DOI: 10.5553/NJLP/.000116

Netherlands Journal of Legal PhilosophyAccess_open

Artikel

Uitwissing en herstel in eer en rechten. Een natuurlijk recht op vergeving?

Trefwoorden maatschappelijke vergeving, natuurrechten, eerherstel en uitwissing, rehabilitatie
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Jonathan Vandenbogaerde, "Uitwissing en herstel in eer en rechten. Een natuurlijk recht op vergeving?", Netherlands Journal of Legal Philosophy, 1, (2024):203-223

    Wie strafrechtelijk veroordeeld wordt, moet opnieuw zijn plaats in de maatschappij kunnen opnemen. De maatschappij streeft de rehabilitatie van de veroordeelde na via rechtsfiguren die voortbouwen op de idee van een natuurlijk recht op maatschappelijke vergeving. Die gedachte roept evenwel meerdere vragen op: valt een (natuurlijk) recht op vergeving te verdedigen? Kan en mag een maatschappij vergeven? Zijn dergelijke rehabiliterende rechtsfiguren wel manifestaties van vergeving? Door een analyse van deze vraagstukken, waarbij het Belgische pluralistische regime van eerherstel en uitwissing als toepassingsgeval wordt genomen, wordt verdedigd dat geautomatiseerde, onvoorwaardelijke rehabilitatiemechanismen (zoals uitwissing) emanaties zijn van een maatschappelijk recht op vergeving.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • 1 Inleiding

      De Belgische rechtsfiguren ‘herstel in eer en rechten’ en ‘uitwissing van veroordelingen’ kennen een rijke historische achtergrond.1x Zie Vincent Seron, Le casier judiciaire. L’après-peine entre mémoire et oubli (Brussel: La Charte, 2010), 135 e.v. Het Belgische recht is schatplichtig aan het Franse recht2x Pasinomie : collection complète des lois, décrets, arrêtés et règlements qui peuvent être invoqués en Belgique (Brussel: Bruylant, 1896), 114. en daardoor ook aan het Romeinse recht en het oude gewoonterecht.3x Parl. St. Sénat (Fr.) 1882, nr. 235, 26 (https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k9736524b/f1033.item). Beide rechtsfiguren drukken een eeuwenoude rehabilitatiegedachte uit.4x Parl. St. Sénat (Fr.) 1182, nr. 235, 26. Wie strafrechtelijk veroordeeld wordt, moet zijn plaats in de samenleving opnieuw kunnen opnemen. Dat kan alleen als het strafrechtelijk verleden definitief tot het verleden behoort.5x Hendrik Bekaert, ‘Het uitwissen van de veroordelingen’, Rechtskundig Weekblad 24, no. 2 (1960-61): 68.

      Hoewel dergelijke rehabiliterende rechtsfiguren naar verluidt een cruciale hoeksteen vormen van elk geciviliseerd strafrechtelijk bestel,6x Parl. St. Sénat (Fr.) 1182, nr. 235, 26. zijn zij relatief onderbelicht in de literatuur.7x In België worden die rechtsfiguren voornamelijk belicht in algemene handboeken. Zie o.a. Frank Verbruggen en Raf Verstraeten, Inleiding tot het Belgische strafrecht en strafprocesrecht (Antwerpen: Intersentia, 2023), 645-648; Franklin Kuty, Principes généraux du droit pénal belge – Tome IV: la peine (Brussel: Larcier, 2017), 1141-1154. Enkele auteurs gaan wel dieper in op deze rechtsfiguren: Martine De Busscher en Philippe Traest, ‘Uitwissing van veroordelingen en herstel in eer en rechten: een kritische benadering’, in Liber Amicorum Jules D’Haenens, ed. Jules D’Haenens (Gent: Mys & Breesch, 1993), 297-320; Luc De Schepper, ‘De uitwissing van veroordelingen’, in Liber Amicorum Armand Vandeplas, eds. Patrick Arnou et al. (Gent: Mys & Breesch, 1994), 145-168. (Rechts)filosofische beschouwingen erover ontbreken al helemaal. Nochtans zijn er goede argumenten voor een filosofische benadering. Deze rechtsfiguren hebben immers een morele component,8x Kuty, Principes, 1145, nr. 3812. die vaak wordt omschreven als maatschappelijke vergeving.9x Zie ook Grondwettelijk Hof 8 maart 2012, nr. 41/2012, (1) 7, B.6.2. (https://www.const-court.be/public/n/2012/2012-041n.pdf); Luc Dupont en Tony Peeters, ‘Vergeven en vergeten? Kritische beschouwingen over uitwissing van veroordelingen en herstel in eer en rechten’, Panopticon 2, no. 1 (1981): 1-7. De Belgische wetgever stelt bijvoorbeeld dat veroordeelden een ‘natuurlijk recht tot het bekomen van vergeving door de maatschappij’10x Parl.St. Senaat 1962-63, nr. 38, 8 (https://www.senate.be/lexdocs/S0744/S07441889.pdf). hebben dat beantwoordt aan een ‘verlangen van vergeving voor de veroordeelde’ en ertoe strekt ‘maatschappelijke rust’ te verzekeren.11x Parl.St. Senaat 1962-63, nr. 186, 2 (https://www.senate.be/lexdocs/S0745/S07450949.pdf). Deze verwijzingen naar vergeving vloeien voort uit de historische roots van deze rechtsfiguren.12x Zie Raoul Lajoye, La Loi du pardon (Parijs: G. Pedone-Lauriel, 1882), x e.v.

      De referentie aan een natuurlijk recht, vergeving, en de inbedding van vergeving in een maatschappelijke context is evenwel problematisch. Vooreerst zijn natuurlijke rechten controversieel. Er bestaat aanzienlijke eensgezindheid dat geen enkele natuurwetenschappelijke vaststelling op zich het bewijs kan leveren van ‘echte’ normen of waarden.13x David Hume, A treatise of human nature: being an attempt to introduce the experimental Method of Reasoning into Moral Subjects. Book III. Of Morals (Oxford: Clarendon Press, 1896), 469; Henry Veatch, ‘Natural Law and the “Is”-“Ought” Question’, The Catholic Lawyer 26, no. 4 (1981): 254. Daarenboven is een recht op vergeving controversieel.14x Luke Maring, ‘Is There a Right to Be Forgiven?’, Philosophia 48 (2020): 1101-1115. Zo’n recht impliceert immers het bestaan van een correlatieve plicht15x Wesley Hohfeld, Fundamental Legal Conceptions as Applied in Judicial Reasoning (Londen: Yale University Press, 1946), 65. om te vergeven.

      Ten tweede rijst de vraag of een maatschappij wel kan of mag vergeven? Vergeving lijkt enkel een optie voor het slachtoffer (of naasten ervan16x Lucy Allais, ‘Wiping the Slate Clean: the Heart of Forgiveness’, Philosophy and Public Affairs 36, no. 1 (2008): 37.). Vergeving heeft geen verhouding met het recht, de politiek en de overheid.17x Jacques Derrida, Le parjure et le pardon. Volume II. Séminaire (1998-1999) (Parijs: Éditions du Seuil, 2020), 107. En zelfs als vergeving op maatschappelijke niveau mogelijk zou zijn, is de waarde ervan betwijfelbaar.18x Jacques Derrida, On Cosmopolitanism and Forgiveness (Londen: Routledge, 2001), 31.

      Ten derde is het onzeker of rechtsfiguren zoals eerherstel en uitwissing wel onder de noemer van vergeving kunnen worden gebracht. Zinspelen zij niet op iets anders, zoals vergetelheid?19x Zie Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76. En als er een overeenstemming is, stemt de ene rechtsfiguur meer met vergeving overeen dan de andere?

      Een analyse van die kwesties, waarbij de Belgische situatie als toepassingsgeval wordt gebruikt, biedt een opstap om een enkelvoudig rehabiliterend systeem van ‘uitwissing’ te verdedigen. Als het inderdaad zo is dat een (natuurlijk) recht op vergeving kan worden verdedigd, dat een maatschappij kan en mag vergeven en dat rehabiliterende rechtsfiguren emanaties zijn van vergeving, dan zijn rechtsfiguren zoals uitwissing sterkere uitdrukkingen van de gedachte van een maatschappelijk recht op vergeving dan rechtsfiguren zoals eerherstel.

      We analyseren, zoals gezegd, voormelde vraagstukken aan de hand van het Belgische recht. Wij verantwoorden dat vertrekpunt op basis van twee redenen. Ten eerste de bekendheid met het Belgische recht. Ten tweede de vaststelling dat het Belgische recht twee rehabiliterende rechtsfiguren bevat die in hun gevolgen (grotendeels) overeenstemmen maar die vormelijk toch aanzienlijk van elkaar verschillen.

      De keuze voor het Belgische recht betekent evenwel niet dat de beschouwingen in deze bijdrage betekenisloos zijn voor andere rechtstelsels. Het Belgische recht is niet het enige rechtstelsel dat een dubbel systeem hanteert. Dat is bijvoorbeeld in het Franse recht ook het geval. Rehabilitatie kan er verworven worden door ofwel de réhabilitation judiciaire ofwel door middel van de réhabilitation de plein droit (cf. art. 783, lid 1 Code de procédure pénale). De analyse in deze bijdrage levert dus mogelijk ook relevante inzichten op voor het Franse recht en andere rechtstelsels die een gelijkaardig dubbel systeem hanteren.

    • 2 Een natuurlijk recht op vergeving?

      2.1 Een Hobbesiaans perspectief

      We vertrekken van Thomas Hobbes’ visie op het natuurrecht om de (problemen met) natuurrechtelijke claims in deze context te ontrafelen. Het idee van een natuurlijk recht op vergeving doet immers sterk denken aan de door Hobbes’ verdedigde zesde natuurwet:

      “A sixth Law of Nature, is this, That upon caution of the Future time, a man ought to pardon the offences past of them that repenting, desire it. For Pardon, is nothing but granting of Peace; which though granted to them that persevere in their hostility, be not Peace, but Feare; yet not granted to them that give caution of the Future time, is signe of an aversion to Peace; and therefore contrary to the Law of Nature.”20x Thomas Hobbes, Leviathan (Oxford: Clarendon Press, 1965), 117.

      Om de fundamentele natuurwet te realiseren – zijnde dat eenieder vrede moet zoeken en nastreven21x Hobbes, Leviathan, 100. – moet er pardon geschonken worden aan zij die berouw tonen.22x Maximilian Jaede, ‘Forgiveness and reconciliation in Hobbes’s natural law theory’, History of European Ideas 43, no. 8 (2017): 835. Berouwvolle daders hebben dan ook recht op die pardon.23x Wij aanvaarden dat pardon als vergeving kan begrepen worden. Sommige filosofen (Bernard Gert, Hobbes: Prince of Peace (Cambridge: Polity Press, 2010), 98; Tom Sorell, ‘Hobbes and the Morality Beyond Justice’, Pacific Philosophical Quarterly 82 (2001): 242) lezen in de zesde natuurwet een uitdrukking van een ‘disposition to forgive’. Anderen zien er een verwijzing naar genade in (Jaede, ‘Forgiveness and reconciliation’, 835).

      Hobbes’ politieke filosofie maakt natuurrechtelijke aanspraken. De natuurwetten vloeien immers voort uit ‘natural reason, which is limited to knowledge of the natural world’.24x Gert, Hobbes, 70. Kennis van de mens en de natuur25x Perez Zagorin, ‘Hobbes as a Theorist of Natural Law’, Intellectual History Review 17, no. 3 (2007): 242. levert een gitzwart beeld op van de menselijke aard en de pregouvernementele natuurtoestand waarin mensen leven.26x Jan Verplaetse en Charles Delmotte, Beginselen van samenleven. Handboek Ethiek en Rechtsfilosofie (Antwerpen: Maklu, 2017), 216. Mensen zijn vooral gedreven door zelfbehoud en de vrees om te sterven. Uit die drijfveren vloeit het principe van zelfbehoud voort dat aan elk mens het natuurlijk recht toekent om naar zelfbehoud te streven met behulp van alles wat daartoe nuttig is.27x Hobbes, Leviathan, 99. Dat natuurlijk recht zorgt ervoor dat in de pregouvernementele situatie sprake is van een oorlog van allen tegen allen.28x Hobbes, Leviathan, 99. Iedereen doet er alles aan om te overleven, zelfs eenieder naar het leven staan.

