DOI: 10.5553/CJB/221132662024013002001

Caribisch JuristenbladAccess_open

Artikel

Moeilijke juristentaal (II)

Klare taal: hoe wel? Duidelijk = (juridisch) beter

Trefwoorden Juristentaal, Klare woorden, Moeilijke woorden, Juridisch Nederlands
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Mr. P. Klik en Mr. M. Evertsz, 'Moeilijke juristentaal (II)', CJB 2024, p. 109-123

    Juristen schrijven onnodig moeilijk. De auteurs signaleerden dit verschijnsel al in een eerder artikel en besteedden in dat artikel specifiek aandacht aan het gebruik van moeilijke woorden. In dit vervolgartikel wordt het onderwerp moeilijke juristentaal verder uitgediept.

    In het artikel worden enkele rechtsvergelijkende kanttekeningen gemaakt, waarbij met name naar de Angelsaksische landen (common law) wordt gekeken.

    Verder wordt ingegaan op de discussie over hoe toegankelijker geschreven kan worden. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen zijn onder meer ‘doelgroep en genre’ en factoren die van belang zijn voor begrijpelijkheid.

    Het voordeel van meer direct taalgebruik wordt benadrukt. Toegankelijk schrijven hoeft niet te leiden tot jip-en-janneketaal en (zelfs) Latijn hoeft niet in de ban. Duidelijk kan ook juridisch beter zijn.

    In de laatste paragraaf worden enkele voorbeelden van onduidelijke procestaal in procedures bij het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba weerge­geven. Bepleit wordt de hele procedure in samenhang onder de loep te nemen en waar mogelijk tot een meer begrijpelijk taalgebruik te komen. De discussie over (proces)taal moet in brede kring worden gevoerd, waarbij het bestuur van het Gemeenschappelijk Hof het voortouw zou kunnen nemen.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • 1. Inleiding

      Juristen schrijven onnodig moeilijk. In een eerder artikel signaleerden wij dit verschijnsel en besteedden specifiek aandacht aan het gebruik van moeilijke woorden.1x Zie P. Klik & M. Evertsz, ‘Moeilijke juristentaal (I). Klare taal in een Caribische context’, CJB 2023, afl. 4, p. 256-272 (hierna: Klik & M. Evertsz 2023). In dit vervolgartikel gaan wij verder in op het onderwerp moeilijke juristentaal.
      In par. 2 plaatsen wij enkele rechtsvergelijkende kanttekeningen, waarbij wij met name naar de Angelsaksische landen (common law) kijken. Wij bespreken kort kenmerken van het common law-rechtssysteem die mogelijk van invloed zijn op de toegankelijkheid: in procedures staan feiten meer centraal, en procedures zijn erop ingericht dat een uit leken bestaande jury uiteindelijk een oordeel moet geven.
      Wij gaan in par. 3 in op de discussie die gevoerd wordt over hoe toegankelijker geschreven kan worden. Wij bespreken onder meer doelgroep en genre, en factoren van belang voor begrijpelijkheid.
      In par. 4 benadrukken wij dat duidelijk schrijven beter is. Wij benadrukken het voordeel van meer direct taalgebruik, wijzen erop dat toegankelijk schrijven niet hoeft te leiden tot jip-en-janneketaal en (zelfs) Latijn niet in de ban hoeft. Verder wijzen wij erop dat duidelijk ook juridisch beter kan zijn, en bespreken wij kort de vraag hoeveel winst er kan worden geboekt door toegankelijk te schrijven.
      In de laatste paragraaf, par. 5, worden enkele voorbeelden van onduidelijke procestaal in procedures bij het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Gemeenschappelijk Hof) weergegeven. Verder wordt bepleit de hele procedure in samenhang onder de loep te nemen en waar mogelijk tot een meer begrijpelijk taalgebruik te komen. De discussie over (proces)taal moet in brede kring worden gevoerd, waarbij het bestuur van het Gemeenschappelijk Hof het voortouw zou kunnen nemen.

    • 2. Rechtssysteem en procestaal. Vergelijking met de common law

      2.1 Klare taal en rechtsvergelijking

      In onze eerdere publicatie constateerden wij al dat in Nederland de gedachte dat juristen beter te begrijpen taal moeten gebruiken niet nieuw is. Zo verwezen wij naar de door de Nederlandse Juristen-Vereniging (NJV) ingestelde Taalcommissie, die in 1916 verslag uitbracht en daarbij een lijst met ‘verboden woorden’ leverde. Dit rapport is echter ‘in de mist van de geschiedenis verdwenen’.2x Zie C. Jansen, ‘De Nederlandse Juristen-Vereniging en taal. Over de kloof tussen recht en volk aan het einde van de 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw’, in: Klare taal (preadviezen Nederlandse Juristen-Vereniging), Deventer: Wolters Kluwer 2023, p. 307-338 (hierna: preadvies NJV), p. 309-311, p. 323-324 en uitvoerig par. 5, Het rapport van de Taalcommissie, p. 329-334. Zie over het rapport p. 338, verwijzend naar Kirberger in 1934. Onder de noemer ‘klare taal’ geniet het onderwerp inmiddels weer een brede belangstelling. Wij verwijzen verder naar onze eerdere bijdrage.3x Zie recent Klare taal (preadviezen Nederlandse Juristen-Vereniging), Deventer: Wolters Kluwer 2023, zie met name Geerke van der Bruggen & André Verburg, ‘Zo goed en helder en menselijk mogelijk. Een pleidooi voor sprekende uitspraken’, p. 157-246 (hierna: Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV). Zie verder Klik & Evertsz 2023, zie met name par. 2 en de aan het eind opgenomen literatuurlijst. Het probleem van moeilijke juristentaal speelt zeker niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen. In ons eerdere artikel namen wij een groot aantal citaten op uit een in 1980 gepubliceerd Amerikaans boek over Legal Writing Style.4x Henry Weihofen, Legal Writing Style, St. Paul Minnesota: West publishing company 1980 (second edition) (hierna: Weihofen 1980).
      In 2007 geeft Ewoud Hondius in een oratie een vergelijkend overzicht van de stand van zaken met betrekking tot clear language. Hij kondigt zijn overzicht als volgt aan:

      Clear legal language has been an ideal for various millennia, from ancient history to medieval and post-medieval times.’5x Ewoud Hondius, Sense and nonsense in the law. Towards clarity and plain language (oratie), Deventer: Kluwer 2007 (hierna: Hondius 2007), p. 22-23.

      Aardig is de verwijzing naar het boek Gulliver’s travels (uit 1726), de reis naar het land Brobdingnag, waar men de regel hanteert dat geen enkele wet langer mag zijn dan tweeëntwintig (aantal letters in hun alfabet) woorden.6x Zie A voyage to Brobdingnag, hoofdstuk VII. De bekende eerste zin van artikel 1382 lid 1van de Franse Code civil, de basisbepaling over onrechtmatige daad, telde één woord meer: ‘Tout fait quelconque de l’homme, qui cause à autrui un dommage, oblige celui par la faute duquel il est arrivé à le réparer.’ In vergelijking daarmee: artikel 6:162 en 6:163 BW tellen samen honderdzesentwintig woorden, een verdriedubbeling van de drieënveertig woorden van artikel 1401-1402 BWNL oud.
      Hondius begint zijn overzicht met de start van the present plain meaning movement in de common law-landen in de tweede helft van de vorige eeuw, waarbij hij ook de clarity movement noemt, die in de jaren tachtig in de Verenigde Staten ontstond. Nederland was dus niet echt een voorloper. Destijds, 2007, was er voor Nederland niet veel te melden en Hondius stelt aan het begin van zijn bespreking zelfs dat in Nederland ‘a clear legal language still seems far away’.7x Hondius 2007, p. 21-23, p. 28-30. De bespreking van Nederland beperkt zich verder met name tot de Aanwijzingen voor de regelgeving, zie p. 25 en p. 36. Klare taal in wetgeving als specifiek onderwerp valt buiten het bestek van dit artikel. Inmiddels is er in Nederland wel veel aandacht voor het onderwerp. Opvallend is wel dat daarbij de focus volledig op Nederland ligt. In deze paragraaf willen wij ter aanvulling een enkele rechtsvergelijkende kanttekening plaatsen, waarbij wij met name naar de Angelsaksische landen (common law) kijken.

