsbeperking
Auteurs Glenn Piroe
SamenvattingAuteursinformatie

    Alhoewel in Suriname dankzij de grondwet van 1987 het stakingsrecht op zich een onbetwist recht is van het collectief van werknemers, wordt dit al geruime tijd binnen de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) bestreden, vooral wat betreft zijn relatie met betrekking tot de fundamentele ILO Freedom of Association Convention (No. 87) en de toetsende en interpreterende rol van de ILO Committee of Experts on Application of Conventions and Recommendations. In Suriname is het stakingsrecht bestendigd laatstelijk in 2016 middels de Wet Vrijheid van Vakvereniging (WVV), doch de onenigheid heeft binnen de ILO uiteindelijk na een aanhoudende patstelling geleid tot het verwijzen van de onenigheid naar het Internationaal Gerechtshof voor advies.


Glenn Piroe
Glenn Piroe (1972) studeerde Algemeen Surinaams Recht aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Hij is auteur van enkele arbeidsrechtgerelateerde publicaties, waaronder de ‘Gids Arbeidswetgeving Suriname’. De auteur is thans onderdirecteur Juridische en Internationale Zaken op het arbeidsministerie en docent Arbeidsrecht Internationaal Arbeidsrecht bij SIVIS. Hij gaf tijdelijk leiding aan de Arbeidsinspectie in de periode 2019-2020. In 2018 was hij betrokken bij de ontwikkeling van de Wet Vrijheid van Vakvereniging en de Ontslagwet 2018 als commissievoorzitter
Artikel

De beperking van de contractsvrijheid van buitenlandse oliemaatschappijen bij productiedelingsovereenkomsten door artikel 17 Petro­leumwet 1990 in het licht van het Herziene Verdrag van Chaguaramas

Trefwoorden contractsvrijheid, buitenlandse oliemaatschappijen, artikel 17 Petroleumwet 1990, productiedelingsovereenkomsten, Herziene Verdrag van Chaguaramas
Auteurs Dhieredj Isrie
SamenvattingAuteursinformatie

    De grote olie- en gasreserves in de zeebodem kunnen sterk bijdragen aan het stabiliseren van de economie van ons land. Met het oog op het realiseren van deze stabilisatie, zijn in de productiedelingsovereenkomsten tussen Staatsolie en de buitenlandse oliemaatschappijen (‘IOCs’) daarom door de wetgever voorzien in een local content – bepaling (artikel 17 Petroleumwet 1990). Krachtens deze bepaling zijn de IOCs verplicht om bij de tewerkstelling van personeel en de aanschaf van goederen en diensten in het kader van de petroleumactiviteiten voorkeur te geven aan Surinaamse arbeidskrachten en leveranciers. Deze wettelijke bepaling beperkt zo de contractsvrijheid van de IOCs.
    Het opleggen van local content-verplichtingen aan de IOCs wordt echter beïnvloed door de bepalingen van het Herziene Verdrag van Chaguaramas. Blijkens het verdrag moet er sprake zijn van non-discriminatie en het vrije verkeer van goederen, diensten en personen binnen de CARICOM, maar artikel 17 Petroleumwet 1990 creëert juist een juridische barrière voor de instroom van arbeidskrachten, goederen en diensten uit de CARICOM. Deze wettelijke beperking van de contractsvrijheid van de IOCs kan helaas niet worden gerechtvaardigd uit hoofde van het verdrag. De enige manier om deze beperking te rechtvaardigen, is middels een leerstuk buiten de reikwijdte van het verdrag, te weten de mensenrechtendoctrine margin of appreciation.


Dhieredj Isrie
Mr. Dhieredj Isrie is als jurist verbonden aan het Ministerie van Volksgezondheid. Dit artikel is een afgeleide van zijn thesis, die hij in december 2023 verdedigde aan de opleiding ‘Master Surinaams Recht’ van de Anton de Kom Universiteit van Suriname onder begeleiding van mr. dr. G. Best
Artikel

De door de Regering gegeven garantie, ex artikel 15 lid 2 Petroleumwet 1990, in het licht van de petroleumovereenkomsten, gesloten tussen Staatsolie en Contractors, nader bekeken

Trefwoorden Petroleumwet 1990, Oil & Gas, Offshore, contractors, PSC (Production Sharing Contract), staatsolie
Auteurs Abygail Mohammedamin
SamenvattingAuteursinformatie