      Die natuurtoestand staat haaks op het principe van zelfbehoud. Zelfbehoud is onmogelijk wanneer eenieder gerechtigd en gehouden is daarvoor alle middelen – zelfs elkaar doden – aan te wenden. Bijgevolg stelt Hobbes dat uit het natuurlijk recht op zelfbehoud regels worden gedistilleerd om een vredevolle menselijke samenleving mogelijk te maken.29x Hobbes, Leviathan, 100.

      Hobbes’ natuurrecht is ‘werkoorzakelijk’.30x Verplaetse & Delmotte, Beginselen van samenleven, 216. Dat betekent dat het natuurrecht voortvloeit uit de aard van de mens en de oorspronkelijke toestand waarin mensen samenleven. Die beide elementen zijn de causa efficiens van het natuurrecht en van de door een overheid gestuurde samenleving.

      Hobbes’ zesde natuurwet dient in voormelde constellatie te worden begrepen. Vergeving is een natuurlijk recht omdat ze bijdraagt tot maatschappelijke vrede. Vergeving is (bijna letterlijk) een natuurlijk mechanisme dat een oorlog van allen tegen allen mee helpt verhinderen. Immers, wie vergeeft zweert vijandigheid af en geeft niet toe aan vrees voor de medemens.

      Deze empirische claims (een is) leiden uiteindelijk tot een norm, een moeten. Omdat maatschappelijke vrede, gegeven het principe van zelfbehoud, nodig is en vergeving daartoe bijdraagt, is er een recht om vergeven te worden en een plicht om te vergeven. Maar niet iedereen is overtuigd dat normatieve besluiten kunnen worden getrokken uit wat is.31x Supra noot 13. Dat vergeving bijdraagt tot maatschappelijke vrede, betekent niet dat dat ook zo hoort te zijn. Bovendien is Hobbes’ empirische claim betwijfelbaar. Vergeving leidt immers niet noodzakelijk tot een vredevolle situatie,32x Eve Garrard en David McNaughton, Forgiveness (Londen: Routledge, 2010), 60. ook al wordt er vaak een conceptueel verband tussen vrede en vergeving verdedigd.33x Trudy Govier, Forgiveness and Revenge (Londen: Routledge, 2002), 142-143.

      Het voorgaande bevestigt dat het verdedigen van een recht op vergeving op basis van feitelijke (lees: natuurlijke) vaststellingen bijzonder moeilijk ligt. Dat is in een juridische context niet anders. Omdat iets al altijd op een bepaalde manier geregeld is of omdat iets zou teruggaan op bepaalde fundamentele menselijke sentimenten,34x Pasinomie 1896, 114. betekent niet dat het daarom zo moet zijn.

      2.2 Een recht om vergeven te worden?

      Het voorgaande sluit echter niet uit dat een recht op vergeving argumentatief kan worden verdedigd. Een recht op vergeving vloeit dan bijvoorbeeld voort uit een bepaalde strafrechtelijke politiek.35x De Busscher en Traest, ‘Uitwissing’, 298. Een recht op vergeving hoeft dan ook niet in elke samenleving voorhanden te zijn. In Nederland, bijvoorbeeld, is ‘rehabilitatie’ in die zin pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw een wetgevend aandachtspunt geworden. Inmiddels schroefde de Nederlandse wetgever de toepassing van die rehabilitatiegedachte drastisch terug ingevolge de opkomst van de controlecultuur (Elina Van ‘t Zand en Geertjan Van Oosten, ‘Geen schone lei. Over het starre regime voor verwijdering en afscherming van justitiële gegevens’, Delikt en Delinkwent 23, no. 4 (2021): 277). Door te stellen dat een permanente registratie van strafrechtelijke gegevens en definitieve onbekwaamheden de veroordeelde uiteindelijk alleen maar schaden en de kansen op recidive verhogen,36x Pasinomie 1896, 111. wordt een recht op vergeving geschraagd. Een recht dat consequentialistisch verdedigd wordt omdat het saldo van maatschappelijke voordelen positief is, vormt echter geen ‘natuurlijk’ recht.

      Maar een niet-natuurlijk recht op vergeving is evenzeer controversieel. De gedachte dat iemand aanspraak kan maken op vergeving wordt in de interpersoonlijke context vaak ontkennend beantwoord.37x Zie bijvoorbeeld Joram Haber, Forgiveness. A Philosophical Study (Boston: Rowlman & Littlefield Publishers Inc., 1991), 103; Govier, Forgiveness and Revenge, 45. Vergeving is een gift38x Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 37. en is daarom niet-afdwingbaar.39x Charles Griswold, Forgiveness. A Philosophical Exploration (Cambridge: Cambridge University Press, 2007), 68.

      Desalniettemin ontbreken diepgravende argumenten voor de ontkenning van een recht op vergeving.40x Maring, ‘A Right to Be Forgiven?’, 1102, noot 3. Een afwijzing ervan berust vaak op intuïties41x Maring, ‘A Right to Be Forgiven?’, 1113. die kunnen verschillen van elkaar.42x Lucy Allais, ‘The Priority of Gifted Forgiveness: A Response to Fricker’, Australasian Philosophical Review 3, no. 3 (2019): 262. Bovendien lijkt de afstand tussen tegenstanders van zo’n recht en voorstanders ervan niet onoverkomelijk. Zelfs tegenstanders van een plicht om te vergeven, erkennen dat vergeving soms moet.43x Haber, Forgiveness, 103; Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 37. Op hun beurt verdedigen voorstanders over het algemeen nooit een absolute of algemene plicht.44x Een uitzondering is Court D. Lewis, Repentance and the Right to Forgiveness (Londen: Lexington Books, 2018), 43. Gevallen waar vergeving moet worden afgezet tegen gevallen waar vergeving vrij is.

      Hoe die gevallen van elkaar worden onderscheiden, bepaalt de reikwijdte van het recht op vergeving en de plicht om te vergeven. Wordt de vrijheid om te vergeven bepaald door het type overtreding,45x Zie bijvoorbeeld Jeffrey Blustein, Holding Wrongdoers Responsible. On the Complexities of Blame and Forgiveness (Londen: Routledge, 2022), 198. dan zal er bij bepaalde vormen van onrecht geen enkele aanspraak op vergeving bestaan. Hangt de vrijheid om te vergeven echter samen met het gedrag van de dader – die bijvoorbeeld berouw moet tonen46x Jean Harvey, ‘Forgiving as an obligation of the moral life’, International Journal of Moral and Social Studies (1993): 219. en herstel aanbieden47x Maring, ‘A Right to Be Forgiven?’, 1101-1115. – dan zullen meer gevallen (behoudens die waar berouw en herstel uitgesloten zijn) kunnen resulteren in een recht op vergeving.

      Maar zelfs als vergeving niet altijd moet, blijft het controversieel om een recht op vergeving te verdedigen. De psychologische en morele lasten voor het slachtoffer, op wie een plicht om te vergeven komt te rusten, zijn immers aanzienlijk.48x Maring, ‘A Right to Be Forgiven?’, 1115. Onzes inziens ebt de controverse over een dergelijke plicht weg – om weliswaar meteen nieuwe bezwaren in het leven te roepen – wanneer een plicht om te vergeven het slachtoffer niet belast en dus niet tornt aan de vrijheid van het slachtoffer om te vergeven. Het gaat dan om de situatie waarbij de plicht om te vergeven op iemand anders rust dan het slachtoffer en waarbij de uitvoering van die plicht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid van het slachtoffer om te vergeven. Maar is vergeving door iemand anders dan het slachtoffer mogelijk? En valt dat te rechtvaardigen? Op die vragen wordt hierna, specifiek voor de maatschappelijk context, ingegaan.

    • 3 Vergeving op een maatschappelijk niveau?

      Er bestaat onenigheid over de ‘ontvankelijkheid’ van maatschappelijke vergeving.49x Jacques Claessen, Misdaad en straf. Een herbezinning op het strafrecht vanuit mystiek perspectief (Nijmegen: Wolf Legal Publishers, 2010), 422. Die onenigheid moet eerst worden weggewerkt vooraleer een onderzoek naar de gelijkenissen tussen vergeving en rechtsfiguren zoals eerherstel en uitwissing opportuun is. Als vergeving op maatschappelijk niveau onmogelijk of onwenselijk is, dan kunnen rechtsfiguren zoals eerherstel en uitwissing geen emanaties van vergeving zijn.

      Diverse bezwaren worden tegen maatschappelijke vergeving opgeworpen. Een eerste (conceptueel) bezwaar luidt dat vergeving onvertaalbaar is naar het maatschappelijke niveau. Wie vergeving aanziet als een emotionele verandering (de zogenaamde emotion account of forgiveness)50x Zie Lucy Allais, ‘Feeling Blame and Feeling Forgiveness’, in The Routledge Handbook of the Philosophy and Psychology of Forgiveness, ed. Glenn Pettigrove en Robert Enright (Londen: Routledge, 2023), 215-229. stelt dat groepen van personen, overheden, instituties of samenlevingen (hierna: collectiviteiten) geen emoties kunnen ervaren en dus ook geen emotionele transformatie – noodzakelijk voor vergeving – kunnen ondergaan.51x Trudy Govier, ‘Public forgiveness: A modest defence’, in Public Forgiveness in Post-Conflict Contexts, ed. Bas van Stokkom et al. (Antwerpen: Intersentia, 2012), 28-29. Een tweede (normatief) bezwaar is dat maatschappelijke vergeving het voorrecht van het slachtoffer om te vergeven negeert. Het maait het gras van voor de voeten van het slachtoffer weg en vergroot zo de schade van het slachtoffer.52x Martha Minow, When Should Law Forgive? (New York: Norton Publishers, 2019), 6. Een derde (normatief) bezwaar stelt dat maatschappelijke vergeving haaks staat op het streven naar rechtvaardigheid,53x Claessen, Misdaad en straf, 422; Govier, ‘Public forgiveness’, 31. wat door het recht en de maatschappij wordt verzekerd. Een vergevingsgezinde maatschappij vervalt in wanorde of straffeloosheid. Die bezwaren worden hierna besproken en tegengesproken.

      3.1 Het conceptuele bezwaar tegen maatschappelijke vergeving

      Er zijn twee strategieën om het conceptuele bezwaar tegen maatschappelijke vergeving te ontmoeten. De eerste strategie (A.) bestaat erin te bewijzen dat emoties het strikt persoonlijke overstijgen. Ook collectiviteiten kunnen emoties ervaren. Wie de tweede strategie (B.) verdedigt, aanvaardt dat collectiviteiten geen emoties kunnen ervaren, maar beroept zich op het pluralisme binnen de vergevingspraktijk om de mogelijkheid van vergeving buiten de interpersoonlijke context te verdedigen.

      A. Wie stelt dat collectiviteiten emoties kunnen ervaren, vertrekt veelal vanuit de vaststelling dat collectiviteiten kunnen handelen (door bijvoorbeeld (beleids)beslissingen te nemen) en ook geschaad kunnen worden (wanneer bijvoorbeeld een deel van hun infrastructuur wordt vernietigd).54x Deze gedachte sluit nauw aan bij de eerste aanzetten tot de contemporaine orgaantheorie (Jeroen Delvoie, De orgaantheorie in rechtspersonen van privaatrecht (Mortsel: Intersentia, 2010), 24 e.v.). Die capaciteit om te handelen en de vatbaarheid om geschaad te worden, laten toe te verdedigen dat aan collectiviteiten attitudes – begrepen als clusters van emoties55x Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 52. – kunnen worden toegeschreven of dat zij die zelf kunnen ervaren. In het eerste geval vloeien die collectieve attitudes voort uit een gedeelde opinie. Onderschrijven de meeste leden van de collectiviteit eenzelfde mening, dan hangt ook de collectiviteit die opinie aan. Naast een distributieve toeschrijving van attitudes is het ook mogelijk dat een collectiviteit zelf een attitude ontwikkelt. Neemt de collectiviteit een beslissing aan volgens een eigen daartoe voorziene beslissingsprocedure, dan behoren de handeling, de achterliggende motivering en de emoties waaraan de handeling uitdrukking geeft aan de collectiviteit zelf toe.56x Govier, ‘Public forgiveness’, 29-31. Een overheid die bijvoorbeeld door wetgeving gedrag strafbaar stelt (handeling), drukt daardoor afkeuring en zelfs ‘retributive anger’57x Martha Nussbaum, ‘Equity and Mercy’, Philosophy & Public Affairs 22, no. 2 (1993): 102. uit.58x Wetgeving kan immers berusten op ‘arational convictions’ (Richard Posner, ‘Emotion versus Emotionalism in Law’, in the Passions of Law, ed. Susan Bandes (London: New York University Press, 1999), 322).

