In Touring Tours oordeelt het Hof van Justitie dat de verplichting tot het controleren van de verblijfsstatus van internationale buspassagiers binnen het Schengengebied geschaard kan worden onder het begrip (politie)controles binnen het Schengengebied. Hoewel deze in principe zijn toegestaan onder de Schengengrenscode, hebben de controles in casu een effect dat gelijk is aan controles aan de binnengrenzen en zijn daarom in strijd met het Unierecht. Dit artikel plaatst vraagtekens bij de keuze van het Hof van Justitie om de controles aan te merken als politiecontroles en plaatst het arrest in de bredere context van de spanning tussen mobiliteit en veiligheid in de nasleep van de vluchtelingencrisis. |
Nederlands tijdschrift voor Europees recht
Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Asiel en migratie |
A rose by any other name: het Hof van Justitie stelt grenzen aan controles binnen het Schengengebied |
Trefwoorden | Schengengrenscode, vervoerderssancties, politiecontroles, grenscontroles |
Auteurs | Dr. J.J. Rijpma |
SamenvattingAuteursinformatie |
Consumenten |
Modernisering van het Europese consumentenrecht: meer vlees op het bot (I) |
Trefwoorden | handhaving, online marktplaatsen, informatieplichten, dynamic pricing, bedenktijd |
Auteurs | Prof. dr. M.B.M. Loos |
SamenvattingAuteursinformatie |
In eerdere publicaties ben ik ingegaan op de Mededeling ‘Een New Deal voor consumenten’ en het daarmee samenhangende voorstel voor een moderniseringsrichtlijn. In dit artikel bespreek ik de verdere voortgang van het richtlijnvoorstel, waar inmiddels politieke overeenstemming over is bereikt. Daarin staat de vraag centraal of de moderniseringsrichtlijn in haar uiteindelijke vorm de in de New Deal-mededeling gedane belofte waarmaakt van modernisering en verbetering van de handhaving van het consumenten-acquis. In het eerste deel van deze bijdrage richt ik mij daartoe op de individuele en publiekrechtelijke handhaving van het consumentenrecht en op dynamic pricing en informatieverplichtingen voor online marktplaatsen. In het tweede deel ga ik in op de vraag met wie de consument eigenlijk contracteert als de overeenkomst via een online marktplaats wordt gesloten, op enkele vereenvoudigingen voor handelaren en op de herziene regels voor de bedenktijd van consumenten. Ik rond dan af met een conclusie. |
Digitale markten |
Een gelijk speelveld in de online platformeconomie? |
Trefwoorden | online platforms, digitale interne markt, schadelijke handelspraktijken |
Auteurs | Mr. L.E. Felderhof en Mr. M.P.C. Rozenbroek |
SamenvattingAuteursinformatie |
De Verordening ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten heeft het doel te zorgen voor een eerlijke, transparante en voorspelbare bedrijfsomgeving voor ondernemers (met name het midden- en kleinbedrijf) die online platforms gebruiken om hun goederen en/of diensten aan te bieden aan consumenten. |
Mededingingsrecht |
Nationale veiligheid en buitenlandse investeringen |
Trefwoorden | nationale veiligheid, investering screening, investeringstoets, Verordening 2019/452, ongewenste zeggenschap |
Auteurs | Mr. J. de Kok |
SamenvattingAuteursinformatie |
In reactie op de toenemende aandacht voor geopolitieke belangen in het kader van buitenlandse investeringen is recent een Europese verordening aangenomen en is een Nederlands wetsvoorstel voor de Wet ongewenste zeggenschap telecommunicatie (WOZT) aanhangig gemaakt. De Europese Verordening (EU) 2019/452 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie creëert een Europees kader op het gebied van de screening van buitenlandse investeringen op grond van veiligheid of de openbare orde. De verordening is een hybride instrument dat (1) coördinatie tussen nationale screeningsautoriteiten faciliteert, (2) in een mate van harmonisatie voorziet en (3) formele Europese bevoegdheid op het gebied van screening van buitenlandse investeringen introduceert. De lidstaten blijven in het licht van hun soevereiniteit op het gebied van nationale veiligheid echter de uiteindelijke verantwoordelijke voor de vraag of een investering al dan niet wordt geblokkeerd op grond van de nationale veiligheid of openbare orde. Op grond van de WOZT krijgt de minister de bevoegdheid het verkrijgen of houden van overwegende zeggenschap in een telecommunicatiepartij te verbieden op grond van een bedreiging van het publiek belang. Omdat de ‘bedreiging van het publiek belang’-norm limitatief en zeer specifiek is gedefinieerd, zal de minister enkel in uitzonderlijke gevallen het verkrijgen of houden van overwegende zeggenschap kunnen verbieden. |
