Gelijke behandeling en Unieburgerschap gaan hand in hand. Dat betekent onder andere dat de toegang tot onderwijs aan Unieburgers op gelijke basis moet worden verleend, ook als de onderwijssystemen zelf ongelijk zijn. Voor studenten die zijn uitgeloot voor opleidingen in hun eigen lidstaat biedt dit mogelijkheden; voor de Unieburger die in zijn eigen lidstaat wil blijven studeren en de lidstaten zelf levert dit een minder positief beeld op. Hoe verhoudt de gelijke behandeling van Unieburgers zich tot de bevoegdheid van lidstaten om onderwijssystemen vorm te geven? Is het tijd om de bakens te verzetten? |
Nederlands tijdschrift voor Europees recht
Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Jurisprudentie |
Zijn er nog grenzen aan gelijkheid? – De spanning tussen gelijke behandeling van Unieburgers versus de bevoegdheidsverdeling tussen Unie en lidstaten |
Trefwoorden | Europees burgerschap, Unieburgerschap, Onderwijs, non-discriminatie op grond van nationaliteit |
Auteurs | Mr. H. Van Eijken |
SamenvattingAuteursinformatie |
Jurisprudentie |
Het internationale recht als beschermengel van de exclusieve bevoegdheden van lidstaten inzake verlies van nationaliteit? |
Trefwoorden | Rottmann, burger van de Unie, intrekking van staatsburgerschap, ontbreken van de afstandseis |
Auteurs | Mr. H. Oosterom-Staples |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Rottmann-arrest bevestigt dat lidstaten bij de uitoefening van hun exclusieve bevoegdheden het Europese recht moeten respecteren, maar laat tegelijkertijd zien dat Europese inmenging door het internationale recht wordt beperkt. Het Hof van Justitie van de Europese Unie erkent dat lidstaten ingevolge het internationale en het Europese recht hun bevoegdheid inzake het nationaliteitsrecht hebben behouden, maar voegt hieraan toe dat de primaire hoedanigheid van onderdanen van de lidstaten, te weten burger van de Unie, met zich meebrengt dat lidstaten bij de effectuering van een besluit tot intrekking van door naturalisatie verkregen nationaliteit het Europese evenredigheidsbeginsel moeten respecteren. Het expliciteert ook de verplichting van de lidstaat waarvan de nationaliteit verloren is gegaan ten tijde van de naturalisatie, om bij de beoordeling van een verzoek tot herkrijging van die nationaliteit de uit het Rottmann-arrest voortvloeiende beginselen te respecteren. |
Artikel |
Beroepstermijnen aanbestedingsrecht en het effectiviteitsbeginsel |
Trefwoorden | doeltreffendheidsbeginsel, aanbesteding, bestuursrecht, beroepstermijnen, Rechtsbescherming |
Auteurs | Prof. mr. E. Steyger |
SamenvattingAuteursinformatie |
In twee arresten heeft het Hof van Justitie beroepstermijnen opnieuw getoetst aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, en laat voortaan de lidstaten minder beleidsvrijheid dan tot dusver gebruikelijk. De arresten hebben een ruimer bereik dan alleen het aanbestedingsrecht. |
Artikel |
Het Spector-arrest: het weerlegbare vermoeden in een strafrechtelijke en mensenrechtelijke context |
Trefwoorden | Europees strafrecht, EVRM, harmonisatie, richtlijnconforme interpretatie, marktmisbruik |
Auteurs | Mr. J.M.W. Lindeman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het Spector-arrest, waarin prejudiciële vragen van de Belgische rechter worden beantwoord, heeft al heel wat Nederlandse pennen in beweging gebracht. Daar is alle reden toe, want de uitspraak bevat op meerdere fronten interessante materie. Centraal in de uitspraak staat de duiding van het in de richtlijn marktmisbruik opgenomen verbod op handel met voorwetenschap, dat in Nederland is geïmplementeerd in artikel 5:56 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). De door het Hof van Justitie van de Europese gemeenschappen (hierna: Hof van Justitie) gekozen invulling van deze verbodsbepaling roept enkele vragen op over de inpassing in het Nederlandse (bestuurs)strafrecht. Daarnaast spelen vraagstukken over al dan niet beoogde volledige harmonisatie van de richtlijn, de doorwerking van het EVRM en richtlijnconforme interpretatie. |
Jurisprudentie |
Google AdWords: het Hof maakt veel duidelijk, maar we zijn er nog niet |
Trefwoorden | inbreuk op de merkrechten, opslagdiensten, E-Commerce richtlijn, aantasting van de herkomstaanduidingsfunctie, Google AdWords |
Auteurs | Mr. M.J Heerma van Voss en Mr. V.A. Zwaan |
SamenvattingAuteursinformatie |
De kogel is door de kerk voor Google; zij maakt geen inbreuk op de merkrechten met AdWords en Google verricht opslagdiensten in de zin van de E-Commerce richtlijn, als gevolg waarvan zij in beginsel een beroep kan doen op de daarin neergelegde aansprakelijkheidsexoneratie. Voor een geslaagd beroep zal de nationale rechter wel tot de conclusie moeten komen dat het gedrag van Google ‘binnen de perken blijft van dat van een als tussenpersoon optredende dienstverlener’.Wat betreft het merkgebruik door de adverteerder, komt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: Hof van Justitie) met een (voor dit soort zaken?) specifieke invulling voor het door het Hof van Justitie ontwikkelde criterium ‘aantasting van de herkomstaanduidingsfunctie’. Tot slot is opvallend dat het Hof van Justitie resoluut stelt dat in dit soort zaken geen sprake is van afbreuk aan de andere merkfuncties dan voornoemde. |