      2.2 Common law-landen. Legalese

      In hoeverre gaat er vanuit het juridisch systeem een bepaalde invloed uit op motivering en taalgebruik van uitspraken en vonnissen? In onze eerdere bijdrage hadden wij het al over de Engelse termen legalese en gobbledygook, de taal die juristen spreken en die voor de gewone man niet te volgen is. Uit het gebruik van die termen zou men misschien afleiden dat het in de Angelsaksische landen nog erger gesteld is dan in Nederland. In de procespraktijk zou dit mee kunnen vallen. Wij wijzen erop dat in common law-landen feiten meer centraal staan, omdat de toe te passen regel gevormd wordt vanuit de feiten, en in de toepassing gekeken wordt of de feiten van de zaak voldoende gelijk zijn voor de toepassing van het precedent.8x Zie P. Klik (red), Inleiding tot de rechtswetenschap. Een inleiding tot het Caribisch-Nederlands recht, Den Haag: Boom juridisch 2013, Hoofdstuk 11 Rechtsvergelijking. In civil law-landen wordt in het subsumptiemodel meer gedacht vanuit de – juridisch geformuleerde – regel. Dit kan leiden tot wat Buruma aanduidt als een ‘koude redeneermachine’, die niet overtuigt.9x Y. Buruma, ‘Voorbij het puntjesgepeuter’, NJB 2023/1325, afl. 19, p. 1572-1576 (hierna: Buruma 2023), p. 1573, zie in Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV over de continentale traditie op p. 223-226. Het andere uiterste is een rechter die een beslissing in de vorm van een brief giet. Van der Bruggen & Verburg citeren uitvoerig de brief die de Engelse rechter Peter Jackson schreef aan een minderjarige jongen, om hem de genomen beslissing over zijn woon- en verblijfplaats uit te leggen.10x Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 224-226.

      2.3 Jury of peers: de leek staat centraal

      Verder kent men in de common law een jurysysteem, waarin berechting plaatsvindt door a jury of peers.11x Wij wijzen er overigens uitdrukkelijk op dat lekenrechtspraak niet alleen in de common law voorkomt. Dit heeft grote consequenties voor de manier van procederen: al het bewijs moet op de zitting in aanwezigheid van de jury gepresenteerd worden. De procedure is daarop ingericht en wordt, onafhankelijk van de vraag of in het specifieke proces gebruik wordt gemaakt van een jury, gevolgd. Procespartijen zullen al het bewijs moeten presenteren op een manier die voor de leden van de jury te begrijpen is. In het proces is de jury dus de doelgroep. Het gaat dan om de presentatie van de feiten. De vertaalslag naar het juridische vindt pas plaats in de door de rechter opgestelde instructie aan de jury, die voordat de jury gaat beraadslagen wordt meegegeven, waarbij aan de jury gevraagd wordt te oordelen welke feiten voldoende zijn bewezen.12x Zie over de praktijk van juryrechtspraak, ook vanuit de optiek van de jury als democratisch instituut en het recht van de burger deel te nemen aan rechtspraak P. Klik en P.J. van Koppen, ‘De democratie van de jury: theorie en praktijk in de Verenigde Staten’, NJB 1991, p. 767 en zie ook P. Klik en P.J. van Koppen, ‘Hoofdstuk 42 Juryrechtspraak’, in: P.J. van Koppen e.a. (red.), Het hart van de zaak, Deventer: Gouda Quint 1997, p. 578-608. Zie ook G.F.M. Bossers, Welk eene natie, die de jurij gehad heeft en ze weder afschaft! De jury in de Nederlandse rechtspraktijk 1811-1813 (diss. UvA), Delft: Eburon 1987. In Nederland is de aandacht voor lekenrechtspraak gering, zie bijvoorbeeld de korte paragraaf in P.P.T. Bovend’Eert, Recht, rechterlijke organisatie en rechtspraak, Deventer: Wolters Kluwer 2022, par. 4.9. Zie overigens C. Jansen, preadvies NJV, over de discussie binnen de NJV over lekenrechtspraak in de eerste decennia van de 20e eeuw, p. 323-324.
      Wie hier oog voor heeft, ziet dat in juryrechtspraak de meest complexe zaken uiteindelijk tot een voor de jury begrijpelijk geheel worden teruggebracht. Een voorbeeld is de vervolging van voormalig president Trump. De aanklacht (indictment) inzake kort gezegd de valse beschuldigingen van verkiezingsfraude telt 45 pagina’s.13x Bron: https://www.justice.gov/storage/US_v_Trump_23_cr_257.pdf. Het rapport van de Select Committee to Investigate the January 6th Attack on the United States Capitol bestaat uit 814 pagina’s.14x Bron: www.govinfo.gov/content/pkg/GPO-J6-REPORT/pdf/GPO-J6-REPORT.pdf. Aan de prosecutor de taak de zaak in begrijpelijke taal aan de jury uit te leggen.15x Ter voorkoming van misverstanden: dit is een andere zaak dan de strafzaak waarin Donald Trump recent in eerste aanleg werd veroordeeld, vanwege – kort gezegd – de cover-up van het betalen van zwijggeld.

      2.4 Procestaal

      Misschien dat wij uit de rechtsvergelijking toch inspiratie kunnen putten. Zo is opvallend dat, gelet op de rol van de jury, tijdens de zitting de zaak zo begrijpelijk mogelijk gepresenteerd moet worden. Uiteraard komt het niet altijd tot een zitting, en is ook vaker niet dan wel bij een zitting een jury aanwezig, maar de procedure is hierop ingericht. In hoeverre wordt hierdoor de procestaal in de hele procedure meer begrijpelijk? Binnen ons systeem, waar geen jury is, komt de aandacht te liggen op de processtukken. Moet de aandacht niet verschuiven naar ‘het verhaal’ dat voor een leek te volgen moet zijn?

    • 3. Toegankelijker schrijven. Hoe wel?

      3.1 Inleiding

      Een mooie opsomming van wat juristen ‘fout’ doen is de volgende:

      Common reasons for the texts being difficult to read include information overload, unusual sentence and grammatical constructions, excessive clausal embedding, inaccessibility of the legal reasoning.’16x Hondius 2007, p. 13, verwijzend (voetnoot 12) naar Nicole Langton, in: Anne Wagner, Sophie Cacciaguidi-Fahy (eds.), Legal language and the search for clarity/Practice and tools, Bern: Lang 2006.

      Hoe moet het wel? Meer toegankelijk schrijven houdt veel meer in dan het vermijden van ouderwetse of moeilijke woorden.17x In Klik & Evertsz 2023 besteedden wij daar al uitvoerig aandacht aan. Wij bespreken hier de uitkomsten van de discussie over begrijpelijkheid van uitspraken en vonnissen, die naar onze mening een meer algemene gelding hebben, uiteraard met inachtneming van de doelgroep en de eisen van het genre.

      3.2 Toegankelijkheid en genre

      Toegankelijkheid heeft uiteraard te maken met de doelgroep. Wij houden ons in algemene zin bezig met taalgebruik binnen de juridische beroepen, taalgebruik door juristen dus, zonder daarbij op een specifieke doelgroep te focussen.18x Zie eerder Klik & Evertsz 2023, p. 260. In de praktijk is de doelgroep uiteraard wel cruciaal.19x Zie hierover ook G.G. van der Bruggen, ‘Klare taal in uitspraken. Meer dan stijl alleen’, NJB 2020/1808, afl. 28, p. 2024-2036, p. 2032 (hierna: G.G. van der Bruggen 2020). Zo wordt in de binnen de Nederlandse rechtspraak ontwikkelde ‘professionele standaard schrijven’ (hierna: PSS) gewezen op het verschil tussen het formuleren van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad en het op papier zetten van een uithuisplaatsing van een kind.20x Zie de Professionele standaard Schrijven. Best practices en aanbevelingen van de civiele afdelingen van de hoven. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat er in alle gevallen rekening mee moet worden gehouden dat de uitspraak uiteindelijk geschreven wordt voor meer dan één doelgroep, zie p. 6.
      In dit verband wordt wel de term genre gebruikt.21x Zie Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 185. Wat ons betreft is er geen groot verschil tussen het leren schrijven van goede teksten en het leren schrijven van goede juridische teksten. Wel is van belang dat juristen in de (proces)praktijk leren teksten te produceren die een bepaald doel dienen: een dagvaarding, een conclusie van antwoord, een brief aan de wederpartij, etc. Dit zijn verschillende genres. De rechterlijke uitspraak is een genre, zoals de sollicitatiebrief, het wetenschappelijke artikel of de politieke motie.