    Het artikel betreft de uitkomsten van een nader onderzoek naar de reikwijdte van de door de Regering conform artikel 15 lid 2 Petroleumwet 1990, af te geven garantie aan Contractors, die met Staatsolie een petroleumovereenkomst (Production Sharing Contract), verder PSC, zijn aangegaan.
    De garantie wordt in de vorm van een staatsbesluit gegeven en dient ter waarborging van de juridische en fiscale behandeling van de investeringen van de Contractor in Suriname en het nakomen van de verplichtingen van Staatsolie uit hoofde van de PSC. Enige tijd geleden bleek er onduidelijkheid te zijn ontstaan over de rechtsgeldigheid van het staatsbesluit S.B. 2018 no. 52, waarin de Regering de bovengenoemde garantie aan Contractors van Staatsolie heeft gegeven. Deze garantie moet volgens bovengenoemd artikel van de Petroleumwet 1990, voldoen aan bepaalde daarin gestelde voorwaarden. De onduidelijkheid had onder andere betrekking op de vraag of de Regering met het verlenen van deze garantie buiten zijn in artikel 15 lid 2 Petroleumwet 1990 gegeven bevoegdheid was getreden. Aan de hand van bepalingen in de Petroleumwet 1990 en de door Staatsolie gehanteerde Model-PSC, is er getoetst of de door de Regering in bovengenoemd staatsbesluit gegeven garantie, voldoet aan de in artikel 15 lid 2 Petroleumwet 1990 genoemde vereisten. Deze vereisten hebben betrekking op de voorwaarde dat de garantie moet vallen binnen de (beleids)bevoegdheid van de Regering en voorts, indien het gaat om het verlenen van garanties met betrekking tot de fiscale positie van Contractors, dit overeenkomstig de bepalingen terzake van de Grondwet moet plaatsvinden. In het kort komt de (hoofd)conclusie van het onderzoek erop neer dat het staatsbesluit bij de afkondiging ervan in 2018, niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 15 lid 2 Petroleumwet 1990. Deze tekortkoming is met de wijziging van de Petroleumwet 1990 per 1 januari 2023 echter gecorrigeerd, waardoor het staatsbesluit thans in het algemeen wel voldoet aan de voorwaarden van bovengenoemd artikel.


Abygail Mohammedamin
Mr. Abygail S.F. Mohammedamin is als jurist verbonden aan het Ministerie van Openbare Werken. Dit artikel is een samenvatting van haar thesis, die zij in december 2023 heeft verdedigd voor de opleiding ‘Master Surinaams Recht’ aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Haar thesisbegeleider was mr. Roy Shyamnarain, terwijl mr.dr. Gaetano Best en mr. dr. Wanda Bechan-Pherai de mede-beoordelaars waren
Artikel

Rechtsbescherming: een noodzaak voor de kwaliteitsverbetering van de overheid

Trefwoorden bestuursrecht, rechtsbescherming, kwaliteit wetgeving, bestuursprocesrecht, rechtseenheid, rechtsgelijkheid, rechtszekerheid
Auteurs Wedwatie Bechan-Pherai
SamenvattingAuteursinformatie

    Dit artikel gaat over het bestuursrecht in Suriname, met specifieke aandacht voor het onderdeel rechtsbescherming. Een effectieve rechtsbescherming voor zowel de overheid alsook voor individuen en bedrijven is een noodzaak, maar momenteel ontbreekt het op vele punten daaraan. De bestuursrechtelijke regels in Suriname zijn gefragmenteerd en kennen veel onduidelijke en inconsistente rechtsbeschermingsprocessen. Herziening van de bestuursrechtelijke regels is dringend nodig. Hoewel Suriname moet werken aan geharmoniseerde wetgeving, zal tegelijkertijd ook aandacht besteed moeten worden aan de uniformiteit in bestuursrechtelijke rechtsgangen en procedures voor rechtsbescherming. Deze zal ongetwijfeld leiden tot het versterken van rechtseenheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid. Het artikel biedt concrete richtlijnen om tenminste de kwaliteit van de bestuurlijke rechtsbeschermingsregels, zoals de bestuursrechtelijke rechtsgangen en procedures, te verbeteren. Hiermee zal een begin worden gemaakt om het bestuursprocesrecht in Suriname verder te ontwikkelen en daarmee de rechtsbescherming te verbeteren.