      B. Wie de tweede strategie verdedigt, bites the bullet en aanvaardt dat het emotioneel model geen uitwerking heeft buiten het interpersoonlijk niveau. Dat verhindert evenwel het bestaan van maatschappelijke vergeving niet. Vergeving hoeft geen emotionele herijking te zijn. Ook andere opvattingen van vergeving hebben een grond van waarheid.59x Nick Smith, I Was Wrong: The Meanings of Apologies (Cambridge: Cambridge University Press, 2008), 134. Vergeving kan het afzien van bestraffing omvatten of performatief worden opgevat. In dat laatste geval is vergeving een sociale handeling die het normatieve landschap tussen de dader en het slachtoffer hertekent.60x Brandon Warmke, ‘The Normative Significance of Forgiveness’, Australasian Journal of Philosophy (2016): 4 e.v. Vergeving is dan een ‘act of self-disclosure (…)’; iets dat ‘cannot be done sotto voce, as is the case for ordinary forgiveness’,61x Peter Digeser, Political Forgiveness (Londen: Cornell University Press, 2001), 28. naar het voorbeeld van genade en kwijtschelding van financiële schulden.62x Digeser, Political Forgiveness, 20. Al die handelingen zijn emanaties van vergeving, ook al gaan zij niet gepaard met een emotionele transformatie.

      De tweede strategie is overtuigender dan de eerste. Niet alleen is de bewijslast binnen de tweede strategie minder groot, ook valt pluralisme in opvattingen omtrent vergeving te verdedigen. Terughoudendheid in een strikte omschrijving van vergeving is te rechtvaardigen. Hoe slachtoffers kunnen of moeten omgaan met onrecht is immers een complexe aangelegenheid waarop bijna onmogelijk een eenduidig antwoord kan worden gegeven.63x Luke Russell, Real Forgiveness (Oxford: Oxford University Press, 2023), 180.

      Het toeschrijven van attitudes aan collectiviteiten oogt daarentegen gekunsteld en dreigt, wanneer het afstand neemt van de vereiste van vertegenwoordiging door natuurlijke personen (wat de toeschrijving aan de collectiviteiten op zich al bemoeilijkt64x Er is een verschil tussen organiek optreden en vertegenwoordiging (Delvoie, De orgaantheorie, 30, nr. 25).), te resulteren in een betwistbare overtuiging dat collectiviteiten ook biologisch organismen zijn.65x Martin Wolff, ‘On the Nature of Legal Persons’, Law Quarterly Review 54 (1938): 498-499. Bovendien temperen aanhangers van de eerste strategie zelf de reikwijdte van hun stellingname. Zij maken bijvoorbeeld een onderscheid tussen de profitsector en de non-profitsector. Alleen collectiviteiten van laatstgenoemde categorie kunnen attitudes ervaren. Hoe dan ook hebben emoties minder belang bij collectiviteiten. Handelingen hebben de meeste betekenis.66x Angela Smith, ‘Institutional Apologies and Forgiveness’, in Forgiveness and its moral dimensions, ed. Brandon Warmke et al. (Oxford: Oxford University Press, 2021), 164.

      Wij delen de visie dat vergeving in een maatschappelijke context mogelijk is, maar in die context ofwel performatief ofwel als het afzien van bestraffing moet worden opgevat. Maatschappelijke vergeving heeft onzes inziens meer te maken met handelingen dan met gevoel.

      3.2 Normatieve bezwaren tegen maatschappelijke vergeving

      3.2.1 Het voorrecht van het slachtoffer om te vergeven

      Het tweede bezwaar tegen maatschappelijke vergeving berust op het voorrecht van het slachtoffer om te vergeven. Wanneer ook andere personen – of zelfs de maatschappij – zouden kunnen vergeven, dan wordt dat voorrecht geschonden, met miskenning van het slachtofferschap tot gevolg.67x Zie ook Hobbes, Leviathan, 266. Ook al is vergeving door de maatschappij mogelijk, het is moreel ongeoorloofd.

      Hoewel het victim prerogative principle68x Govier, ‘Public forgiveness’, 31. op zich niet voor redelijke betwisting vatbaar is, wordt het vaak wel als te beperkend aanzien.69x Linda Radzik, ‘The Standing to Forgive’, in The Routledge Handbook of the Philosophy and Psychology of Forgiveness, eds. Glenn Pettigrove & Robert Enright (Londen: Routledge, 2023), 323. Wie enkel dit principe aanhangt, sluit bepaalde verdedigbare gevallen van vergeving (zoals zelfvergeving70x Per-Erik Milam, ‘How is Self-Forgiveness Possible?’, Pacific Philosophical Quarterly 98 (2017): 49-69. of vergeving door naasten of derden71x Glenn Pettigrove, ‘The Standing to Forgive’, The Monist 92, no. 4 (2009): 583-603.) uit. Bovendien resulteert het in de fel betwiste gedachte van het onvergeeflijke. Als het slachtoffer niet (langer) kan vergeven, behoort moreel waardevolle vergeving niet meer tot de mogelijkheden.72x Alice MacLachlan, ‘Forgiveness and Moral Solidarity’, in Forgiving: Probing the Boundaries, eds. Stephen Bloch-Shulman en David White (Oxford: Inter-Disciplinary Press, 2008), 6; Geoffrey Scarre, After Evil. Responding to Wrongdoing (Londen: Routledge, 2017), 69. Eveneens legt dat principe een zware morele autoriteit en verantwoordelijkheid bij slachtoffers, rekening houdende met de centrale functionaliteit van vergeving (infra). Niets sluit echter uit dat slachtoffers onredelijk zijn in hun oordelen73x Jean Harvey, ‘Moral Solidarity and Empathetic Understanding: The Moral Value and Scope of the Relationship’, Journal of Social Philosophy 38, no. 1 (2007): 30. en geen vergeving schenken terwijl dat wel verdedigbaar is. De context van onrecht is overigens niet zuiver individualistisch, maar heeft een (impliciete) communal dimension.74x Alice Maclachlan, ‘In Defense of Third-Party Forgiveness’, in The Moral Psychology of Forgiveness, ed. Katharine Norlock (Londen: Rowman & Littlefield International Ltd, 2017), 148. Vergeving door anderen dan het directe slachtoffer moet dan ook mogelijk zijn.

      Maar wat betekent die uitbreiding voor het slachtoffer? Verliest het slachtoffer dan zijn recht om al dan niet te vergeven? Niet noodzakelijk. Vergeving is een persoonlijke reactie op onrecht75x Maclachlan, ‘Forgiveness and Moral Solidarity’, 13, noot 11. en kan dus meer dan een keer worden toegekend. De vergeving van de een vervangt de vergeving van de ander niet.76x Machlachlan, ‘Forgiveness and Moral Solidarity’, 6. Een verruiming van de standing to forgive biedt geen rechtvaardiging voor plaatsvervangende vergeving. Maatschappelijke vergeving die de vrijheid van het slachtoffer om te vergeven onverlet laat – ook al wordt dat soms anders geïnterpreteerd77x Katharine Norlock, Forgiveness from a Feminist Perspective (London: Lexington Books, 2009), 127-128. – ontdoet dit normatieve bezwaar dus van haar kracht.

      3.2.2 Vergeving en rechtvaardigheid

      Het derde bezwaar tegen maatschappelijke vergeving luidt dat de maatschappij zich niet met vergeving mag inlaten. De maatschappij moet toezien op de correcte toepassing van wetgeving, erover waken dat het recht wordt gerespecteerd en dat de gevolgen van onrecht, desnoods gedwongen, door de verantwoordelijken worden rechtgezet.78x Martha Minow, ‘Forgiveness, Law, and Justice’, California Law Review 103, no. 6 (2015): 1619. De maatschappij moet aldus garanderen dat daders van misdrijven krijgen wat ze verdienen (retributieve rechtvaardigheid) en dat slachtoffers krijgen waar ze recht op hebben (rectificerende rechtvaardigheid). Vergeving ziet daarentegen net af van wat gegeven het onrecht perfect te rechtvaardigen valt (zoals negatieve emoties, bestraffing of een invordering van een morele schuld).79x Digeser, Political Forgiveness, 36. Maatschappelijke vergeving impliceert straffeloosheid80x Govier, ‘Public forgiveness’, 32. (contra retributieve rechtvaardigheid) en ondergraaft de (morele) economie van rectificerende rechtvaardigheid.81x Digeser, Political Forgiveness, 38.

      Er moet dus een keuze worden gemaakt: ofwel het streven naar rechtvaardigheid, ofwel het schenken van vergeving. Beide nastreven op eenzelfde echelon is uitgesloten. Vandaar dat enkel vergeving door het slachtoffer geoorloofd is en dat het bewerkstelligen van retributieve en rectificerende rechtvaardigheid een zaak is van alle anderen.82x Susan Jacoby, Wild Justice. The Evolution of Revenge (New York: Harper & Row, Publishers, 1983), 117.

      Vergeving is onzes inziens echter niet absoluut onverenigbaar met een streven naar rechtvaardigheid. Retributieve en rectificerende rechtvaardigheid zijn immers niet de enige vormen van rechtvaardigheid. Er zijn ook andere – prosociale – invullingen mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan procedurele rechtvaardigheid (eenieder moet dezelfde procedurele garanties hebben) en verdelende rechtvaardigheid (eenieder moet aanspraak kunnen maken op een gelijk deel). Die rechtvaardigheidsvormen lijken wel verenigbaar met vergeving, omdat vergeving ook een prosociaal fenomeen is.83x Frank Fincham, ‘Forgiveness: Integral to Closer Relationships and Inimical to Justice’, Virginia Journal of Social Policy & the Law 16, no. 2 (2009): 367.

      Vergeving is daarenboven een te rechtvaardigen begrenzing op het streven naar rectificerende en retributieve rechtvaardigheid.84x Digeser, Political Forgiveness, 63. Soms gaat het nastreven van die rechtvaardigheidsvormen voorbij aan andere, belangrijk geachte waarden.85x Digeser, Political Forgiveness, 53. Aansturen op de integrale terugbetaling van staatschulden en staatsleningen kan bijvoorbeeld de solidariteit en vredevolle relaties tussen naties verstoren, terwijl kwijtschelding van dergelijke schulden net solidariteit en vrede kan bestendigen.86x John Maynard Keynes, The Economic Consequences of the Peace. With a new introduction by Michael Cox (Cham: Palgrave Macmillan, 2019), 206. Streven naar wat te rechtvaardigen valt mag dan vaak aanvaardbaar zijn, soms moet het wijken voor andere principes. Ondanks hun onderscheiden resultaat kunnen of moeten rectificerende rechtvaardigheid, retributieve rechtvaardigheid en vergeving toch op eenzelfde echelon worden nagestreefd.87x Zij vooronderstellen allemaal een situatie van onrecht, waarbij er sprake is van een dader en een slachtoffer en het bestaan van een ‘practice of creating debts and demanding repayments’ (Digeser, Political Forgiveness, 55 e.v.; 63). Die situatie bepaalt wie wat aan wie moet betalen, wie bestraft moet worden en wie kan vergeven en vergeven kan worden.

    • 4 Rehabiliterende rechtsfiguren en vergeving

      4.1 Eerherstel en uitwissing als emanaties van vergeving?

      Nu belichten we de rehabiliterende rechtsfiguren zelf en gaan wij na of zij emanaties zijn van (maatschappelijke) vergeving. Zoals aangegeven gebruiken we het Belgische recht en het daarin vervatte dubbel systeem van uitwissing en eerherstel als uitgangspunt.