      3.3 Wat is van belang? Scherp analytisch denken

      Wat is van belang voor een toegankelijke tekst? Zoals Van der Bruggen & De Groot zeggen: ‘Schrijven van complexe teksten komt vooral neer op scherp analytisch denken.’ De conclusie moet duidelijk zijn, er moet een heldere lijn in het betoog zitten, en onnodige uitweidingen of uitstapjes moeten worden vermeden.22x Zie G. van der Bruggen & M. de Groot, ‘Alleen jip-en-janneketaal is niet de oplossing’, blog NJB 26 maart 2014.
      In de literatuur wordt benadrukt dat het niet voldoende is om alleen het taalgebruik in vonnissen en uitspraken te vereenvoudigen. Van der Bruggen geeft aan dat nog niet duidelijk is met welke tekstingrepen de begrijpelijkheid van uitspraken optimaal kan worden verbeterd. Zij doet hier verder (promotie)onderzoek naar, in de verwachting dat het mogelijk is om uitspraken begrijpelijker te maken zonder afbreuk te doen aan de juridische functionaliteit ervan. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek al dat informatiekwaliteit van invloed is op de waardering van de burger voor de uitspraak van de rechter. Het gaat bij informatiekwaliteit om tevredenheid over de helderheid van de kerninformatie, van de argumentatie en van de tekstopbouw.23x G.G. van der Bruggen, H. Pander Maat & L. van Lent, ‘Recht spreken én schrijven. Hoe (on)tevredenheid over de communicatie de acceptatie van de rechterlijke beslissing beïnvloedt’, Recht der Werkelijkheid 2023/44, afl. 1, p. 63-95 (hierna: Van der Bruggen e.a. 2023), p. 68. Zie verder ook par. 4.4.

      3.4 Factoren van belang voor begrijpelijkheid

      In vogelvlucht bespreken wij hier enkele factoren die bij het schrijven van belang zijn voor begrijpelijkheid.24x Zie ook Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, met verwijzing naar eerdere publicaties. Aanhakend bij Verburg kan een onderscheid worden gemaakt tussen mogelijke ingrepen op niveaus: (a) woordniveau, (b) zinsniveau en (c) structuurniveau.25x Zie D.A. Verburg, ‘Begrijpelijke taal en juridisch correcte taal samen op één kussen? De duivel zit in de details’, Themis 2020/5, p. 208-222 (hierna: Verburg 2020), par. 5, p. 215-221, en zie ook p. 209. Zie ook de PSS.
      Bij verbeteringen op woordniveau gaat het om woorden met een andere betekenis in juridische taal, ouderwetse taal, uitleggen van wettelijke termen, en overprecisie.26x Zie over woordgebruik en ouderwetse taal eerder Klik & Evertsz 2023, par. 4 en par. 5. Voor ingrepen op woordniveau verwijzen wij naar ons eerdere artikel, met name de lijst van te vermijden woorden, en de toelichting daarbij.
      Bij verbeteringen op zinsniveau gaat het om de lange zin, de lange aanloop, de tangconstructie, lijdend versus actief schrijven, naamwoordstijl en voorzetseluitdrukkingen, en het (niet-)gebruiken van dubbele ontkenningen. Voor ingrepen op zinsniveau is een mooi voorbeeld het volgende. Advocaat Raimon Dufour blogt over de langste zinnen in de rechtspraak. De langste zin die hij in 2021 vond, had 222 woorden. Voor 2022 kwam hij voor de langste zin uit op een uitspraak van het gerechtshof Den Haag met 251 woorden.27x Zie hof Den Haag 9 augustus 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1429, r.o. 6.6.
      Zie www.coda-advocaten.nl/zingeving/ blogs 11 juli 2022 en 25 september 2023 en Advocatie: artikel 2 oktober 2023, Rik Haverman ‘Langste zin in rechtspraak van 2022 is afkomstig van Haagse gerechtshof’.
      Het probleem lijkt met name te zijn dat in de tekst in één zin een opsomming wordt gegeven van omstandigheden die naar het oordeel van de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Als men de moeite genomen had gedachtestreepjes te zetten (wij komen dan op tien gedachtestreepjes uit), was de zin gemakkelijk te lezen.
      Tot slot de ingrepen op structuurniveau. Daarvoor verwijzen wij naar de aanpak van Van der Bruggen.28x G.G. van der Bruggen, ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’, Trema 2018/4 (alleen digitaal gepubliceerd), p. 3-7, zie ook Verburg 2020, par. 5.4, en G.G. van der Bruggen, ‘Korter is niet altijd beter – maar vaak wel’, in: G.G. van der Bruggen e.a., Omvang en kwaliteit van processtukken; bondiger is beter? (Nederlandse Vereniging voor Procesrecht), Den Haag: Boom juridisch 2023 (hierna: G.G. van der Bruggen e.a., Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2023). Het proces omvat, kort samengevat, de volgende stappen:

      • analyseren;

      • filteren;

      • structureren;

      • concept schrijven;

      • redigeren.

      De structuur van een tekst is van groot belang. Aanbevelingen die in de PSS worden gedaan zijn:

      1. de uitspraak heeft een inleiding die duidelijk maakt op welke vraag de uitspraak antwoord geeft,

      2. de uitspraak geeft zo snel mogelijk antwoord op de belangrijkste vraag, en

      3. de tekst is gemakkelijk door te nemen (scannen).29x Zie p. 6-8.

    • 4. Duidelijk is beter

      4.1 Direct taalgebruik. Less is more

      Het is misschien even schrikken, maar moeten we allemaal niet wennen aan meer direct taalgebruik? Een wat ons betreft waardevolle gedachte is less is more.30x Zie ook Klik & Evertsz 2023, par. 4.3 p. 263. Gedoeld wordt op taalgebruik, niet op aantal pagina’s van (proces)stukken. Zie over het laatste G.G. van der Bruggen e.a., Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2023) en in de lokale context R. Ismail, ‘Maximale omvang van processtukken in hoger beroep. Kanttekeningen bij het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2022 en het belang van het arrest voor de Caribische rechtspraak’, CJB 2023, afl. 2, p. 63-74. Korter is vaak beter. Leest een kortere formulering niet veel prettiger? Waarom gebruiken juristen bij het schrijven nog zinswendingen als ‘belangrijk is te constateren’, ‘daarbij kan worden opgemerkt’, etc. Kan dit niet worden weggelaten? Als verbindingsmiddel, als een manier om tekst aan elkaar te rijgen, is er niet veel bezwaar tegen. Het kan echter ook vragen oproepen: waarom is iets ‘belangrijk om te constateren’?
      En waarom nog gebruikmaken van de aanvoegende wijs? In het dagelijks taalgebruik wordt de aanvoegende wijs niet meer gebruikt, dus waarom wel bij het schrijven? Aan de praktijk ontleende voorbeelden zijn bijvoorbeeld ‘leze men’, ‘men denke aan’, ‘opgemerkt zij’, allemaal voorbeelden die wij in recente literatuur tegenkwamen. In een handleiding voor wetgevingstechniek wordt ook uitdrukkelijk aanbevolen om de aanvoegende wijs niet te gebruiken. Aardig is om te zien dat de auteur op dezelfde pagina als waarop de aanbeveling staat toch de aanvoegende wijs gebruikt: ‘Ook zij verwezen naar ArA 5.1; ArC 94; ArSXM 95 inzake begripsbepalingen (…)’. Het blijft lastig!31x Zie S.E. Zijlstra, Caribische wetgevingstechniek. Het opstellen van wetgeving in Aruba, Curacao en Sint Maarten, Den Haag: Boom juridisch 2023, p. 162.