Wedwatie Bechan-Pherai
Mr. dr. Wedwatie (Wanda) Bechan-Pherai, is decaan van de Faculteit Juridische Wetenschappen van de Anton de Kom Universiteit en docent binnen de vakgroep staats- en bestuursrecht
Opinie

Annotatie bij vonnis Kantongerecht in het Eerste Kanton A.R. no. 20-0229/Civar no. 202000363

Trefwoorden Wet toezicht Bank- en Kredietwezen 2011, WTBK, Centrale Bank van Suriname, CBvS, gekwalificeerde deelneming, machtsconcentratie, Hakrinbank, toezicht
Auteurs Kitty Lieverse
SamenvattingAuteursinformatie

    Deze zaak betreft de toetsing van de door de Centrale Bank van Suriname (CBvS)onder de Wet toezicht Bank-en Kredietwezen 2011 (WTBK) aan twee aandeelhouders (de Staat en Staatsolie) verleende toestemming voor het houden van een aandelenbelang in het kapitaal van de Hakrinbank en het uitoefening van de daaraan verbonden zeggenschap boven de grenzen (van 5% en 20%) die zijn gesteld in artikel 20 lid 2 en 3 WTBK. De kantonrechter oordeelt dat de twee aandeelhouders beschikken over de onder de WTBK vereiste toestemming van de CBvS op basis van artikel 20 lid 4 WTBK. Voorts oordeelt de kantonrechter dat het op een gegeven moment zaak was en nog steeds zaak is om het aandeel van de Staat van meer dan 20% binnen afzienbare tijd terug te brengen tot ten hoogste 20%. De betrokken belangen (van de instelling zelf en van de stabiliteit van het financiële systeem van Suriname) mogen echter aanleiding zijn voor een geleidelijke afstoting van het aandelenpakket. Daarmee kan niet worden gezegd dat de CBvS niet in redelijkheid kon besluiten tot de voorzichtige aanpak waarvoor zij heeft gekozen


Kitty Lieverse
Kitty Lieverse is advocaat in Amsterdam, hoogleraar financieel toezichtrecht te Nijmegen en raadsheer-plaatsvervanger bij het Hof Den Haag
Opinie

Toetsing kortgedingrechter van de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren, die zonder goedkeuring van DNA als wet rechtskracht heeft verkregen

Trefwoorden constitutionele toetsing, formele toetsing, abstracte toetsing, concrete toetsing, onrechtmatige overheidsdaad/Trias Politica
Auteurs Hugo Fernandes Mendes
SamenvattingAuteursinformatie

    Dit artikel beschrijft de mogelijkheden van de kantonrechter om formele wetten te toetsen aan onder meer de Grondwet. De aanleiding is een kortgeding vonnis van de kantonrechter.
    De kantonrechter oordeelde in kort geding tot schorsing van de wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren. De schorsing zou van toepassing zijn totdat het Constitutioneel Hof een besluit neemt over de grondwettigheid van deze wet. Het oordeel tot schorsing is gebaseerd op de constatering dat bij de totstandkoming niet de door de Grondwet voorgeschreven procedure is gevolgd. Dit is een voorbeeld van formele toetsing.
    Dit artikel geeft aan dat het grondwettelijk primaat van de wetgever met zich brengt dat de rechter niet bevoegd is tot formele toetsing van wetten. Ook het CH mag niet formeel toetsen. Daarnaast is het de rechter niet toegestaan de rechtskracht van de wet – buiten het concrete geval – als zodanig aan te tasten. Dit heet abstracte toetsing. Wel is de rechter bevoegd in een concreet geval de wet buiten toepassing te laten indien er sprake zou zijn strijdigheid met grondwettelijk geregelde grondrechten. Een verdere ontwikkeling van het leerstuk van concrete toetsing en de onrechtmatige overheidsdaad kan de rechter in gevallen als deze soelaas bieden om een onrechtmatig handelende wetgever, tot orde te roepen.


Hugo Fernandes Mendes
Mr. dr. Hugo Fernandes Mendes was universitair hoofddocent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden. Hij was rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank in Rotterdam en heeft directiefuncties bekleed bij het ministerie van Binnenlandse Zaken in Den Haag en bij de gemeente Amsterdam.
Opinie

The Role of DDI in Improving Economic Growth in Suriname

Trefwoorden Diaspora Direct Investment, economy, Suriname Investment and Trade Agency (SITA), Foreign Direct Investment (FDI)
Auteurs Jasmien Wijngaarde-LijKwan
SamenvattingAuteursinformatie