      We vergelijken hierna de gevolgen van eerherstel, uitwissing en vergeving. Eerst bespreken we de voornaamste centrale functionaliteit van vergeving (para. 4.1.1.). Daarna belichten we de gevolgen van eerherstel en uitwissing, die (grotendeels) gelijk zijn (art. 620 Belgisch Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.) (paras 4.1.2. en 4.1.3.). Daarna vatten we de resultaten van die vergelijking samen (para. 4.1.4.).

      4.1.1 Het centrale effect van morele vergeving

      Gemeenzaam wordt het voornaamste effect van vergeving als volgt omschreven: de erkenning van de dader als een gelijke binnen de morele gemeenschap waartoe hij behoort.88x Maring, ‘A Right to be Forgiven?’, 1109.

      Om die centrale functionaliteit van vergeving te begrijpen, is het noodzakelijk (kort) stil te staan bij de dynamiek die ontstaat in navolging van onrechtmatige handelingen. Hoewel wie een misdrijf pleegt en daarvoor moreel verantwoordelijk is, geacht wordt deel uit te maken van de morele gemeenschap die hem verantwoordelijk stelt,89x David Shoemaker, ‘Moral Address, Moral Responsibility, and the Boundaries of the Moral Community’, Ethics 118, no. 1 (2007): 70; Andrew Oldenquist, ‘An Explanation of Retribution’, The Journal of Philosophy 85, no. 9 (1988): 466-467. creëert onrecht wel een verschil tussen de dader en de andere leden van de morele gemeenschap. Wie moreel verantwoordelijk is voor een onrechtmatige handeling wordt immers als persoon negatief geëvalueerd. Wat een persoon doet en waarvoor hij verantwoordelijk is, vertelt iets over wie hij is.90x Allais, ‘The Priority of Gifted Forgiveness’, 268. Door die verbinding tussen daad en dader verliest de dader (gedeeltelijk) zijn morele autoriteit. Onrecht rechtvaardigt aldus wantrouwen ten aanzien van de dader.91x Howard Becker, Outsiders: studies in the sociology of deviance (New York: Free Press, 1963), 33. In extreme gevallen wordt hij zelfs beschouwd als een ‘rot’ mens92x Jeffrey Murphy en Jean Hampton, Forgiveness and mercy (Cambridge: Cambridge University Press, 1988), 83. of een moreel monster.93x Griswold, Forgiveness, 73 e.v..

      Vergeving heft die ongelijkheid op. Het doorbreekt de associatie tussen dader en daad. Eigen aan vergeving is evenwel dat die dissociatie uncompromising94x Pamela Hieronymi, ‘Articulating an Uncompromising Forgiveness’, Philosophy and Phenomenological Research 62, no. 3 (2001): 530. is. Zij doet geen afbreuk aan het oordeel dat er onrecht plaatsvond en aan het oordeel over morele verantwoordelijkheid.95x Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 35. Vergeving mondt uit in de erkenning van de dader als een, weliswaar feilbaar, medemens96x Margaret Urban Walker, Moral Repair. Reconstructing Moral Relations after Wrongdoing (Cambridge: Cambridge University Press, 2006), 168. ten aanzien van wie vertrouwen wordt uitgesproken naar de toekomst toe. Dat vertrouwen rechtvaardigt dat de lei van de dader wordt opgepoetst.97x Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 33-66.

      4.1.2 De gevolgen van eerherstel en uitwissing

      Artikel 634 Sv. somt de gevolgen van eerherstel en uitwissing niet-limitatief98x Pasinomie 1896, 111; 115. op. Beide rechtsfiguren doen ‘voor het toekomende alle gevolgen van de veroordeling’ ophouden (art. 634, lid 1 Sv.). Zo komt er een einde aan onbekwaamheden die uit de veroordeling zijn voortgevloeid, zoals ontzettingen uit burgerlijke en politieke rechten (art. 31 Belgisch Strafwetboek (hierna: Sw.) en het verval van het recht tot sturen99x Sylvie Derre et al., ‘Tenietgaan van straffen’, in Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, X., (Mechelen: Kluwer, 2022), 24, noot 1. (art. 634, lid 2 Sv.). Eveneens speelt de veroordelende beslissing in toekomstige strafrechtelijke procedures geen rol meer en wordt de maatschappelijke betekenis van de veroordelende beslissing teruggeschroefd. De veroordeling maakt niet langer een grondslag uit voor de regels inzake herhaling, vormt niet langer een beletsel voor het verkrijgen van een toekomstige voorwaardelijke veroordeling en wordt evenmin nog in de uittreksels uit het strafregister vermeld (art. 634, lid 3 Sv.).

      Toch tornen beide rechtsfiguren niet aan alles wat de geviseerde strafrechtelijke veroordeling heeft teweeggebracht. Ten eerste brengen zij de veroordeelde niet terug ‘in de titels, graden, openbare ambten, bedieningen en betrekkingen die hij door afzetting verloren heeft’ (art. 634, lid 4 Sv.). Eerherstel en uitwissing hebben immers uitwerking voor de toekomst, terwijl de afzetting, als bijkomende criminele straf, het verleden viseert.100x Verbruggen en Verstraeten, Inleiding, 468, nr. 1608. Eerherstel en uitwissing raken wel voor het toekomende aan de afzetting. De veroordeelde kan weer verwerven wat hij door afzetting verloren heeft, mits hij aan de voorwaarden ervan voldoet.101x Kuty, Principes, 1150, nr. 3821. Ten tweede beïnvloeden eerherstel en uitwissing de eventuele erfonwaardigheid van de veroordeelde niet (art. 634, lid 5 Sv.). De opheffing van onwaardigheid – door vergeving – komt enkel toe aan de erflater zelf (cf. art. 4.7 Belgisch Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Ten derde laten eerherstel en uitwissing individuele rechten en vorderingen onaangeroerd. Eerherstel en uitwissing verhinderen ‘noch de rechtsvordering tot echtscheiding of tot scheiding van tafel en bed, noch de rechtsvordering tot schadevergoeding die op de rechterlijke beslissing gegrond is’ (art. 634, lid 6 Sv.). Ten vierde leiden eerherstel en uitwissing er niet toe ‘dat de gerechtelijk vastgestelde feiten, waarop de veroordeling van de in eer en rechten herstelde persoon gegrond was, bedekt wordt alsof ze nooit hebben bestaan’.102x Hof van Cassatie 23 april 1997, Arresten van het Hof van Cassatie (1997): 482. Er wordt geen loopje genomen met het verleden.103x Pasinomie 1896, 120. Hoewel de veroordeling niet langer een grondslag vormt voor de regels inzake herhaling of een beletsel voor voorwaardelijke invrijheidstelling, kunnen de onderliggende feiten toch nog een rol spelen in navolgende strafrechtelijke procedures. Wars van uitwissing of eerherstel moet de strafrechter nog steeds een inschatting kunnen maken van de persoonlijkheid van de veroordeelde.104x Hof van Cassatie 23 april 1997, 482. Gerechtelijke voorgaanden kunnen daartoe bijdragen.

      4.1.3 Uitwissing: vergeven of vergeten?

      De effecten van eerherstel en uitwissing laten zich – vermits zij dezelfde gevolgen ressorteren – samenvatten onder de noemer van ‘rehabilitatie’. Het gaat om moreel herstel – een ‘rénovation complète’105x Pasinomie 1896, 111. in ‘son état intact’106x Pasinomie 1896, 119. – van de dader.107x Pasinomie 1896, 111. Die onderliggende rehabilitatiegedachte sluit nauw aan bij het geschetste voornaamste effect van morele vergeving. Het lijkt dus verdedigbaar te stellen dat eerherstel en uitwissing emanaties van vergeving zijn.

      Toch zijn de effecten van uitwissing en eerherstel niet helemaal gelijk. Uitwissing gaat verder dan eerherstel. Het lijkt minstens ook ‘vergeten’ te omvatten. Zo wordt bij uitwissing, in tegenstelling tot bij eerherstel (art. 632, lid 1 Sv.), geen kantmelding gemaakt van de uitwissing op het veroordelend vonnis. Evenmin wordt de ‘beslissing tot uitwissing’ geregistreerd in het Strafregister (cf. art. 590, lid 1, 11° Sv.). Uitwissing wist de veroordelingen effectief uit het Strafregister zelf en niet alleen uit de uittreksels uit het strafregister.108x De Schepper, ‘Uitwissing’, 162.

      Is uitwissing een emanatie van vergeving of eerder een uitdrukking van juridische vergetelheid? Wij verdedigen dat het bij uitwissing wel degelijk om vergeven gaat, waaraan vervolgens vergeten wordt verbonden. Om die stelling hard te maken, verduidelijken wij vooreerst het onderscheid tussen vergeven en vergeten om vervolgens te beargumenteren dat uitwissing primair geen vorm van vergetelheid is, maar vooral een uitdrukking van vergeving.

      Vergeving kan op grond van diverse redenen van vergeten worden onderscheiden. Ten eerste is vergeven een rationeel proces, terwijl vergeten dat niet is.109x Russell, Real forgiveness, 43. Vergeten situeert zich buiten het bewustzijn. Je kan weliswaar iets willen vergeten, maar het uiteindelijke vergeten zelf staat los van de wil.110x Roseline Letteron, ‘Le droit à oubli’, Revue du droit public et de la science politique en France et a l’étranger (1996): 394 ; Koen Lemmens, ‘Sic transit gloria mundi : over vergeten en vergaan in het recht’, in Mensenrechten. Jaarboek 2000-2001 van het Interuniversitair Centrum Mensenrecht, ed. Stephan Parmentier & Wouter Vandenhole (Antwerpen: Maklu, 2002), 53; 67. Ten tweede is de situatie die vergetelheid teweegbrengt, hoewel mogelijk gelijk aan die van vergeving,111x Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 58. fragieler dan die van vergeving. Niets verhindert immers dat de vergeten kwestie opnieuw herinnerd wordt. Die herinnering kan de effecten van vergetelheid ongedaan maken.112x Margaret Holmgren, Forgiveness and Retribution: Responding to Wrongdoing (Cambridge: Cambridge University Press, 2012), 38. Bij vergeving ligt dat anders: vergeving hertekent, zoals we zullen zien, het normatieve landschap. Als vergeven door vergeten wordt gevolgd, dan zal de nieuwe herinnering aan het onrecht niet afdoen aan de gegeven vergeving.113x Russell, Real Forgiveness, 43. Ten derde is vergeten vanuit moreel oogpunt vaak waardeloos of kan het zelfs een morele nalatigheid zijn.114x Avishai Margalit, The Ethics of Memory (Londen: Harvard University Press, 2002), 193. Vergeten onrecht te zijn aangedaan, kan getuigen van een gebrek aan zelfrespect of een gebrek aan rechtvaardigheidsgevoel.115x Holmgren, Forgiveness and Retribution, 70. Bij vergeving is dat niet het geval. Daar staat net de confrontatie met het verleden centraal. De geschiedenis wordt niet herschreven, maar verliest haar centrale rol in de beschouwing van de dader. Wie vergeeft, respecteert zichzelf, hecht waarde aan rechtvaardigheid, erkent het verleden maar komt er in het reine mee en toont zich bereid een gedeelde – minstens geciviliseerde – toekomst met de dader uit te bouwen.116x Lemmens, ‘Sic transit gloria mundi’, 67.

      Het onderscheid tussen vergeven en vergeten laat ons toe te verdedigen dat uitwissing afwijkt van ‘vergeten’. Vooreerst situeert uitwissing zich niet buiten het (maatschappelijk) bewustzijn. Uitwissing gebeurt niet zomaar. Het berust op een wettelijke basis en dus op een bewuste keuze van de wetgever. Dat uitwissing geautomatiseerd is, doet daar geen afbreuk aan. Het automatisme gaat immers terug op die bewust geconcipieerde wettelijke basis. Ten tweede is uitwissing allerminst fragiel. Hoewel niets eraan in de weg staat dat uitgewiste veroordelingen in een latere procedure worden opgevist, doet die herinnering niet af aan de effecten van uitwissing. De uitgewiste veroordeling mag dan wel in aanmerking worden genomen bij een persoonlijkheidsbeoordeling, het mag geen basis zijn om te oordelen over recidive of de strafmaat.117x Seron, Le casier judiciaire, 173. Ten derde herschrijft uitwissing de geschiedenis niet. Enkel de registratie van de veroordeling in het Centraal Strafregister wordt ongedaan gemaakt. Dat ‘uitschrijven’ doet geen afbreuk aan de veroordeling zelf en houdt er geen ontkenning van in.118x In tegenstelling tot amnestie (Seron, Le casier judiciaire, 143).

