Het beginsel van wederzijds vertrouwen en de erkenning van rechterlijke uitspraken in de EU is vanaf de invoering van het Europees aanhoudingsbevel in 2004 het uitgangspunt geweest. Het Hof van Justitie heeft daaraan ook strak de hand gehouden. Met het arrest in de zaken Pál Aranyosi en Robert Căldăraru erkent het Hof van Justitie dat een uitzondering mogelijk is in het geval van een dreigende schending van het in artikel 4 Handvest neergelegde verbod van een onmenselijke of vernederende behandeling op grond van de detentieomstandigheden in de aangezochte staat. In deze bijdrage wordt de betekenis van dit arrest bezien voor de Europese strafrechtelijke samenwerking. |
Nederlands tijdschrift voor Europees recht
Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
Wederzijds vertrouwen in EAB-zaken op de helling?Law in action vs. law in the books |
Trefwoorden | Kaderbesluit Europees aanhoudingsbevel, overleveringswet, wederzijds vertrouwen en erkenning, grondrechtenbescherming, artikel 4 Handvest |
Auteurs | Mr. M.I. Veldt-Foglia |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Viermaal auteursrecht in de digitale eengemaakte markt |
Trefwoorden | Digitale eengemaakte markt, Auteursrecht, Digitaal en grensoverschrijdend gebruik, Online-uitzendingen van omroeporganisaties, Visueel gehandicapten |
Auteurs | Prof. mr. D.J.G. Visser |
SamenvattingAuteursinformatie |
Als onderdeel van haar strategie voor een ‘digitale eengemaakte markt’ (Digital Single Market, afgekort DSM) heeft de Europese Commissie op 14 september 2016 voorstellen gedaan voor maar liefst vier verschillende instrumenten op het gebied van het auteursrecht: een richtlijn en een verordening over digitaal en grensoverschrijdend gebruik én een richtlijn en een verordening over gebruik voor visueel gehandicapten. Deze voorstellen worden in deze bijdrage besproken. |
Artikel |
Afstemming in de eenentwintigste eeuw: de rol van bewijsvermoedens voor onderling afgestemde feitelijke gedraging door deelname aan online platforms |
Trefwoorden | mededingingsrecht, bewijsvermoeden, procedurele autonomie, onderling afgestemde feitelijke gedraging |
Auteurs | Prof. mr. A. Gerbrandy en T. Binder |
SamenvattingAuteursinformatie |
In de zaak Eturas werd het Hof van Justitie gevraagd om een nadere uitleg te geven aan het begrip ‘afstemming tussen ondernemingen’ in de zin van een onderling afgestemde feitelijke gedraging (art. 101 lid 1 VWEU). Het belang van dit arrest ligt ten eerste in de constatering dat afstemming plaats kan vinden door middel van deelname van ondernemingen aan een online platform beheerd door een derde (niet-concurrerende) partij, en ten tweede in de verdere verfijning van de toelaatbaarheid van bewijsvermoedens; meer specifiek van de grenzen die het onschuldbeginsel daaraan stelt. |
Artikel |
De voorrang van het Unierecht anno 2016: van een absolute regel naar een zwaarwegend principe? |
Trefwoorden | Voorrang van het Unierecht, Handhaving gevolgen van een met het Unierecht strijdige nationale regeling, Winner Wetten, Inter-Environnement Wallonie, Verplichting nationale rechter tot het stellen van prejudiciële vragen |
Auteurs | Mr. drs. R. van der Hulle |
SamenvattingAuteursinformatie |
Deze bijdrage staat in het teken van het arrest Association France Nature Environnement. In dit arrest staat de bevoegdheid van de nationale rechter om de gevolgen van een met het Unierecht strijdige nationale regeling te handhaven centraal. Deze bevoegdheid raakt aan de voorrang van het Unierecht en de daaraan gekoppelde verplichting voor iedere nationale rechter om met het Unierecht strijdig nationaal recht buiten toepassing te laten. Het arrest maakt duidelijk dat het Hof van Justitie in zeer uitzonderlijke gevallen bereid zou kunnen zijn om de voorrang van het Unierecht niet langer als een absolute regel te hanteren. |
Artikel |
De studenten-OV is niet in strijd met het EU recht |
Trefwoorden | Burgerschap van de Unie, discriminatie op grond van nationaliteit, steun voor levensonderhoud, Richtlijn 2004/38/EG, artikel 18 VWEU |
Auteurs | Mr. dr. M. de Mol |
SamenvattingAuteursinformatie |
In dit arrest geeft het Hof van Justitie uitleg over artikel 24 lid 2 van Richtlijn 2004/38/EG. Deze bepaling is een uitzondering op het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit voor studiebeurzen en studieleningen voor levensonderhoud. Uit het eerdere arrest Commissie/Oostenrijk blijkt dat niet alle steun aan studenten kan worden gekwalificeerd als een studiebeurs of een studielening in de zin van deze bepaling. In het onderhavige arrest oordeelt het Hof van Justitie dat de Nederlandse studenten-OV er wel onder valt, omdat die de kenmerken vertoont van en verwant is aan ofwel een studiebeurs ofwel een studielening. |