    Suriname has a significant diaspora economy, with its primary diaspora residing in The Netherlands. Diaspora Direct Investment (DDI) refers to investments by Surinamese individuals living abroad, who often leverage their expertise to encourage foreign companies to invest in Suriname or to collaborate with startups in their home country. DDI is distinct from FDI in its emphasis on social embeddedness and a heightened sense of community impact, which is intrinsic to returning migrants. This article explores the efficacy of DDI and its positive impact on economic development, especially during economic downturns. The benefits of DDI are evidenced by brain gain, technology transfer, mentorship, market-driven economies, and other factors. However, DDI in Suriname also faces challenges such as high crime rates, government corrup­tion, and concerns about quality of life, safety, and healthcare. The Suriname Investment and Trade Agency (SITA) plays a crucial role in encouraging DDI by implementing measures to ensure parity with FDI. Establishing a Diaspora Fund, managed by SITA, could help overcome these challenges by providing due diligence, analysis, and screening for approval of potential projects.


Jasmien Wijngaarde-LijKwan
Jasmien Wijngaarde-LijKwan is currently one of the business advisors at the Suriname Investment and Trade Agency (SITA) and has written various articles on different aspects of Diplomacy. She holds a Bachelor of Science in Public Administration, a post-graduate degree on Security, a master’s in governance and recently obtained an MBA from the University of the People in California. Ms. JWL initially specialized in Human Rights and has received extensive training in human rights, and in diplomacy (Bilateral-Multilateral-Consular and Diaspora-and Negotiations Diplomacy) from the Joint Universities of Switzerland and Malta.
Opinie

Amnestie en abolitie

Omstreden rechtsfiguren in de Surinaamse Grondwetgeving

Trefwoorden amnestie, abolitie, rechterlijke toetsing ex art. 137 GW, CH toetsing, 8 december strafproces
Auteurs Shantie Sheombar
SamenvattingAuteursinformatie

    Met de aanbeveling dat het verlenen van amnestie en abolitie worden opgeschoond uit de Surinaamse wetgeving wenst schrijver dezes haar… of: wenst ondergetekende haar…) bijdrage te leveren aan het voorkómen van rechtsongelijkheid als gevolg van machtsmisbruik van gezagsdragers, waarvan sommigen de instelling van: ‘wie het kruis heeft, zegent zichzelf’ blijken te hebben.
    De Amnestiewet 1989 is door het Constitutioneel Hof getoetst en onverbindend verklaard. De wet van 5 april 2012 (S.B. 2012 no. 49) houdende wijziging van de Amnestiewet 1989 (S.B.1992 no. 68) is zowel door de Krijgsraad (ex artikel 137 Grondwet van Suriname) getoetst en buiten toepassing verklaard in het strafproces rond de moorden van 8 en 9 december. Ook het Constitutioneel Hof toetste deze wet en verklaarde die onverbindend als zijnde in strijd met Grondwetsbepalingen en mensenrechtenverdragen


Shantie Sheombar
Shantie Sheombar is in november 1996 afgestudeerd aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname, als meester in de Rechten en is vanaf 6 december 2006 werkzaam als advocaat.
Opinie

Brazilië en het integratieproces in de Latijns Amerikaanse en Caraïbische [LAC] regio

Trefwoorden Brazilië, LAC-regio, integratieproces, ontwikkeling, groei, samenwerking, coördinatie, UNASUR – CELAC
Auteurs Kriesnadath Nandoe
SamenvattingAuteursinformatie

    De Latijns Amerikaanse en Caraïbische [LAC] regio wordt geconfronteerd met transnationale uitdagingen zoals mensenhandel, drugs, migratie, klimaatverandering, de oorlog in Ukraine en binnenlandse problemen zoals armoede, corruptie en onvoldoende groei.
    Verwacht mag worden dat Brazilië onder leiding van President Luiz Inacio Lula de Silva, die in oktober 2022 voor de derde keer werd gekozen tot President van zijn land, een belangrijke bijdrage kan leveren aan vooruitgang en stabiliteit in de LAC-regio en ook in de wereld.
    In de afgelopen decennia zijn verschillende economische, commerciële, en politieke integratie-groeperingen in de LAC-regio opgericht zoals De Caribische gemeenschap, De Rio groep, Mercosur, De Andes Gemeenschap, De Bolivariaanse Gemeenschap, Unasur en Celac. Maar de meeste van deze groeperingen hebben om verschillende redenen niet effectief kunnen functioneren.
    Op initiatief van President Lula kwamen de 12 Presidenten van UNASUR in mei 2023 bijeen om UNASUR te heractiveren.
    Tijdens een topbijeenkomst van CELAC in januari 2023, die ook door President Lula werd bijgewoond, werd besloten de samenwerking tussen de 33 lidlanden wederom op gang te brengen.
    Verwacht wordt dat de verschillende initiatieven die zijn ontplooid tussen de landen in de LAC-regio kunnen leiden tot versterking en vergroting van het integratieproces in de LAC-regio.