      Als er al sprake is van ‘vergetelheid’ bij uitwissing – er lijkt maximaal gewag te kunnen worden gemaakt van het ‘creëren van de omstandigheden waarin het vergeten kan plaatsvinden’119x Lemmens, ‘Sic transit gloria mundi’, 54. – dan is dat ondergeschikt aan de rehabiliterende finaliteit van die rechtsfiguur. Uitwissing is dus in de eerste plaats een uitdrukking van vergeving, waaraan navolgend een vorm van ‘vergetelheid’ wordt gekoppeld.

      4.1.4 Tussenbesluit

      Samengevat staat het centrale effect van morele vergeving ook centraal bij eerherstel en uitwissing. Ten eerste beogen beide rechtsfiguren de maatschappelijke positie van de veroordeelde te verstevigen door hun invloed op uitgesproken ontzettingen, vervallenverklaringen en afzettingen. Dat alles toont ook aan dat de dader het vertrouwen van de maatschappij herwonnen heeft.120x De rechten waarvan de ontzetting kan worden uitgesproken zijn rechten die een bepaald maatschappelijk vertrouwen uitstralen (Jean Servais Guillaume Nypels, Legislation criminelle de la Belgique, ou Commentaire et complément du code pénal belge. Tome Premier (Brussel: Bruylant, 1867), 194, nr. 76). Ten tweede zijn eerherstel en uitwissing uncompromising. Aan de materialiteit van de feiten en de morele verantwoordelijkheid ervoor wordt immers geen afbreuk gedaan.121x Kuty, Principes, 1149, nr. 3819-3820. Ten derde beogen eerherstel en uitwissing bijna letterlijk de gedachte van een schone lei te realiseren, wat ook zijn effect heeft op het maatschappelijk functioneren van de veroordeelde. Personen zonder vermeldingen op het strafblad hebben immers minder moeite om werk te vinden.122x Zie J.J. Prescott en Sonja Starr, ‘Expungement of Criminal Convictions: An Empirical Study’, Harvard Law Review 133, no. 8 (2020): 2468 e.v. en de aldaar opgenomen referenties; Parl.St. Senaat 1989-90, nr. 905/1, 2 (https://www.senate.be/lexdocs/S0519/S05190395.pdf).

      Toch is hier een kritische kanttekening op zijn plaats. Eerherstel en uitwissing bereiken immers niet per se de beoogde rehabilitatie. Het gegeven dat niets in de weg staat dat – ondanks uitwissing of eerherstel – de onderliggende feiten nog steeds mee in overweging kunnen worden genomen in een navolgende strafrechtelijke procedure bevestigt dat. De door uitwissing en eerherstel beoogde effecten lijken makkelijk te kunnen worden overtroffen door de bekommernis om de persoonlijkheid van de dader te kunnen beoordelen. Dat het twijfelachtig is dat informatie over een (uitgewist) strafrechtelijk verleden daarvoor voldoende houvast biedt,123x Lieven Dupont en Daniel Moons, ‘Het strafregister in België’, Panopticon 1, no. 5 (1980): 392, nr. 76. lijkt daar niet aan af te doen. Eerherstel en uitwissing mogen dan wel wettelijke getuigen zijn van het geloof in een hernieuwd maatschappelijk vertrouwen, de stelregel in de strafrechtelijke praktijk lijkt te zijn dat dat vertrouwen (blijvend) moet kunnen worden afgetoetst.124x Nick Smith, ‘Begging for Mercy. The Dangers and Hopes of Forgiveness in Criminal Law’, in The Routledge Handbook of the Philosophy and Psychology of Forgiveness, eds. Glenn Pettigrove & Robert Enright, (Londen: Routledge, 2023), 441. Om daadwerkelijk de beoogde rehabilitatie te realiseren en dus het potentieel van eerherstel en uitwissing ten volle te benutten, zal ook moeten verholpen worden aan de eventuele miskenning en/of aan het verzet tegen de daadwerkelijke toepassing en uitwerking van die rechtsfiguren.125x Seron, Le casier judiciaire, 190.

      4.2 Performatieve maatschappelijke vergeving

      Let wel: voormelde kritische kanttekening betekent niet dat eerherstel en uitwissing nutteloze rechtsfiguren zijn. Zij kunnen wel degelijk een rehabiliterende functie vervullen. Hun eventuele miskenning doet ook niet af aan de vaststelling dat het wel degelijk om uitdrukkingen van vergeving gaat.

      Maar om welke uitdrukkingen gaat het dan precies? Binnen welke opvatting van vergeving kunnen rechtsfiguren zoals eerherstel en uitwissing worden ondergebracht? Hoewel er duidelijk sprake is van punishment-forbaerance, ligt de nadruk bij beide rechtsfiguren voornamelijk op het hertekenen van het normatieve landschap tussen de maatschappij en de dader. Eerherstel en uitwissing zijn dus vooral performatieve emanaties van vergeving.

      De invloed van eerherstel en uitwissing op de straf is immers beperkt. Zij heffen niet alle straffen op. Zij viseren voornamelijk de bijkomende straffen. Bij eerherstel is het ondergaan van de vrijheidsstraffen en de kwijting van de geldstraffen een voorafgaandelijke vereiste om een ontvankelijk verzoek tot eerherstel te kunnen indienen (art. 622 Sv.). Uitwissing viseert ook niet alle straffen die werden opgelegd. Zo verhindert uitwissing de invordering van de nog eventueel openstaande geldboete niet (art. 619, lid 2 Sv.).

      Bij eerherstel en uitwissing staat wel de hertekening van het normatieve landschap centraal. De maatschappij engageert126x Christopher Bennett, ‘The Alteration Thesis: Forgiveness as a Normative Power’, Philosophy & Public Affairs 46, no. 2 (2018): 219. zich om de veroordeelde – tot op zekere hoogte – niet meer als dusdanig te beschouwen (met name voor de toepassing van de regels inzake wettelijke herhaling en bij beslissingen over voorwaardelijke invrijheidstelling). Dat engagement is overigens een verworvenheid. Uitwissing is een automatisch mechanisme127x De Schepper, ‘Uitwissing’, 149, nr. 9. dat drie jaar na de veroordeling in werking treedt (art. 619, lid 1 Sv.) en ook op eerherstel kan niet worden teruggekomen eens het arrest van eerherstel in kracht van gewijsde is getreden. Bij performatieve vergeving geldt hetzelfde. Wie vergeeft kan daar niet128x David Owens, Shaping the Normative Landscape (Oxford: Oxford University Press, 2012), 53. – of althans niet zomaar129x Geoffrey Scarre, ‘On Taking Back Forgiveness’, Ethical Theory & Moral Practice 19, no. 4 (2016): 943. – op terugkomen.

      Door de hertekening van het normatieve landschap zal de vergeven overtreding evenmin nog een rol van betekenis hebben bij een nieuwe vraag naar vergeving.130x Scarre, ‘Taking Back Forgiveness’, 933. Het repetitief karakter van uitwissing sluit daar alvast bij aan. Uitwissing wordt toegekend, zelfs wanneer de veroordeelde binnen de termijn van drie jaar een nieuwe veroordeling oploopt.131x De Schepper, ‘Uitwissing’, 150, nr. 11. Bij eerherstel ligt dat enigszins anders. Eerherstel kan immers principieel pas eens om de tien jaar worden aangevraagd (art. 621, lid 1 Sv.). Maar wanneer een nieuwe vraag tot eerherstel wordt gesteld, zullen de reeds ‘vergeven’ veroordelingen geen rol meer spelen bij de evaluatie van het nieuwe verzoek.

      De hertekening van het normatieve landschap bij eerherstel en uitwissing blijft overigens beperkt tot de verhouding tussen de maatschappij en de veroordeelde. Aan de rechten van anderen wordt niet geraakt. De normatieve impact blijft beperkt tot die aangelegenheden waarop de maatschappij, als vergevende instantie, een invloed heeft.

      4.3 Voorwaardelijke en onvoorwaardelijke maatschappelijke vergeving

      Hoewel eerherstel en uitwissing (grotendeels) dezelfde gevolgen hebben, verschillen zij sterk in hun typologie. Wie eerherstel nastreeft, moet aan diverse vereisten voldoen. Uitwissing vergt daarentegen, behoudens het verloop van een termijn, geen vervulling van specifieke voorwaarden door de veroordeelde. Het Belgische recht omvat dus zowel een voorwaardelijke als een onvoorwaardelijke vorm van maatschappelijke vergeving.132x Het onderscheid tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke vergeving staat ook centraal in filosofische debatten over vergeving (Allais, ‘The Priority of Gifted Forgiveness’, 261-262 en de referenties aldaar).

      De straf – en dus het type misdrijf133x Naar Belgisch recht bepaalt de straf de aard van het misdrijf (art. 1 Sw.). – waartoe de dader werd veroordeeld, bepaalt welk type vergeving van toepassing is. Uitwissing geldt bij politiestraffen (art. 619, lid 1 Sv.); eerherstel geldt bij alle veroordelingen tot een zwaardere straf (art. 621, lid 1 Sv.).

      De voorwaarden voor eerherstel kunnen worden samengevat als ‘boetedoening’ en ‘berouw’.134x Pasinomie 1896, 111. De veroordeelde moet de vrijheidsstraffen principieel hebben ondergaan en de geldstraffen hebben gekweten (art. 622 Sv.). Hij moet ook de in het vonnis bepaalde verplichting tot teruggave, schadevergoeding en betaling van kosten principieel vervuld hebben (art. 623 Sv.). Bovendien moet de veroordeelde, na de bestraffing, gedurende een bepaalde proeftijd (art. 626 Sv.) een vaste verblijfplaats hebben gehad en blijk hebben gegeven van verbetering en van goed gedrag135x Die vereiste impliceert ‘le regret des fautes passées et le désir de la régénération et de l’amendement vrai’ (Brussel 31 juli 1909, Pasicrisie Belge (1910): 14). Een gebrek aan verbetering kan onder meer worden afgeleid uit de weigering om een schadevergoeding te betalen (Cass. 13 juni 1960, Pasicrisie belge I (Cassation) (1960): 1176). (art. 624 Sv.). Bij uitwissing gelden die vereisten niet omdat de door uitwissing geviseerde misdrijven vaak het bestanddeel opzet missen. Strafrechtelijke ‘overtredingen’, die bestraft worden met politiestraffen, vloeien veelal voort uit een gebrek aan voorzichtigheid of oplettendheid. Zij doen aan de achtbaarheid van de burger geen afbreuk en vereisen geen morele verbetering.136x Parl.St. Senaat, 1962-63, nr. 38, 2.

      Uitwissing en eerherstel verschillen dus qua ‘psychologie’ en ‘normativiteit’.137x Vergelijk met Miranda Fricker, ‘Forgiveness-An Ordered Pluralism’, Australasian Philosophical Review 3, no. 3 (2019): 241-242. Toch hebben die twee verschillende rechtsfiguren dezelfde noemer (cf. maatschappelijke vergeving) en veroorzaken zij (grotendeels) dezelfde effecten. Dat komt omdat de ene vorm een afgeleide is van de ander.138x Zie Fricker, ‘Forgiveness’, 242. Het oorspronkelijke fenomeen zet zich door in haar afgeleide, zij het op een verdoken wijze.

      Vanuit historisch139x Uitwissing werd pas ingevoerd bij wet van 7 april 1964 betreffende de uitwissing van veroordelingen en het eerherstel in strafzaken, Belgisch Staatsblad 1 mei 1964. en vanuit conceptueel oogpunt is eerherstel het basisparadigma. Onvoorwaardelijke vergeving (uitwissing) is immers een ‘gift’. De notie ‘gift’ en de waarde ervan berust in aanzienlijke mate ‘on the fact that something for which one must normally pay up in some way is, on this occassion, being handed out for free’.140x Fricker, ‘Forgiveness’, 252. Het basisprincipe is dus ‘niets voor niets’ en niet ‘iets voor niets’.141x Fricker, ‘Forgiveness’, 251.