      4.2 Jip en Janneke v. Latijn

      Een zorg die wel geuit wordt, is dat door het gebruik van ‘klare taal’ een verschraling of verarming plaatsvindt, en een onwenselijke daling van het taalniveau. Zijn in ‘klare taal’ geschreven teksten nog wel prettig te lezen? De term jip-en-janneketaal wordt in dat verband vaak gebruikt.32x Zie over jip-en-janneketaal https://nl.wikipedia.org/wiki/Jip_en_Janneke. Zie verder onder meer G.G. van der Bruggen & M.C. Stoové, ‘Zeven zorgen over het streven naar begrijpelijke uitspraken’, JBPL 2021/4, p. 222-229. Per genre moet onderscheid worden gemaakt: algemene voorwaarden bijvoorbeeld moeten zo volledig mogelijk zijn, en zullen bijna per definitie geen prettig leesbare tekst opleveren. Taalgebruik moet zijn afgestemd op genre en doelgroep.
      Om van Jip en Janneke maar meteen naar een ander uiterste te gaan: zelfs Latijn hoeft niet in de ban te worden gedaan. In het recente preadvies voor de NJV van Jansen valt op hoe dominant Latijn in de beschreven periode (einde van de 19e eeuw en begin van de 20e eeuw) was. Hoewel dit volstrekt niet meer het geval is, blijft Latijn wel relevant. Veel Romeinse juridische adagia behoren nog steeds tot het gedachtegoed van hedendaagse juristen.33x Zie ook het pleidooi van Hondius om Latijn te behouden, Hondius 2007, p. 34-35, over de repeat reader en de common core of legal Latin. In P. Klik (red.), Inleiding tot de rechtswetenschap voor Curaçao, Aruba en Sint Maarten, Den Haag: Boom juridisch 2023 staan – bijna ongemerkt – ook veel Latijnse termen (met uitleg). Een in het Latijn geformuleerde gedachte is bijvoorbeeld lex certa. Een dergelijke uitdrukking kan best wel worden gebruikt, maar moet, afhankelijk van de omstandigheden (genre en doelgroep) uitgelegd worden. Latijn is niet meer de maat der dingen. Vroeger werd kennis van het Latijn verondersteld, als teken van algemene ontwikkeling. Weihofen wijst dit terecht af, met een praktisch argument: ‘Latin is so little taught these days that it is no reflection on a person as an educated man to say he has not even a little Latin at his command.’34x Weihofen 1980, p. 76. De realiteit is echter ook dat, nog niet zo lang geleden, Latijn nog veel werd gebruikt. Zo werd begin jaren tachtig van de vorige eeuw in het bekende handboek Inleiding tot de studie van het Nederlandse strafrecht (Hazewinkel-Suringa) nog een lijst opgenomen van Latijnse termen en uitdrukkingen. De lijst neemt negen pagina’s in beslag en in totaal zijn bijna honderdtwintig termen en uitdrukkingen opgenomen.
      De invloed van het Latijn doet zich nog steeds gelden. Een groot aantal termen en afkortingen (c.q. bijvoorbeeld) wordt gebruikt zonder dat men zich bewust is van de herkomst uit het Latijn. De term per se hoeft, afhankelijk van genre en doelgroep, niet noodzakelijkerwijs (per se) vermeden te worden. Overigens hebben wij dat in onze eerdere publicatie bewust wel gedaan: in eerdere concepten werd per se driemaal gebruikt, maar naderhand hebben wij dit veranderd in ‘noodzakelijkerwijs’. Over de herkomst van woorden in ons vocabulaire (uit het Frans overgenomen voor woordenschat) maken wij ons tegenwoordig minder druk.35x Zie eerder Klik & Evertsz 2023, p. 266, voetnoot 41, over de discussie die begin vorige eeuw gevoerd werd over het uit andere talen overnemen van ‘vreemde woorden’ (vooral germanismen). Vergelijk Weihofen 1980, p. 76-77 over Saxon versus Latin words. Het genre van de gerechtelijke uitspraak of het vonnis leent zich echter duidelijk niet voor het gebruik van Latijn. De Hoge Raad vermijdt inmiddels, naar eigen zeggen, Latijnse uitdrukkingen, zie daarover de website van de Hoge Raad.

      4.3 Duidelijk = (juridisch) beter

      In de discussie over ‘klare taal’ wordt vaak gesproken over de relatie tussen vereenvoudiging van taalgebruik en juridische adequaatheid. Een zorg daarbij is dat het simpeler taalgebruik in de weg staat aan het juridische element met al zijn nuances.36x Zie Klik & Evertsz 2023, par. 2.3. Voor de vraag of en in hoeverre begrijpelijkheid en juridische adequaatheid elkaar bijten, verwijzen wij naar de literatuur.37x Ontkennend Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 189-190. Zie ook Verburg 2020, p. 215, en zie ook p. 209. Wij wijzen wel op de betogen waarin de precisie van uitspraken van rechters gerelativeerd wordt.38x Verburg 2020, par. 4, p. 214-215 en Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV. Zie bijvoorbeeld de kritiek op het gebruik van de formulering ‘doet daar niet aan af’.39x Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 205. Duidelijk taalgebruik kan ook juridisch beter zijn. Een voorbeeld dat ons aanspreekt is het volgende. De zinsneden ‘niet aannemelijk is geworden’ en ‘niet aannemelijk is gemaakt’ komen vaak voor in uitspraken. Door deze clichématig gehanteerde formulering te vermijden en actief te schrijven in plaats van passief wordt duidelijk wie op dat punt de bewijslast had. De formulering wordt dan: ‘Partij XY heeft niet aannemelijk gemaakt dat …’. Heldere taal en juridische precisie versterken elkaar dan.40x Zie Verburg 2020, p. 215, par. 4.3.4 en Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 190.