Kriesnadath Nandoe
Mr. Kriesnadath Nandoe MSc is oud-ambassadeur en oud-voorzitter van het Institute of International Relations van de ADEK Universiteit van Suriname
Opinie

60 jaar SJB en de betekenis voor de rechts­ontwikkeling in Suriname

SJB-avonturen aan de wilde kust!

Trefwoorden allodiale eigendom en erfelijk bezit, concubinaat, Wet Constitutioneel Hof, collectieve grondenrechten, overdracht van het erfpachtrecht, kiesstelsel, annotaties
Auteurs Carlo Jadnanansing
SamenvattingAuteursinformatie

    Het artikel is een schriftelijke weergave van de lezing gehouden door mr.dr. C.R. Jadnanansing op 9 november 2023 te Paramaribo ter gelegenheid van de herdenking van 60 jaar Surinaams Juristen Blad.
    Hierbij wordt een korte historie van het SJB gegeven en de betekenis voor de rechtsontwikkeling in Suriname.
    De bijdragen van SJB voor de rechtsontwikkeling worden verdeeld in de navolgende gebieden:

    1. Wetgeving (zowel geldend als komend recht);

    2. Rechtspraak;

    3. Onderwijs;

    4. Bescherming van de rechtsstaat;

    5. Rechtsbewustzijn.


    Bovengenoemde gebieden worden aan de hand van de verschenen juristenbladen nader geanalyseerd.
    Als belangrijkste bijdragen van het SJB voor de rechtsontwikkeling in Suriname worden o.a. genoemd:

    - Gelijkstelling in het Ontwerp Nieuw B.W. van allodiale eigendom en erfelijk bezit met volledige eigendom.

    - De nieuwe huwelijkswetgeving.

    - Afschaffing van het delict afgoderij.

    - Instelling van het Constitutioneel Hof.

    - Herziening kiesstelsel.

    - De bescherming van de rechtsstaat en het bevorderen van het rechtsbewustzijn.


Carlo Jadnanansing
Mr. dr. (hon) Carlo Jadnanansing was eerst advocaat en later notaris. Ook is hij docent geweest aan de Universiteit van Suriname, later ADEKUS, eerst in de vakken criminologie en strafrecht en later in het erfrecht. Hij is oud-notaris en thans legal consultant.
Boekbespreking

De wettelijke verdeling van nalatenschappen

Trefwoorden erfrecht, verdeling van nalatenschappen, orde van erfopvolging, lex hac edictale, wettige en natuurlijke kinderen
Auteurs Carlo Jadnanansing
SamenvattingAuteursinformatie

    De bespreking gaat over ‘De wettelijke verdeling van nalatenschappen (1869-2022) met als ondertitel: Berekening van het aandeel van iedere gerechtigde in een erfrechtelijke boedel’.
    Het werk bestaat uit drie delen:

    - Deel I: de situatie bij de invoering van het Burgerlijk Wetboek op 1 mei 1869;

    - Deel II: de periode tussen de invoering van het Burgerlijk Wetboek en de onafhankelijkheid van Suriname (1 mei 1869-25 november 1975);

    - Deel III: de periode vanaf de onafhankelijkheid van Suriname tot heden (25 november 1975-december 2022).

    De auteur geeft als inleiding bij elk van de delen, alvorens te beginnen met het erfrechtelijk deel, een beschouwing over de Surinaamse samenleving in die periode. Deze benadering is van belang omdat het recht een weerspiegeling hoort te zijn van hetgeen leeft in de gemeenschap. Het boek behandelt de materie op een heldere wijze met veel casuïstiek.
    Orde van erfopvolging: de auteur wijkt af van de standaardindeling in vier groepen door respectievelijk zes, vijf en vier groepen van vererving te noemen naargelang de periode waarin de vererving geschiedt. Dit mag beschouwd worden als haar eigen creatie en dus een verrijking van het erfrecht!


Carlo Jadnanansing
Mr.dr. (hon) Carlo Jadnanansing was eerst advocaat en later notaris. Ook is hij docent geweest aan de Universiteit van Suriname, later ADEKUS, eerst in de vakken criminologie en strafrecht en later in het erfrecht. Hij is oud-notaris en thans legal consultant