      Aangezien eerherstel de oorspronkelijke vorm van maatschappelijke vergeving is en uitwissing de afgeleide vorm, moeten de vereisten van ‘boetedoening’ en ‘berouw’ ook bij uitwissing aanwezig zijn. Dat is, wegens de bij uitwissing voorziene termijnvereiste (art. 619, lid 1 Sv.), wel degelijk het geval. De driejarige termijn bij uitwissing is immers geen wachttijd zonder betekenis. Zij heeft een rehabiliterend oogmerk. Oorspronkelijk werd de termijn bij de Belgische uitwissingsregeling immers omschreven als een ‘proeftijd’142x Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76.. Dat komt omdat de termijnvereiste inzake uitwissing geïnspireerd is op het toentertijd geldende Franse regime van de rehabilitation légale,143x Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76. thans réhabilitation du plein droit,144x Art. 133-13 e.v. van de Franse Codé pénal. waarbij uitwissing wordt toegekend mits de veroordeelde gedurende een bepaalde termijn geen nieuwe veroordeling oploopt. Die termijnvereiste én de vereiste van geen nieuwe veroordeling drukken een ‘présumption irréfragable de bonne conduite’145x Maurice Pastin, ‘Conditions et Procédure de la Réhabiliation’, Revue de droit pénal et de criminologie 34, no. 8 (1953-54): 711. uit. Dat vermoeden geldt ook bij de uitwissing naar Belgisch recht. Hoewel nieuwe overtredingen de uitwissing van oude overtredingen niet verhinderen,146x De Schepper, ‘Uitwissing’, 150. wil de vooropgestelde termijn wel ‘loutering’ bij de veroordeelde verzekeren. De termijn strekt er meer bepaald toe te garanderen dat de straf vrijwillig dan wel gedwongen wordt uitgevoerd. Gebeurt dat niet binnen die termijn dan kan geen uitvoering van de straf meer worden nagestreefd,147x De invordering van de strafrechtelijke geldboete kan wel nog steeds gebeuren (supra). niet wegens uitwissing, maar omdat de verjaring van de strafuitvoering dan allang is ingetreden.148x Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76. Overeenkomstig art. 93 Sw. verjaren politiestraffen immers door verloop van een jaar. In die strafuitvoering en de daarvoor gereserveerde temporele ruimte ligt het berouw en de boetedoening verscholen. Strafuitvoering is immers rijk aan gevolgen.149x Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76. Het zet aan tot berouw, hervorming en verzoening of wordt in alle geval geacht dat te doen.150x Antony Duff, Punishment, Communication, and Community (Oxford: Oxford University Press, 2001), 105 e.v.

    • 5 Pluralisme of monisme? Het uitwissingsmechanisme als paradigma van een recht op maatschappelijke vergeving

      Hoewel rechtsfiguren zoals uitwissing en eerherstel dezelfde conceptuele ondertoon hebben, zijn er diverse redenen om pluralistische systemen (zoals het Belgische) in vraag te stellen. Niet alleen mondt hun onderscheiden toepassingsgebied uit in diverse toepassingsmoeilijkheden,151x Alain Winants, ’De uitwissing van veroordelingen en het herstel in eer en rechten in strafzaken’, Rechtskundig Weekblad 55, no. 41 (1991-92): 1413-1421. ook evoluties in strafwetgeving laten toe het praktisch nut van de onderscheiden rechtsfiguren te betwisten.

      Op basis van recente ontwikkelingen in het Belgische strafrecht lijkt een monistisch systeem van eerherstel het pleit te moeten winnen. Uitwissing viseert immers ‘minder erge’ misdrijven, zoals verkeersovertredingen. Intussen is de publieke opinie op dat punt radicaal verschoven.152x De Busscher en Traest, ‘Uitwissing’, 297-298. Verkeersovertreders riskeren almaar strengere bestraffing.153x Zie Chris De Roy, ‘Een volgende stap in de strengere aanpak van verkeersovertreders: kritische analyse van de wet van 9 maart 2014’, Rechtskundig Weekblad 78, no. 1 (2014-15): 3-19 en Chris De Roy, ‘De wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid: opnieuw een strengere aanpak van verkeersovertreders’, Rechtskundig Weekblad 82, no. 4 (2018-19): 123-139. Bij veroordelingen in verkeerszaken zullen vaak geen politiestraffen worden opgelegd. Het belang van eerherstel wordt derhalve almaar groter.

      Toch zijn er overtuigende argumenten om een monistisch systeem van uitwissing te bepleiten. Ten eerste is eerherstel onderbenut en leidt het potentieel tot ongelijke behandeling (A.). Ten tweede stemt uitwissing conceptueel gezien sterker overeen met een maatschappelijk recht op vergeving (B.).

      A. De onderbenutting van eerherstel kleurt de geschiedenis van die rechtsfiguur. Vooral de logge procedure,154x Parl.St. Kamer 2007-08, CRIV 52 COM 256, no. 5768, 7-8; Seron, Le casier judiciaire, 190. het feit dat de kosten ten laste komen van de rechtszoekende (art. 633 Sv.),155x Zie voor kritieken op deze zuiver budgettaire maatregel: Seron, Le casier judiciaire, 148-150. en de vereiste van ‘gedragsverbetering’ werken belemmerend.156x Dupont en Peeters, ‘Vergeven en vergeten?’, 6-7. Wat houdt gedragsverbetering immers in? Hoe bewijs je dat? Volstaat een uittreksel uit het moraliteitsregister en/of een verklaring van de burgemeester (art. 629, § 1, 2° en 4°; § 2, 3° Sv.) om een evaluatie van gedragsverbetering te maken?

      Maar ook het risico op ongelijke behandeling is aanzienlijk. Zo is de procureur vrij om, in geval van een verzoek tot eerherstel door een rechtspersoon, de elementen te bepalen die in aanmerking komen voor de beoordeling (artikel 624, lid 2 Sv.). Te veel ‘discretion and informality’ dragen echter bij tot ongelijkheid.157x Nick Smith, ‘Begging for Mercy. The Dangers and Hopes of Forgiveness in Criminal Law’, in The Routledge Handbook of the Philosophy and Psychology of Forgiveness, eds. Glenn Pettigrove & Robert Enright, (Londen: Routledge, 2023), 439.

      Recent longitudinaal onderzoek naar wat het uptake gap wordt genoemd, bevestigt die vaststellingen. Daaruit blijkt dat expungements in de Verenigde Staten weinig worden nagestreefd wegens diverse oorzaken, waaronder een gebrek aan informatie over de uitwissingsmechanismen, de administratieve beslommeringen, de kostprijs ervan en wantrouwen ten aanzien van justitie.158x Prescott & Starr, ‘Expungement’, 2501-2510.

      Die vaststellingen rechtvaardigen automatisering, procedurele vereenvoudiging159x Prescott & Starr, ‘Expungement’, 2551. en een uitbreiding van uitwissingsmechanismen tot alle strafrechtelijke veroordelingen, ‘ongeacht de aard van de uitgesproken straffen’.160x Dupont & Peeters, ‘Vergeven en vergeten?’, 7. Ook de Belgische wetgever erkent dat eerherstel – althans in zijn huidige vorm161x Parl.St. Kamer 2007-08, CRIV 52 COM 256, no. 5768, 7-8. – onvoldoende soelaas biedt. Reeds bij de initiële implementatie van uitwissing werd een uitbreiding ervan in het vooruitzicht gesteld162x Parl.St. Senaat, 1962-63, nr. 38, 2. en ook bij latere hervormingen werd de noodzaak van uitbreiding van het uitwissingsmechanisme benadrukt.163x Parl.St. Kamer, 1989-90, nr. 905/2, 3 (https://www.senate.be/lexdocs/S0519/S05190420.pdf).

      B. Het tweede argument voor een monistisch systeem van uitwissing heeft een conceptuele grondslag. Uitwissing sluit beter aan bij de gedachte van een maatschappelijk recht op vergeving. Uitwissing is immers, in tegenstelling tot eerherstel, niet afhankelijk van een verzoek en van de waardering daarvan. Het is geen ‘recht om maatschappelijke vergeving te vragen’. Op het ogenblik van de definitieve veroordeling is de uitwissing al een in de tijd uitgestelde verworvenheid. Daardoor institutionaliseert het uitwissingsregime zelfs een maatschappelijk recht op vergeving.

      Uitwissing is immers, in tegenstelling tot wat soms wordt verdedigd,164x Luc Dupont en Raf Verstraeten, Handboek Belgisch Strafrecht (Leuven: Acco, 1990), 807; Verbruggen en Verstraeten, Inleiding, 648. geen rechtsfeit. Het is geen gebeurtenis die subjectieve rechten genereert, in stand houdt of doet verdwijnen, zonder het oogmerk rechtsgevolgen in het leven te roepen.165x Rogier De Corte et al., Privaatrecht in hoofdlijnen. Volume 1 (Antwerpen: Intersentia, 2020), 218. Uitwissing is een rechtsfiguur die uitwerking krijgt en gevolgen ressorteert wanneer er een definitieve veroordelende uitspraak is en er een bepaalde termijn verstrijkt. Neem de rechtsfiguur van de uitwissing weg en al wat rest is tijdsverloop na een veroordelend vonnis. Net daarom is uitwissing, net zoals bijvoorbeeld de verjaring,166x Zie o.a. Aloïs Van Oevelen, ‘Algemeen overzicht van de bevrijdende verjaring en de vervaltermijnen in het Belgisch privaatrecht’, Tijdschrift voor Privaatrecht 24 (1987): 1763. een institution.167x Vergelijk met John Searle, Speech Acts: An Essay in the Philosophy of Language (Cambridge: Cambridge University Press, 2012), 51. Uitwissing bestaat uit stichtende regels (institutive rules), zijnde regels die aanduiden wanneer een situatie van uitwissing zich voordoet.168x Neil MacCormick en Ota Weinberger, An Institutional Theory of Law. New Approaches to Legal Positivism (Dordrecht: D. Reidel Publishing Company, 1986), 52-53. Naar Belgisch recht is dat een definitief veroordelend vonnis tot een politiestraf en een termijn van drie jaar. Wanneer het instituut ontstaat, treden gevolgtrekkende regels (consequential rules)169x MacCormick en Weinberger, An Institutional Theory of Law, 52-53. in. Die zijn bij uitwissing terug te vinden in de artikelen 620 jo. 634 Sv. Tot slot omvat een instituut ook beëindigingsregels (terminative rules)170x MacCormick en Weinberger, An Institutional Theory of Law, 52-53. die regelen hoe aan het instituut een einde wordt gesteld. Bij uitwissing is dat meteen nadat het mechanisme zijn uitwerking heeft gekregen.

    • 6 Besluit

      Montesquieu verdedigde dat de ‘pouvoir que le prince a de pardonner, exécuté avec sagesse, peut avoir d’admirables effets’.171x Charles de Montesquieu, De L’Esprit Des Lois (Londen: s.n., 1768), 186. Alleen despotische overheden vergeven niet. De analyse van rehabiliterende rechtsfiguren zoals eerherstel en uitwissing, bevestigt dat de notie van ‘vergeving’ ook vandaag nog in een maatschappelijke context wordt gebruikt en dat daaraan een aanzienlijke meerwaarde wordt toegeschreven. Vertrekkende vanuit de door de Belgische wetgever verdedigde stelling dat een natuurlijk recht op maatschappelijke vergeving aan de Belgische reglementeringen inzake eerherstel en uitwissing ten grondslag ligt, werd in deze bijdrage aangetoond dat een dader soms aanspraak kan maken op vergeving door de maatschappij en dat rechtsfiguren zoals eerherstel en uitwissing die aanspraken helpen realiseren.

      Vergeving een plaats geven in het strafrecht is echter niet zonder gevaar. Net zoals er goede redenen zijn om gelijkaardige misdrijven op een gelijke manier te behandelen en te sanctioneren, zijn er ook goede redenen om gelijkheid op het vlak van vergeving aan te houden.172x Smith, ‘Begging for Mercy’, 435. In deze bijdrage werd, rekening houdende met die vereiste van consistentie, aangetoond dat een keuze voor automatische uitwissingsmechanismen daarom aan de orde is. Bovendien sluiten uitwissingsregelingen beter aan bij de gedachte van een recht op maatschappelijke vergeving.