      4.4 Hoeveel winst kan er worden geboekt?

      Wij noemden in par. 3.3 al dat er onderzoek wordt verricht naar de invloed van tekstingrepen op begrijpelijkheid van teksten. Van der Bruggen doet hier onderzoek naar, in de verwachting dat het mogelijk is om uitspraken begrijpelijker te maken zonder afbreuk te doen aan de juridische functionaliteit ervan. Daarbij ­verwacht zij ook dat dat lezers meer geneigd zullen zijn een rechterlijke beslissing te aanvaarden wanneer zij de uitspraak begrijpen.41x Zie Van der Bruggen 2020, en meer expliciet op een aantal punten Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV.
      Zie verder over effectiviteit meer uitvoerig W. van Boom, ‘Duidelijk en begrijpelijk. Over teksten en transactiebesluiten in het privaatrecht’, in: Klare taal (preadviezen Nederlandse Juristen-Vereniging), Deventer: Wolters Kluwer 2023, p. 247-306 (hierna: Van Boom, preadvies NJV). Zie eerder ook E.R. de Jong, N. Strohmaier, W.H. van Boom & I. Giesen, ‘Rechterlijke motiveringsstijlen en maatschappelijke acceptatie van uitspraken’, NTBR 2020/42, afl. 10, p. 312-324.
      Men moet hier – uiteraard – ­niet al te gespannen verwachtingen hebben. Van Boom spreekt in dit verband van ­believers en non-believers, waarbij hij zichzelf als middenvelder positioneert.42x W. van Boom, preadvies NJV, par. 1.2 op p. 254. Begrijpelijkheid voor iedereen is te hoog gegrepen, alleen al gelet op een relatief groot deel van de bevolking dat moeite heeft met lezen en schrijven.43x In Nederland heeft 18% van de bevolking ouder dan 16 jaar moeite met lezen en schrijven. Zie W. Huberts, ‘Begrijpelijke boodschappen’, NJB 2023/1324, p. 1569-1571, p. 1571.
      De doelgroep is belangrijk, vandaar dat wij kort aandacht besteden aan de invloed van taal op de acceptatie van rechterlijke beslissingen. Een belangrijke uitkomst van empirisch onderzoek is dat ‘uitkomstgunstigheid’ een belangrijke voorspeller is voor ‘uitkomstrechtvaardigheid’. In ‘klare taal’ samengevat: de factor die het meeste invloed heeft op waardering van de burger voor een uitspraak is of de burger wint of verliest.44x Van der Bruggen e.a. 2023, hypothese 1, zie p. 75-76. Terzijde: wie een mooi voorbeeld wil lezen van het vakjargon in empirisch onderzoek raden wij voetnoot 66 van harte aan. Een andere uitkomst ligt ook redelijk voor de hand, maar is wel van belang omdat de rechter hier duidelijk invloed op kan hebben: mensen willen dat de rechter (kenbaar) aandacht besteedt aan wat zij naar voren hebben gebracht, hun inbreng serieus neemt en deze ook daadwerkelijk meeweegt in de beslissing. Wat ons betreft houdt dit in dat de rechter toch moet oppassen met het al te snel gebruiken van de bekende zinsneden ‘doet niet ter zake’ of ‘doet daaraan niet af’, zonder nadere uitleg.45x Van der Bruggen e.a. 2023, par. 2.2. Tot slot merken wij nog op dat een voor ons verrassend gegeven uit empirisch onderzoek is dat in Nederland verschillende rechters in interviews aangeven dat ‘uitspraken niet gelezen worden en dat partijen alleen geïnteresseerd zijn in de uitkomst’.46x Van der Bruggen e.a. 2023, p. 72, voetnoot 50, verwijzend naar onderzoek van P. Langbroek e.a., Motiveringen van de Rechtbank Utrecht. Een onderzoek naar de tekstkenmerken en de publieken van rechterlijke motiveringen, Universiteit Utrecht 2014, p. 75. Het lijkt ons dat hier winst te behalen is.
      Zoals wij in par. 3.3 al aangaven blijkt uit onderzoek dat informatiekwaliteit van invloed is op de waardering van de burger voor de uitspraak van de rechter. Het gaat bij informatiekwaliteit om tevredenheid over de helderheid van de kerninformatie, van de argumentatie en van de tekstopbouw.47x Van der Bruggen e.a. 2023, p. 68. Achter elke uitspraak schuilt een burger die uiteraard niet altijd gelijk kan krijgen, maar wel serieus moet worden genomen. Aandacht voor informatiekwaliteit is een belangrijk onderdeel daarvan.

    • 5. Meer toegankelijke procestaal in procedures bij het Gemeenschappelijk Hof

      5.1 Inleiding

      Tot slot van dit artikel keren wij weer terug naar het onderwerp waar wij het eerdere artikel mee afsloten, namelijk de lokale context en de inspanningen in de praktijk van de rechtspleging in het Caribisch deel van het Koninkrijk. In onze eerdere bijdrage gaven wij al als voorbeelden van inspanningen op dit terrein het uitgeven van persberichten bij belangrijke uitspraken, het beginnen van een uitspraak met een uitleg van ‘de zaak in het kort’, het geven van een samenvatting in een ingewikkeld vonnis, of waar nodig het apart in het Engels aan partijen kort uitleggen wat een beslissing voor hen betekent.48x Klik & Evertsz 2023, par. 5, zie met name 5.5. Meer algemeen kan worden gedacht aan sjablonen of modellen, waarin de structuur en opbouw van een uitspraak of vonnis aangegeven wordt. Dit gebeurt uiteraard al. Een voorbeeld is een model voor een beschikking op een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding, met daarin bijvoorbeeld niet de standaardformulering dat het huwelijk ‘duurzaam is ontwricht’, maar de volgende zin:

      ‘Partijen zijn het erover eens dat hun huwelijk niet meer werkt en dat het ook niet meer goed zal komen. Het verzoek voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt. Het Gerecht zal daarom de echtscheiding tussen partijen uitspreken.’

      Wij beperken ons niet tot de uitspraken en vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof, maar willen de discussie breder trekken en kijken meer algemeen naar procestaal.

      5.2 Procestaal

      In de discussie in Nederland wordt de focus gelegd op taal en taalgebruik in vonnissen en uitspraken van rechters. Een uitspraak van een rechter is echter een eindproduct. Al eerder is er veel gebeurd, waarbij de procespartij die niet gewend is te procederen door de manier van communiceren voor raadselen is gesteld. Communiceren is het uitwisselen van en reageren op uitingen van de ander, maar de betekenis van veel informatie gaat aan een leek die procespartij is volledig voorbij. Het zou goed zijn de hele procedure in samenhang onder de loep te nemen en waar mogelijk tot een meer begrijpelijke procedure te komen. Het zou immers vreemd zijn wanneer de burger aan het eind van een procedure, bij het lezen van een toegankelijk geschreven vonnis of uitspraak, dán pas begrijpt wat er allemaal gebeurd is. Verder is er in het Caribisch deel van het Koninkrijk geen verplichte procesvertegenwoordiging, zodat de procedure zodanig moet worden ingericht dat het voor de leek te volgen zou moeten zijn. Aan de hand van enkele voorbeelden signaleren wij waar voor leken verwarring ontstaat.

      5.3 Een voorbeeld: een oproep voor een rolzitting

      Een burger die thuis een deurwaardersexploot ontvangt, zal dit gespannen gaan lezen. De crux blijkt dan in de volgende passage te liggen:

      ‘Om, zoals door de Rechter voornoemd, bij boven gemelde beschikking is bepaald, op maandag, 2 oktober 2017, des voormiddags om 9.30 uur, ter terechtzitting van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao, ten Raadhuize aan het Willeminaplein no. 4, alhier te verschijnen, voor de behandeling van vorenbedoelde zaak, die de geïnsueerde bij het ingediend verzoekschrift voor gemeld Gerecht heeft aanhangig gemaakt tegen de gerequireerde, vergezeld van de getuigen die hij wenst te doen horen en met medebrenging van de bewijsstukken, waarvan hij zich wil bedienen.’

      De burger die dit serieus neemt en geen advocaat heeft, zal al zijn bewijsstukken gaan verzamelen en zich keurig op de aangegeven dag en tijd melden, misschien ook wel met vrienden en familieleden die hij heeft opgetrommeld om ‘als getuigen die hij wenst te horen’ op te treden. Deze burger komt dan bedrogen uit. De tekst is een (volstrekt gebruikelijke!) tekst voor een oproeping voor een rolzitting, waar de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld, maar alleen proceshandelingen (indienen conclusie van antwoord met onderliggende stukken) worden verricht.

      5.4 Een voorbeeld: gobbledygook taalgebruik

      In ons eerdere artikel gaven wij bij de bespreking van gobbledygook aan dat men in een tekst alle ‘moeilijke’ woorden kan vervangen door blah blah, zodat men een indruk krijgt hoe dit voor de leek overkomt.49x Zie Klik & Evertsz 2023, p. 261, verwijzend naar Weihofen 1980, p. 62, die de term gobbiedegook gebruikt. Wij willen dit hier concreet maken door een standaardtekst zoals die in de praktijk gebruikt wordt bij het instellen van beroep weer te geven in blah blah-taal, waarmee dus bedoeld wordt wat de gemiddelde lezer leest wanneer hij het beroepschrift leest:

      ‘GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN:
      Juni R. Martis, nader te noemen ‘appellant’, woonachtig te Curaçao, blah blah blahblah kiezende te Tierelierweg 17 op Curaçao, ten kantore van Sharp Suit Law Offices van welk kantoor de advocaat mr S.H. Suit verklaart door appellant blahblah te zijn blahblah voor hem ook te blahblahblah-en, blahblahblah ook om blah blah blah hem dit beroepschrift te ondertekenen en in te dienen.’

