-
Samenvatting
Wordt een door de pandhouder en pandgever overeengekomen alternatieve wijze van verkoop in de zin van art. 3:251 lid 2 BW beheerst door de strenge regels van verrekening in (het zicht van) een faillissement? In navolging op zijn eerdere arrest ING/Hielkema q.q. oordeelt de Hoge Raad van niet en verbreedt en verduidelijkt genoemd kader. Een beschouwing van het belang van recht van executie bij een overeengekomen afwijkende wijze van verkoop tussen pandgever en pandhouder.
Maandblad voor Vermogensrecht |
|
Article | Verrekening in het zicht van faillissement buiten het bestek van art. 54 Fw: HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:319 (Feenstra q.q./ING) |
Trefwoorden | (parate) executie, afwijkende wijze van verkoop, verrekening, faillissement |
Auteurs | Mr. A.W.N. Oomen |
DOI | 10.5553/MvV/157457672014024006004 |
Auteursinformatie |
Toegang tot dit losse artikel kopen
Voor een vast bedrag van € 19,75 (excl. btw) koopt u 24 uur online toegang tot dit artikel. Met deze 24 uur toegang kunt u een artikel online raadplegen en in PDF downloaden en printen.
Per mail ontvangt u een activatiecode waarmee u 24 uur toegang tot het artikel kunt activeren.
24 uur toegang | € 19,75 (excl. btw) |
Uw aankoop activeren
Heeft u een activatiecode, dan kun u uw product hier activeren.