      Het garanderen van een gelijk recht op maatschappelijke vergeving houdt echter geen pleidooi in voor een excessief optimisme ten aanzien van iemand die een veroordeling heeft opgelopen. Net omdat uitwissing – rekening houdende met de effecten ervan – geen loopje neemt met het verleden en het feit van de overtreding zelf niet ongedaan maakt, houdt zij het midden tussen een excessief optimisme en een excessief scepticisme inzake de rehabilitatie van de veroordeelde.173x Smith, ‘Begging for Mercy’, 441.

    Noten

    • 1 Zie Vincent Seron, Le casier judiciaire. L’après-peine entre mémoire et oubli (Brussel: La Charte, 2010), 135 e.v.

    • 2 Pasinomie : collection complète des lois, décrets, arrêtés et règlements qui peuvent être invoqués en Belgique (Brussel: Bruylant, 1896), 114.

    • 3 Parl. St. Sénat (Fr.) 1882, nr. 235, 26 (https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k9736524b/f1033.item).

    • 4 Parl. St. Sénat (Fr.) 1182, nr. 235, 26.

    • 5 Hendrik Bekaert, ‘Het uitwissen van de veroordelingen’, Rechtskundig Weekblad 24, no. 2 (1960-61): 68.

    • 6 Parl. St. Sénat (Fr.) 1182, nr. 235, 26.

    • 7 In België worden die rechtsfiguren voornamelijk belicht in algemene handboeken. Zie o.a. Frank Verbruggen en Raf Verstraeten, Inleiding tot het Belgische strafrecht en strafprocesrecht (Antwerpen: Intersentia, 2023), 645-648; Franklin Kuty, Principes généraux du droit pénal belge – Tome IV: la peine (Brussel: Larcier, 2017), 1141-1154. Enkele auteurs gaan wel dieper in op deze rechtsfiguren: Martine De Busscher en Philippe Traest, ‘Uitwissing van veroordelingen en herstel in eer en rechten: een kritische benadering’, in Liber Amicorum Jules D’Haenens, ed. Jules D’Haenens (Gent: Mys & Breesch, 1993), 297-320; Luc De Schepper, ‘De uitwissing van veroordelingen’, in Liber Amicorum Armand Vandeplas, eds. Patrick Arnou et al. (Gent: Mys & Breesch, 1994), 145-168.

    • 8 Kuty, Principes, 1145, nr. 3812.

    • 9 Zie ook Grondwettelijk Hof 8 maart 2012, nr. 41/2012, (1) 7, B.6.2. (https://www.const-court.be/public/n/2012/2012-041n.pdf); Luc Dupont en Tony Peeters, ‘Vergeven en vergeten? Kritische beschouwingen over uitwissing van veroordelingen en herstel in eer en rechten’, Panopticon 2, no. 1 (1981): 1-7.

    • 10 Parl.St. Senaat 1962-63, nr. 38, 8 (https://www.senate.be/lexdocs/S0744/S07441889.pdf).

    • 11 Parl.St. Senaat 1962-63, nr. 186, 2 (https://www.senate.be/lexdocs/S0745/S07450949.pdf).

    • 12 Zie Raoul Lajoye, La Loi du pardon (Parijs: G. Pedone-Lauriel, 1882), x e.v.

    • 13 David Hume, A treatise of human nature: being an attempt to introduce the experimental Method of Reasoning into Moral Subjects. Book III. Of Morals (Oxford: Clarendon Press, 1896), 469; Henry Veatch, ‘Natural Law and the “Is”-“Ought” Question’, The Catholic Lawyer 26, no. 4 (1981): 254.

    • 14 Luke Maring, ‘Is There a Right to Be Forgiven?’, Philosophia 48 (2020): 1101-1115.

    • 15 Wesley Hohfeld, Fundamental Legal Conceptions as Applied in Judicial Reasoning (Londen: Yale University Press, 1946), 65.

    • 16 Lucy Allais, ‘Wiping the Slate Clean: the Heart of Forgiveness’, Philosophy and Public Affairs 36, no. 1 (2008): 37.

    • 17 Jacques Derrida, Le parjure et le pardon. Volume II. Séminaire (1998-1999) (Parijs: Éditions du Seuil, 2020), 107.

    • 18 Jacques Derrida, On Cosmopolitanism and Forgiveness (Londen: Routledge, 2001), 31.

    • 19 Zie Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76.

    • 20 Thomas Hobbes, Leviathan (Oxford: Clarendon Press, 1965), 117.

    • 21 Hobbes, Leviathan, 100.

    • 22 Maximilian Jaede, ‘Forgiveness and reconciliation in Hobbes’s natural law theory’, History of European Ideas 43, no. 8 (2017): 835.

    • 23 Wij aanvaarden dat pardon als vergeving kan begrepen worden. Sommige filosofen (Bernard Gert, Hobbes: Prince of Peace (Cambridge: Polity Press, 2010), 98; Tom Sorell, ‘Hobbes and the Morality Beyond Justice’, Pacific Philosophical Quarterly 82 (2001): 242) lezen in de zesde natuurwet een uitdrukking van een ‘disposition to forgive’. Anderen zien er een verwijzing naar genade in (Jaede, ‘Forgiveness and reconciliation’, 835).

    • 24 Gert, Hobbes, 70.

    • 25 Perez Zagorin, ‘Hobbes as a Theorist of Natural Law’, Intellectual History Review 17, no. 3 (2007): 242.

    • 26 Jan Verplaetse en Charles Delmotte, Beginselen van samenleven. Handboek Ethiek en Rechtsfilosofie (Antwerpen: Maklu, 2017), 216.

    • 27 Hobbes, Leviathan, 99.

    • 28 Hobbes, Leviathan, 99.

    • 29 Hobbes, Leviathan, 100.

    • 30 Verplaetse & Delmotte, Beginselen van samenleven, 216.

    • 31 Supra noot 13.

    • 32 Eve Garrard en David McNaughton, Forgiveness (Londen: Routledge, 2010), 60.

    • 33 Trudy Govier, Forgiveness and Revenge (Londen: Routledge, 2002), 142-143.

    • 34 Pasinomie 1896, 114.

    • 35 De Busscher en Traest, ‘Uitwissing’, 298. Een recht op vergeving hoeft dan ook niet in elke samenleving voorhanden te zijn. In Nederland, bijvoorbeeld, is ‘rehabilitatie’ in die zin pas in de jaren vijftig van de vorige eeuw een wetgevend aandachtspunt geworden. Inmiddels schroefde de Nederlandse wetgever de toepassing van die rehabilitatiegedachte drastisch terug ingevolge de opkomst van de controlecultuur (Elina Van ‘t Zand en Geertjan Van Oosten, ‘Geen schone lei. Over het starre regime voor verwijdering en afscherming van justitiële gegevens’, Delikt en Delinkwent 23, no. 4 (2021): 277).

    • 36 Pasinomie 1896, 111.

    • 37 Zie bijvoorbeeld Joram Haber, Forgiveness. A Philosophical Study (Boston: Rowlman & Littlefield Publishers Inc., 1991), 103; Govier, Forgiveness and Revenge, 45.

    • 38 Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 37.

    • 39 Charles Griswold, Forgiveness. A Philosophical Exploration (Cambridge: Cambridge University Press, 2007), 68.

    • 40 Maring, ‘A Right to Be Forgiven?’, 1102, noot 3.

    • 41 Maring, ‘A Right to Be Forgiven?’, 1113.

    • 42 Lucy Allais, ‘The Priority of Gifted Forgiveness: A Response to Fricker’, Australasian Philosophical Review 3, no. 3 (2019): 262.

    • 43 Haber, Forgiveness, 103; Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 37.

    • 44 Een uitzondering is Court D. Lewis, Repentance and the Right to Forgiveness (Londen: Lexington Books, 2018), 43.

    • 45 Zie bijvoorbeeld Jeffrey Blustein, Holding Wrongdoers Responsible. On the Complexities of Blame and Forgiveness (Londen: Routledge, 2022), 198.

    • 46 Jean Harvey, ‘Forgiving as an obligation of the moral life’, International Journal of Moral and Social Studies (1993): 219.

    • 47 Maring, ‘A Right to Be Forgiven?’, 1101-1115.

    • 48 Maring, ‘A Right to Be Forgiven?’, 1115.

    • 49 Jacques Claessen, Misdaad en straf. Een herbezinning op het strafrecht vanuit mystiek perspectief (Nijmegen: Wolf Legal Publishers, 2010), 422.

    • 50 Zie Lucy Allais, ‘Feeling Blame and Feeling Forgiveness’, in The Routledge Handbook of the Philosophy and Psychology of Forgiveness, ed. Glenn Pettigrove en Robert Enright (Londen: Routledge, 2023), 215-229.

    • 51 Trudy Govier, ‘Public forgiveness: A modest defence’, in Public Forgiveness in Post-Conflict Contexts, ed. Bas van Stokkom et al. (Antwerpen: Intersentia, 2012), 28-29.

    • 52 Martha Minow, When Should Law Forgive? (New York: Norton Publishers, 2019), 6.

    • 53 Claessen, Misdaad en straf, 422; Govier, ‘Public forgiveness’, 31.

    • 54 Deze gedachte sluit nauw aan bij de eerste aanzetten tot de contemporaine orgaantheorie (Jeroen Delvoie, De orgaantheorie in rechtspersonen van privaatrecht (Mortsel: Intersentia, 2010), 24 e.v.).

    • 55 Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 52.

    • 56 Govier, ‘Public forgiveness’, 29-31.

    • 57 Martha Nussbaum, ‘Equity and Mercy’, Philosophy & Public Affairs 22, no. 2 (1993): 102.

    • 58 Wetgeving kan immers berusten op ‘arational convictions’ (Richard Posner, ‘Emotion versus Emotionalism in Law’, in the Passions of Law, ed. Susan Bandes (London: New York University Press, 1999), 322).

    • 59 Nick Smith, I Was Wrong: The Meanings of Apologies (Cambridge: Cambridge University Press, 2008), 134.

    • 60 Brandon Warmke, ‘The Normative Significance of Forgiveness’, Australasian Journal of Philosophy (2016): 4 e.v.

    • 61 Peter Digeser, Political Forgiveness (Londen: Cornell University Press, 2001), 28.

    • 62 Digeser, Political Forgiveness, 20.

    • 63 Luke Russell, Real Forgiveness (Oxford: Oxford University Press, 2023), 180.

    • 64 Er is een verschil tussen organiek optreden en vertegenwoordiging (Delvoie, De orgaantheorie, 30, nr. 25).

    • 65 Martin Wolff, ‘On the Nature of Legal Persons’, Law Quarterly Review 54 (1938): 498-499.

    • 66 Angela Smith, ‘Institutional Apologies and Forgiveness’, in Forgiveness and its moral dimensions, ed. Brandon Warmke et al. (Oxford: Oxford University Press, 2021), 164.

    • 67 Zie ook Hobbes, Leviathan, 266.

    • 68 Govier, ‘Public forgiveness’, 31.

    • 69 Linda Radzik, ‘The Standing to Forgive’, in The Routledge Handbook of the Philosophy and Psychology of Forgiveness, eds. Glenn Pettigrove & Robert Enright (Londen: Routledge, 2023), 323.

    • 70 Per-Erik Milam, ‘How is Self-Forgiveness Possible?’, Pacific Philosophical Quarterly 98 (2017): 49-69.

    • 71 Glenn Pettigrove, ‘The Standing to Forgive’, The Monist 92, no. 4 (2009): 583-603.

    • 72 Alice MacLachlan, ‘Forgiveness and Moral Solidarity’, in Forgiving: Probing the Boundaries, eds. Stephen Bloch-Shulman en David White (Oxford: Inter-Disciplinary Press, 2008), 6; Geoffrey Scarre, After Evil. Responding to Wrongdoing (Londen: Routledge, 2017), 69.

    • 73 Jean Harvey, ‘Moral Solidarity and Empathetic Understanding: The Moral Value and Scope of the Relationship’, Journal of Social Philosophy 38, no. 1 (2007): 30.

    • 74 Alice Maclachlan, ‘In Defense of Third-Party Forgiveness’, in The Moral Psychology of Forgiveness, ed. Katharine Norlock (Londen: Rowman & Littlefield International Ltd, 2017), 148.

    • 75 Maclachlan, ‘Forgiveness and Moral Solidarity’, 13, noot 11.