      De tekst luidt in ‘legalees’:50x Zie over ‘legalees’ Klik & Evertsz 2023, par. 5.2.

      ‘GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN:
      Juni R. Martis, nader te noemen ‘appellant’, woonachtig te Curaçao, ten deze domicilie kiezende te Tierelierweg 17 op Curaçao, ten kantore van Sharp Suit Law Offices van welk kantoor de advocaat mr S.H. Suit verklaart door appellant gemachtigd te zijn ten deze voor hem op te treden en ook te occuperen, bepaaldelijk ook om voor en namens hem dit beroepschrift te ondertekenen en in te dienen.’

      De aanhef ‘geeft eerbiedig te kennen’ is ouderwets en onderdanig. Een rechter eist niet meer dan dat voldoende respect voor de rechtbank wordt getoond. Zoals in ons eerdere artikel al werd aangehaald: ‘Colloquialisms or slang impair the dignity that should be maintained in addressing a court’.51x Zie eerder in Klik & Evertsz 2023, par. 5, p. 266, het geciteerde uit Weihofen 1980, p. 63. Maar overdreven eerbied is niet nodig. Zo is bijvoorbeeld de nog vaak gebruikte uitdrukking ‘Weshalve het u moge behagen’ een beetje overdreven.
      Uit de op de aanhef ‘GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN’ volgende tekst zal een leek niet meer kunnen opmaken dan dat het, aangezien hij bij naam wordt genoemd, over hem gaat, maar zal niet begrijpen welke vreemde rituelen hier worden beschreven. De meeste mensen zullen toch volstrekt geen idee hebben wat bedoeld wordt met ‘domicilie kiezen’ en ‘occuperen’. Verder zal het toch volledig onduidelijk zijn wat nu eigenlijk bedoeld wordt met ‘bepaaldelijk ook’ en ‘voor en namens hem’ bepaalde handelingen verrichten. Kortom: de partij die beroep instelt heeft vanaf het begin bij het lezen van het beroepschrift in zijn eigen zaak geen idee wat er gezegd en betoogd wordt, evenmin als de wederpartij trouwens. Eigenlijk is de boodschap: dit stuk gaat over uw zaak, maar is niet voor u bedoeld …

      5.5 Poging tot verbetering: small claims court en andere modellen

      Vanaf 1 oktober 2023 kunnen burgers en bedrijven voor vorderingen tot NAf 10.000/$ 5587 een vereenvoudigde procedure beginnen, via een modelverzoek dat via de website van het Gemeenschappelijk Hof te downloaden is. Het ­formulier kan vrij van zegel worden ingediend. Partijen worden via de griffier van het Hof (dus niet meer via de deurwaarder) opgeroepen voor een speciale vaste ­(rol)zitting voor deze small claims. De rechter doet zo veel mogelijk op de zitting uitspraak, en bij toewijzing van de vordering geeft de rechter meteen een bevel tot betaling. Als de zaak toch wat ingewikkelder is, dan wordt de zaak doorverwezen.52x Zie over de procedure ook de rede van de president van het Gemeenschappelijk Hof bij de installatiezitting van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, Curaçao, vrijdag 29 september 2023 (niet gepubliceerd). Voor een definitieve wettelijke basis voor een Small Claims Court zijn de Staten en de Regering van Curaçao nu aan zet.
      Het formulier, twee pagina’s lang, oogt helder en overzichtelijk. Er is – terecht – gekozen voor een formulier in drie talen: Nederlands, Engels en Papiamentu (Curaçao en Bonaire)/Papiamento (Aruba). De formulieren in Papiamentu en Papiamento verschillen alleen in spelling. Wij weten niet hoe het formulier in het algemeen en de verschillende versies tot stand zijn gekomen. Zo lijkt bijvoorbeeld de taal in de Engelse versie ‘stijfjes’. Of leken bij de totstandkoming van de formulieren betrokken waren, en of de formulieren ook uitgetest zijn op de doelgroep, is niet duidelijk.53x In Nederland is, als onderdeel van een verbetering van de incassoprocedure, door de Raad voor de rechtspraak een (vernieuwd) Model incassodagvaarding consumenten (2022) opgesteld. Het bestaande model voor dagvaardingen werd niet als ‘toegankelijk en werkbaar’ ervaren, zie voor verdere informatie de website. Het Model is tot stand gekomen met input van experts én leken (is evidence-based). Zie over het Model Van Boom, preadvies NJV, p. 276, Van Boom benadrukt het belang van road testing, par. 3.2, p. 286 e.v. Overigens wekt de term small claims vaak misverstanden, in de zin dat men ervan uitgaat dat het de burger gemakkelijk gemaakt wordt om te procederen. In de praktijk zijn het juist de (kleinere) bedrijven die hiermee op een goedkope en efficiënte manier hun geld kunnen halen bij de burger. Wij zijn benieuwd naar een evaluatie van de regeling!54x De procedure kan misschien worden uitgebreid tot meer geschillen, of de opgedane ervaringen kunnen misschien leiden tot een verdere deformalisering van andere procedures.
      Volledigheidshalve vermelden wij dat het Gemeenschappelijk Hof al eerder een aantal (op het moment van schrijven in totaal dertien) modelverzoekschriften op de website had gezet. Zo is er ook een Modelverzoek Consumentenkrediet (één formulier, in het Nederlands en Papiamentu), waarmee de kredietverlener een procedure kan beginnen, voor terugvordering van het restant van het verleende krediet.