Strafrecht |
De uitleg van het begrip rechterlijke autoriteit bij de uitvaardiging van een Europees arrestatiebevel |
Trefwoorden | rechterlijke autoriteit, Europees arrestatiebevel, onafhankelijkheid officier van justitie, overlevering, rechter-commissaris |
Auteurs | Mr. dr. J.W. van der Hulst |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 27 mei 2019 heeft het Hof van Justitie bij prejudiciële beslissing in drie zaken een uitspraak gedaan over de uitleg van het begrip ‘rechterlijke autoriteit’ in verband met het uitvaardigen van een Europees arrestatiebevel. Met een rechterlijke autoriteit wordt volgens het Hof van Justitie niet bedoeld het openbaar ministerie van een lidstaat dat niet onafhankelijk is van de uitvoerende macht, met name de minister van Justitie. Dit betekent dat in Nederland de Overleveringswet moet worden gewijzigd in de zin dat het uitvaardigen van een EAB voortaan is voorbehouden aan een rechterlijke autoriteit. Ook de Rechtbank Amsterdam moet zich beraden op de behandeling van lopende verzoeken tot overlevering afkomstig van niet-rechterlijke autoriteiten van andere lidstaten. |
Vrij verkeer |
Het arrest Tjebbes: de evenredigheidstoets als complexe brug tussen nationaliteitswetgeving en Unieburgerschap |
Trefwoorden | Unieburgerschap, artikel 20 VWEU, intrekking van nationaliteit, bevoegdheidsverdeling, evenredigheidstoets, beroeps- en familieleven in de EU |
Auteurs | Prof. dr. P. Van Elsuwege en H.H.C. Kroeze LL.M. |
SamenvattingAuteursinformatie |
De zaak Tjebbes gaat over de verenigbaarheid van een Nederlandse regeling met het Unierecht op grond waarvan tien jaar verblijf in een derde land het van rechtswege verlies van het Nederlanderschap met zich meebrengt voor Nederlanders die nog een tweede nationaliteit hebben. De zaak is daarmee een vervolg op het arrest Rottmann, waarin het Hof van Justitie bepaalde dat intrekking van de nationaliteit van de lidstaten in overeenstemming moet zijn met het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel. In Tjebbes vraagt de Raad van State of die Europeesrechtelijke evenredigheidstoets met zich meebrengt dat de gevolgen in het individuele geval moeten worden getoetst, of dat het voldoende is dat er een evenredigheidstoets in abstracto in het beleid verdisconteerd is. Anders dan advocaat-generaal Mengozzi oordeelt het Hof van Justitie dat incidenteel een geconcretiseerde evenredigheidstoets plaats moet kunnen vinden, ‘vanuit het oogpunt van het Unierecht’, wat betekent dat het effect van het verlies van de nationaliteit op het beroeps- en gezinsleven van de betrokkene meegewogen moet worden. Deze bijdrage evalueert deze uitspraak vanuit het perspectief van de bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten. Daarnaast wordt ingegaan op de beperktheid van de Unierechtelijke evenredigheidstoets zoals die in dit arrest geformuleerd wordt en worden enkele mogelijke implicaties voor de rechtspraktijk besproken. |
Vrij verkeer |
De toepassing van de aanbestedingsplicht van ambulancediensten op Samaritanen en Maltezers |
Trefwoorden | aanbesteding, aanbestedingsplicht, Falck, ambulancevervoer, ambulancedienst |
Auteurs | Mr. M.J.J.M. Essers en Mr. E.S. Haalebos |
SamenvattingAuteursinformatie |
Op 21 maart 2019 wees het Hof van Justitie arrest in de zaak Falck Rettungsdienste GmbH en Falck A/S/Stadt Solingen. Het Hof van Justitie stelt vast wanneer ambulancediensten door non-profitorganisaties, op grond van artikel 10 sub h Richtlijn 2014/24/EU, uitgezonderd zijn van de aanbestedingsplicht. |