    • 76 Machlachlan, ‘Forgiveness and Moral Solidarity’, 6.

    • 77 Katharine Norlock, Forgiveness from a Feminist Perspective (London: Lexington Books, 2009), 127-128.

    • 78 Martha Minow, ‘Forgiveness, Law, and Justice’, California Law Review 103, no. 6 (2015): 1619.

    • 79 Digeser, Political Forgiveness, 36.

    • 80 Govier, ‘Public forgiveness’, 32.

    • 81 Digeser, Political Forgiveness, 38.

    • 82 Susan Jacoby, Wild Justice. The Evolution of Revenge (New York: Harper & Row, Publishers, 1983), 117.

    • 83 Frank Fincham, ‘Forgiveness: Integral to Closer Relationships and Inimical to Justice’, Virginia Journal of Social Policy & the Law 16, no. 2 (2009): 367.

    • 84 Digeser, Political Forgiveness, 63.

    • 85 Digeser, Political Forgiveness, 53.

    • 86 John Maynard Keynes, The Economic Consequences of the Peace. With a new introduction by Michael Cox (Cham: Palgrave Macmillan, 2019), 206.

    • 87 Zij vooronderstellen allemaal een situatie van onrecht, waarbij er sprake is van een dader en een slachtoffer en het bestaan van een ‘practice of creating debts and demanding repayments’ (Digeser, Political Forgiveness, 55 e.v.; 63). Die situatie bepaalt wie wat aan wie moet betalen, wie bestraft moet worden en wie kan vergeven en vergeven kan worden.

    • 88 Maring, ‘A Right to be Forgiven?’, 1109.

    • 89 David Shoemaker, ‘Moral Address, Moral Responsibility, and the Boundaries of the Moral Community’, Ethics 118, no. 1 (2007): 70; Andrew Oldenquist, ‘An Explanation of Retribution’, The Journal of Philosophy 85, no. 9 (1988): 466-467.

    • 90 Allais, ‘The Priority of Gifted Forgiveness’, 268.

    • 91 Howard Becker, Outsiders: studies in the sociology of deviance (New York: Free Press, 1963), 33.

    • 92 Jeffrey Murphy en Jean Hampton, Forgiveness and mercy (Cambridge: Cambridge University Press, 1988), 83.

    • 93 Griswold, Forgiveness, 73 e.v..

    • 94 Pamela Hieronymi, ‘Articulating an Uncompromising Forgiveness’, Philosophy and Phenomenological Research 62, no. 3 (2001): 530.

    • 95 Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 35.

    • 96 Margaret Urban Walker, Moral Repair. Reconstructing Moral Relations after Wrongdoing (Cambridge: Cambridge University Press, 2006), 168.

    • 97 Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 33-66.

    • 98 Pasinomie 1896, 111; 115.

    • 99 Sylvie Derre et al., ‘Tenietgaan van straffen’, in Strafrecht en strafvordering. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, X., (Mechelen: Kluwer, 2022), 24, noot 1.

    • 100 Verbruggen en Verstraeten, Inleiding, 468, nr. 1608.

    • 101 Kuty, Principes, 1150, nr. 3821.

    • 102 Hof van Cassatie 23 april 1997, Arresten van het Hof van Cassatie (1997): 482.

    • 103 Pasinomie 1896, 120.

    • 104 Hof van Cassatie 23 april 1997, 482.

    • 105 Pasinomie 1896, 111.

    • 106 Pasinomie 1896, 119.

    • 107 Pasinomie 1896, 111.

    • 108 De Schepper, ‘Uitwissing’, 162.

    • 109 Russell, Real forgiveness, 43.

    • 110 Roseline Letteron, ‘Le droit à oubli’, Revue du droit public et de la science politique en France et a l’étranger (1996): 394 ; Koen Lemmens, ‘Sic transit gloria mundi : over vergeten en vergaan in het recht’, in Mensenrechten. Jaarboek 2000-2001 van het Interuniversitair Centrum Mensenrecht, ed. Stephan Parmentier & Wouter Vandenhole (Antwerpen: Maklu, 2002), 53; 67.

    • 111 Allais, ‘Wiping the Slate Clean’, 58.

    • 112 Margaret Holmgren, Forgiveness and Retribution: Responding to Wrongdoing (Cambridge: Cambridge University Press, 2012), 38.

    • 113 Russell, Real Forgiveness, 43.

    • 114 Avishai Margalit, The Ethics of Memory (Londen: Harvard University Press, 2002), 193.

    • 115 Holmgren, Forgiveness and Retribution, 70.

    • 116 Lemmens, ‘Sic transit gloria mundi’, 67.

    • 117 Seron, Le casier judiciaire, 173.

    • 118 In tegenstelling tot amnestie (Seron, Le casier judiciaire, 143).

    • 119 Lemmens, ‘Sic transit gloria mundi’, 54.

    • 120 De rechten waarvan de ontzetting kan worden uitgesproken zijn rechten die een bepaald maatschappelijk vertrouwen uitstralen (Jean Servais Guillaume Nypels, Legislation criminelle de la Belgique, ou Commentaire et complément du code pénal belge. Tome Premier (Brussel: Bruylant, 1867), 194, nr. 76).

    • 121 Kuty, Principes, 1149, nr. 3819-3820.

    • 122 Zie J.J. Prescott en Sonja Starr, ‘Expungement of Criminal Convictions: An Empirical Study’, Harvard Law Review 133, no. 8 (2020): 2468 e.v. en de aldaar opgenomen referenties; Parl.St. Senaat 1989-90, nr. 905/1, 2 (https://www.senate.be/lexdocs/S0519/S05190395.pdf).

    • 123 Lieven Dupont en Daniel Moons, ‘Het strafregister in België’, Panopticon 1, no. 5 (1980): 392, nr. 76.

    • 124 Nick Smith, ‘Begging for Mercy. The Dangers and Hopes of Forgiveness in Criminal Law’, in The Routledge Handbook of the Philosophy and Psychology of Forgiveness, eds. Glenn Pettigrove & Robert Enright, (Londen: Routledge, 2023), 441.

    • 125 Seron, Le casier judiciaire, 190.

    • 126 Christopher Bennett, ‘The Alteration Thesis: Forgiveness as a Normative Power’, Philosophy & Public Affairs 46, no. 2 (2018): 219.

    • 127 De Schepper, ‘Uitwissing’, 149, nr. 9.

    • 128 David Owens, Shaping the Normative Landscape (Oxford: Oxford University Press, 2012), 53.

    • 129 Geoffrey Scarre, ‘On Taking Back Forgiveness’, Ethical Theory & Moral Practice 19, no. 4 (2016): 943.

    • 130 Scarre, ‘Taking Back Forgiveness’, 933.

    • 131 De Schepper, ‘Uitwissing’, 150, nr. 11.

    • 132 Het onderscheid tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke vergeving staat ook centraal in filosofische debatten over vergeving (Allais, ‘The Priority of Gifted Forgiveness’, 261-262 en de referenties aldaar).

    • 133 Naar Belgisch recht bepaalt de straf de aard van het misdrijf (art. 1 Sw.).

    • 134 Pasinomie 1896, 111.

    • 135 Die vereiste impliceert ‘le regret des fautes passées et le désir de la régénération et de l’amendement vrai’ (Brussel 31 juli 1909, Pasicrisie Belge (1910): 14). Een gebrek aan verbetering kan onder meer worden afgeleid uit de weigering om een schadevergoeding te betalen (Cass. 13 juni 1960, Pasicrisie belge I (Cassation) (1960): 1176).

    • 136 Parl.St. Senaat, 1962-63, nr. 38, 2.

    • 137 Vergelijk met Miranda Fricker, ‘Forgiveness-An Ordered Pluralism’, Australasian Philosophical Review 3, no. 3 (2019): 241-242.

    • 138 Zie Fricker, ‘Forgiveness’, 242.

    • 139 Uitwissing werd pas ingevoerd bij wet van 7 april 1964 betreffende de uitwissing van veroordelingen en het eerherstel in strafzaken, Belgisch Staatsblad 1 mei 1964.

    • 140 Fricker, ‘Forgiveness’, 252.

    • 141 Fricker, ‘Forgiveness’, 251.

    • 142 Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76.

    • 143 Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76.

    • 144 Art. 133-13 e.v. van de Franse Codé pénal.

    • 145 Maurice Pastin, ‘Conditions et Procédure de la Réhabiliation’, Revue de droit pénal et de criminologie 34, no. 8 (1953-54): 711.

    • 146 De Schepper, ‘Uitwissing’, 150.

    • 147 De invordering van de strafrechtelijke geldboete kan wel nog steeds gebeuren (supra).

    • 148 Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76. Overeenkomstig art. 93 Sw. verjaren politiestraffen immers door verloop van een jaar.

    • 149 Bekaert, ‘Uitwissen van de veroordelingen’, 76.

    • 150 Antony Duff, Punishment, Communication, and Community (Oxford: Oxford University Press, 2001), 105 e.v.

    • 151 Alain Winants, ’De uitwissing van veroordelingen en het herstel in eer en rechten in strafzaken’, Rechtskundig Weekblad 55, no. 41 (1991-92): 1413-1421.

    • 152 De Busscher en Traest, ‘Uitwissing’, 297-298.

    • 153 Zie Chris De Roy, ‘Een volgende stap in de strengere aanpak van verkeersovertreders: kritische analyse van de wet van 9 maart 2014’, Rechtskundig Weekblad 78, no. 1 (2014-15): 3-19 en Chris De Roy, ‘De wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid: opnieuw een strengere aanpak van verkeersovertreders’, Rechtskundig Weekblad 82, no. 4 (2018-19): 123-139.

    • 154 Parl.St. Kamer 2007-08, CRIV 52 COM 256, no. 5768, 7-8; Seron, Le casier judiciaire, 190.

    • 155 Zie voor kritieken op deze zuiver budgettaire maatregel: Seron, Le casier judiciaire, 148-150.

    • 156 Dupont en Peeters, ‘Vergeven en vergeten?’, 6-7.

    • 157 Nick Smith, ‘Begging for Mercy. The Dangers and Hopes of Forgiveness in Criminal Law’, in The Routledge Handbook of the Philosophy and Psychology of Forgiveness, eds. Glenn Pettigrove & Robert Enright, (Londen: Routledge, 2023), 439.

    • 158 Prescott & Starr, ‘Expungement’, 2501-2510.

    • 159 Prescott & Starr, ‘Expungement’, 2551.

    • 160 Dupont & Peeters, ‘Vergeven en vergeten?’, 7.

    • 161 Parl.St. Kamer 2007-08, CRIV 52 COM 256, no. 5768, 7-8.

    • 162 Parl.St. Senaat, 1962-63, nr. 38, 2.

    • 163 Parl.St. Kamer, 1989-90, nr. 905/2, 3 (https://www.senate.be/lexdocs/S0519/S05190420.pdf).

    • 164 Luc Dupont en Raf Verstraeten, Handboek Belgisch Strafrecht (Leuven: Acco, 1990), 807; Verbruggen en Verstraeten, Inleiding, 648.

    • 165 Rogier De Corte et al., Privaatrecht in hoofdlijnen. Volume 1 (Antwerpen: Intersentia, 2020), 218.

    • 166 Zie o.a. Aloïs Van Oevelen, ‘Algemeen overzicht van de bevrijdende verjaring en de vervaltermijnen in het Belgisch privaatrecht’, Tijdschrift voor Privaatrecht 24 (1987): 1763.

    • 167 Vergelijk met John Searle, Speech Acts: An Essay in the Philosophy of Language (Cambridge: Cambridge University Press, 2012), 51.

    • 168 Neil MacCormick en Ota Weinberger, An Institutional Theory of Law. New Approaches to Legal Positivism (Dordrecht: D. Reidel Publishing Company, 1986), 52-53.

    • 169 MacCormick en Weinberger, An Institutional Theory of Law, 52-53.

    • 170 MacCormick en Weinberger, An Institutional Theory of Law, 52-53.

    • 171 Charles de Montesquieu, De L’Esprit Des Lois (Londen: s.n., 1768), 186.

    • 172 Smith, ‘Begging for Mercy’, 435.

    • 173 Smith, ‘Begging for Mercy’, 441.


Print dit artikel
Button_em