      5.6 Een taak voor het Gemeenschappelijk Hof?

      Zonder dat een uitvoerige discussie hierover wordt gevoerd, worden binnen het Gemeenschappelijk Hof stapsgewijs maatregelen genomen en initiatieven ontplooid om toegankelijkheid van uitspraken en vonnissen te vergroten. Daarbij is vooral de attitude van belang.55x ‘Het gaat hier niet zozeer om een taal-, maar vooral om een attitudekwestie: willen rechters en juridisch medewerkers hun uitspraken echt voor burgers schrijven of richten ze zich toch liever alleen op de eigen club?’, zie Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 162. Zie ook hoofdstuk 5 van het preadvies. Binnen het Gemeenschappelijk Hof is er met betrekking tot ‘klare taal’ nog geen vastgesteld beleid. Wat ons betreft hoeft dat ook niet.56x De president van het Gemeenschappelijk Hof was zo attent om onmiddellijk na publicatie van ons eerdere artikel dit intern te verspreiden, ‘ter info en lering’. Voor de situatie in Europees Nederland wordt al gepleit om de verantwoordelijkheid nu (meer) naar het niveau van de organisatie te tillen, zie Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV. Via de weg van de geleidelijkheid kan worden gewerkt aan een grotere toegankelijkheid, waarbij ook prioriteiten kunnen worden gesteld. De ervaring leert dat toegankelijk schrijven voor degenen die niet erin getraind zijn, of dit niet gewend zijn, méér tijd kost. Misschien kan inzet van Artificial Intelligence (AI) hier uitkomst bieden. Een optie zou zijn om met inzet van AI meer toegankelijke teksten, of onderdelen van teksten, te genereren, die vervolgens door mensen worden beoordeeld. Het gaat dus niet om de besluitvorming zelf, maar om het verwoorden van beslissingen.57x Zie over mogelijkheden voor gebruik van AI F.J.M. de Werd, ‘Op zoek naar de Poolster - Het gebruik van AI- technologie door rechters’, NJB 2024, afl. 17/1051, p. 1317-1324.
      Naar aanleiding van het preadvies voor de NJV van Van der Bruggen & Verburg werd ter discussie gesteld of altijd, of in alle situaties, in ‘klare taal’ geschreven moet worden. Buruma plaatst op dat punt kritische kanttekeningen bij het pre­advies. Hij beschrijft enkele oplossingen in de praktijk, zoals een ‘voorleesgedeelte’ in bepaalde (straf)zaken, en persberichten, uitmondend in de vraag: ‘Waarom zijn die op verschillende deelpublieken toegesneden “vertalingen” niet afdoende?’58x Zie Buruma 2023, p. 1575. Du Perron sluit zich hierbij aan, zie de discussie in D. van de Voort, ‘Klare taal. Juridisch spelen met Jip en Janneke. Het verslag van het NJV-jaarcongres 2023’, NJB 2023/1868, afl. 26, p. 2182-2188, op p. 2184-2185.
      De zorg voor toegankelijkheid zou door elke jurist gedeeld moeten worden. In het academisch onderwijs, en in de nascholing, moet hier voldoende aandacht voor zijn.59x Zie ook Klik & Evertsz 2023, par. 5, over beginnende studenten en over attitude. Gelet op de lokale context zou het bestuur van het Gemeenschappelijk Hof het voortouw kunnen nemen voor een discussie in meer brede kring.
      Met name met de advocatuur is een dialoog over het onderwerp zinvol, en misschien zouden ook deurwaarders hierbij betrokken kunnen worden. Daarbij moet men ervoor oppassen om al te snel taalgebruik binnen deze beroepsgroepen als ouderwets of (te) formeel te bestempelen. De leeftijd van betrokkenen kan een rol spelen, maar met name ook de andere ontwikkeling van taal en taalgebruik in de Cariben.60x Zie daarover eerder Klik & Evertsz 2023, par. 5.3, op p. 268. Het moet echter niet zo zijn dat te ouderwetse en onbegrijpelijke formuleringen als ingesleten gewoontes worden gehandhaafd, waarbij angst voor verandering (een formulering is tot nu toe geaccepteerd, dus waarom dan veranderen, met risico op complicaties en nadelige consequenties?) een rol speelt.
      Als ouderwets taalgebruik gehanteerd wordt om indruk te maken op cliënten, is daar waarschijnlijk weinig tegen te doen. Wanneer men binnen de advocatuur echter oprecht van mening is dat men pas serieus genomen wordt door rechters wanneer men moeilijk taalgebruik hanteert, dan is het zaak dit misverstand zo spoedig mogelijk recht te zetten.
      Vanuit het Gemeenschappelijk Hof kan op deze punten duidelijkheid worden gegeven. Wij grijpen weer terug op het al diverse malen geciteerde Legal Writing ­Style-boek van Weihofen: in het voorwoord wordt aangegeven dat de afsluitende hoofdstukken van het boek geschreven zijn ‘with genuine discernment of what a court needs – indeed must have – from counsel if it is properly to decide issues of law whether at the trial or appellate levels’.61x Zie Weihofen 1980, p. V. Hierin ligt de crux: alle betrokkenen zijn gebaat bij een goed inzicht in wat een rechter uiteindelijk echt nodig heeft om tot een zo goed mogelijke beslissing te komen.

    Noten

    • * De auteurs danken Saran Inderson, Gerben Drenth en Geerke van der Bruggen voor hun input.
    • 1 Zie P. Klik & M. Evertsz, ‘Moeilijke juristentaal (I). Klare taal in een Caribische context’, CJB 2023, afl. 4, p. 256-272 (hierna: Klik & M. Evertsz 2023).

    • 2 Zie C. Jansen, ‘De Nederlandse Juristen-Vereniging en taal. Over de kloof tussen recht en volk aan het einde van de 19e eeuw en in het begin van de 20e eeuw’, in: Klare taal (preadviezen Nederlandse Juristen-Vereniging), Deventer: Wolters Kluwer 2023, p. 307-338 (hierna: preadvies NJV), p. 309-311, p. 323-324 en uitvoerig par. 5, Het rapport van de Taalcommissie, p. 329-334. Zie over het rapport p. 338, verwijzend naar Kirberger in 1934.

    • 3 Zie recent Klare taal (preadviezen Nederlandse Juristen-Vereniging), Deventer: Wolters Kluwer 2023, zie met name Geerke van der Bruggen & André Verburg, ‘Zo goed en helder en menselijk mogelijk. Een pleidooi voor sprekende uitspraken’, p. 157-246 (hierna: Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV). Zie verder Klik & Evertsz 2023, zie met name par. 2 en de aan het eind opgenomen literatuurlijst.

    • 4 Henry Weihofen, Legal Writing Style, St. Paul Minnesota: West publishing company 1980 (second edition) (hierna: Weihofen 1980).

    • 5 Ewoud Hondius, Sense and nonsense in the law. Towards clarity and plain language (oratie), Deventer: Kluwer 2007 (hierna: Hondius 2007), p. 22-23.

    • 6 Zie A voyage to Brobdingnag, hoofdstuk VII.

    • 7 Hondius 2007, p. 21-23, p. 28-30. De bespreking van Nederland beperkt zich verder met name tot de Aanwijzingen voor de regelgeving, zie p. 25 en p. 36. Klare taal in wetgeving als specifiek onderwerp valt buiten het bestek van dit artikel.

    • 8 Zie P. Klik (red), Inleiding tot de rechtswetenschap. Een inleiding tot het Caribisch-Nederlands recht, Den Haag: Boom juridisch 2013, Hoofdstuk 11 Rechtsvergelijking.

    • 9 Y. Buruma, ‘Voorbij het puntjesgepeuter’, NJB 2023/1325, afl. 19, p. 1572-1576 (hierna: Buruma 2023), p. 1573, zie in Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV over de continentale traditie op p. 223-226.

    • 10 Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 224-226.

    • 11 Wij wijzen er overigens uitdrukkelijk op dat lekenrechtspraak niet alleen in de common law voorkomt.

    • 12 Zie over de praktijk van juryrechtspraak, ook vanuit de optiek van de jury als democratisch instituut en het recht van de burger deel te nemen aan rechtspraak P. Klik en P.J. van Koppen, ‘De democratie van de jury: theorie en praktijk in de Verenigde Staten’, NJB 1991, p. 767 en zie ook P. Klik en P.J. van Koppen, ‘Hoofdstuk 42 Juryrechtspraak’, in: P.J. van Koppen e.a. (red.), Het hart van de zaak, Deventer: Gouda Quint 1997, p. 578-608. Zie ook G.F.M. Bossers, Welk eene natie, die de jurij gehad heeft en ze weder afschaft! De jury in de Nederlandse rechtspraktijk 1811-1813 (diss. UvA), Delft: Eburon 1987. In Nederland is de aandacht voor lekenrechtspraak gering, zie bijvoorbeeld de korte paragraaf in P.P.T. Bovend’Eert, Recht, rechterlijke organisatie en rechtspraak, Deventer: Wolters Kluwer 2022, par. 4.9. Zie overigens C. Jansen, preadvies NJV, over de discussie binnen de NJV over lekenrechtspraak in de eerste decennia van de 20e eeuw, p. 323-324.

    • 13 Bron: https://www.justice.gov/storage/US_v_Trump_23_cr_257.pdf.

    • 14 Bron: www.govinfo.gov/content/pkg/GPO-J6-REPORT/pdf/GPO-J6-REPORT.pdf.

    • 15 Ter voorkoming van misverstanden: dit is een andere zaak dan de strafzaak waarin Donald Trump recent in eerste aanleg werd veroordeeld, vanwege – kort gezegd – de cover-up van het betalen van zwijggeld.

    • 16 Hondius 2007, p. 13, verwijzend (voetnoot 12) naar Nicole Langton, in: Anne Wagner, Sophie Cacciaguidi-Fahy (eds.), Legal language and the search for clarity/Practice and tools, Bern: Lang 2006.

    • 17 In Klik & Evertsz 2023 besteedden wij daar al uitvoerig aandacht aan.

    • 18 Zie eerder Klik & Evertsz 2023, p. 260.

    • 19 Zie hierover ook G.G. van der Bruggen, ‘Klare taal in uitspraken. Meer dan stijl alleen’, NJB 2020/1808, afl. 28, p. 2024-2036, p. 2032 (hierna: G.G. van der Bruggen 2020).

    • 20 Zie de Professionele standaard Schrijven. Best practices en aanbevelingen van de civiele afdelingen van de hoven. Daarbij wordt overigens opgemerkt dat er in alle gevallen rekening mee moet worden gehouden dat de uitspraak uiteindelijk geschreven wordt voor meer dan één doelgroep, zie p. 6.

    • 21 Zie Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 185.

    • 22 Zie G. van der Bruggen & M. de Groot, ‘Alleen jip-en-janneketaal is niet de oplossing’, blog NJB 26 maart 2014.

    • 23 G.G. van der Bruggen, H. Pander Maat & L. van Lent, ‘Recht spreken én schrijven. Hoe (on)tevredenheid over de communicatie de acceptatie van de rechterlijke beslissing beïnvloedt’, Recht der Werkelijkheid 2023/44, afl. 1, p. 63-95 (hierna: Van der Bruggen e.a. 2023), p. 68.

    • 24 Zie ook Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, met verwijzing naar eerdere publicaties.

    • 25 Zie D.A. Verburg, ‘Begrijpelijke taal en juridisch correcte taal samen op één kussen? De duivel zit in de details’, Themis 2020/5, p. 208-222 (hierna: Verburg 2020), par. 5, p. 215-221, en zie ook p. 209. Zie ook de PSS.

    • 26 Zie over woordgebruik en ouderwetse taal eerder Klik & Evertsz 2023, par. 4 en par. 5.

    • 27 Zie hof Den Haag 9 augustus 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1429, r.o. 6.6.
      Zie www.coda-advocaten.nl/zingeving/ blogs 11 juli 2022 en 25 september 2023 en Advocatie: artikel 2 oktober 2023, Rik Haverman ‘Langste zin in rechtspraak van 2022 is afkomstig van Haagse gerechtshof’.

    • 28 G.G. van der Bruggen, ‘Je gaat het pas zien als je het doorhebt’, Trema 2018/4 (alleen digitaal gepubliceerd), p. 3-7, zie ook Verburg 2020, par. 5.4, en G.G. van der Bruggen, ‘Korter is niet altijd beter – maar vaak wel’, in: G.G. van der Bruggen e.a., Omvang en kwaliteit van processtukken; bondiger is beter? (Nederlandse Vereniging voor Procesrecht), Den Haag: Boom juridisch 2023 (hierna: G.G. van der Bruggen e.a., Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2023).

    • 29 Zie p. 6-8.

    • 30 Zie ook Klik & Evertsz 2023, par. 4.3 p. 263. Gedoeld wordt op taalgebruik, niet op aantal pagina’s van (proces)stukken. Zie over het laatste G.G. van der Bruggen e.a., Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2023) en in de lokale context R. Ismail, ‘Maximale omvang van processtukken in hoger beroep. Kanttekeningen bij het arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2022 en het belang van het arrest voor de Caribische rechtspraak’, CJB 2023, afl. 2, p. 63-74.

    • 31 Zie S.E. Zijlstra, Caribische wetgevingstechniek. Het opstellen van wetgeving in Aruba, Curacao en Sint Maarten, Den Haag: Boom juridisch 2023, p. 162.

    • 32 Zie over jip-en-janneketaal https://nl.wikipedia.org/wiki/Jip_en_Janneke. Zie verder onder meer G.G. van der Bruggen & M.C. Stoové, ‘Zeven zorgen over het streven naar begrijpelijke uitspraken’, JBPL 2021/4, p. 222-229.

    • 33 Zie ook het pleidooi van Hondius om Latijn te behouden, Hondius 2007, p. 34-35, over de repeat reader en de common core of legal Latin. In P. Klik (red.), Inleiding tot de rechtswetenschap voor Curaçao, Aruba en Sint Maarten, Den Haag: Boom juridisch 2023 staan – bijna ongemerkt – ook veel Latijnse termen (met uitleg).

    • 34 Weihofen 1980, p. 76.

    • 35 Zie eerder Klik & Evertsz 2023, p. 266, voetnoot 41, over de discussie die begin vorige eeuw gevoerd werd over het uit andere talen overnemen van ‘vreemde woorden’ (vooral germanismen). Vergelijk Weihofen 1980, p. 76-77 over Saxon versus Latin words.

    • 36 Zie Klik & Evertsz 2023, par. 2.3.

    • 37 Ontkennend Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 189-190. Zie ook Verburg 2020, p. 215, en zie ook p. 209.

    • 38 Verburg 2020, par. 4, p. 214-215 en Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV.

    • 39 Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 205.

    • 40 Zie Verburg 2020, p. 215, par. 4.3.4 en Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 190.

    • 41 Zie Van der Bruggen 2020, en meer expliciet op een aantal punten Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV.
      Zie verder over effectiviteit meer uitvoerig W. van Boom, ‘Duidelijk en begrijpelijk. Over teksten en transactiebesluiten in het privaatrecht’, in: Klare taal (preadviezen Nederlandse Juristen-Vereniging), Deventer: Wolters Kluwer 2023, p. 247-306 (hierna: Van Boom, preadvies NJV). Zie eerder ook E.R. de Jong, N. Strohmaier, W.H. van Boom & I. Giesen, ‘Rechterlijke motiveringsstijlen en maatschappelijke acceptatie van uitspraken’, NTBR 2020/42, afl. 10, p. 312-324.

    • 42 W. van Boom, preadvies NJV, par. 1.2 op p. 254.

    • 43 In Nederland heeft 18% van de bevolking ouder dan 16 jaar moeite met lezen en schrijven. Zie W. Huberts, ‘Begrijpelijke boodschappen’, NJB 2023/1324, p. 1569-1571, p. 1571.

    • 44 Van der Bruggen e.a. 2023, hypothese 1, zie p. 75-76. Terzijde: wie een mooi voorbeeld wil lezen van het vakjargon in empirisch onderzoek raden wij voetnoot 66 van harte aan.

    • 45 Van der Bruggen e.a. 2023, par. 2.2.

    • 46 Van der Bruggen e.a. 2023, p. 72, voetnoot 50, verwijzend naar onderzoek van P. Langbroek e.a., Motiveringen van de Rechtbank Utrecht. Een onderzoek naar de tekstkenmerken en de publieken van rechterlijke motiveringen, Universiteit Utrecht 2014, p. 75.

    • 47 Van der Bruggen e.a. 2023, p. 68.

    • 48 Klik & Evertsz 2023, par. 5, zie met name 5.5.

    • 49 Zie Klik & Evertsz 2023, p. 261, verwijzend naar Weihofen 1980, p. 62, die de term gobbiedegook gebruikt.

    • 50 Zie over ‘legalees’ Klik & Evertsz 2023, par. 5.2.

    • 51 Zie eerder in Klik & Evertsz 2023, par. 5, p. 266, het geciteerde uit Weihofen 1980, p. 63.

    • 52 Zie over de procedure ook de rede van de president van het Gemeenschappelijk Hof bij de installatiezitting van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, Curaçao, vrijdag 29 september 2023 (niet gepubliceerd). Voor een definitieve wettelijke basis voor een Small Claims Court zijn de Staten en de Regering van Curaçao nu aan zet.

    • 53 In Nederland is, als onderdeel van een verbetering van de incassoprocedure, door de Raad voor de rechtspraak een (vernieuwd) Model incassodagvaarding consumenten (2022) opgesteld. Het bestaande model voor dagvaardingen werd niet als ‘toegankelijk en werkbaar’ ervaren, zie voor verdere informatie de website. Het Model is tot stand gekomen met input van experts én leken (is evidence-based). Zie over het Model Van Boom, preadvies NJV, p. 276, Van Boom benadrukt het belang van road testing, par. 3.2, p. 286 e.v.

    • 54 De procedure kan misschien worden uitgebreid tot meer geschillen, of de opgedane ervaringen kunnen misschien leiden tot een verdere deformalisering van andere procedures.

    • 55 ‘Het gaat hier niet zozeer om een taal-, maar vooral om een attitudekwestie: willen rechters en juridisch medewerkers hun uitspraken echt voor burgers schrijven of richten ze zich toch liever alleen op de eigen club?’, zie Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV, p. 162. Zie ook hoofdstuk 5 van het preadvies.

    • 56 De president van het Gemeenschappelijk Hof was zo attent om onmiddellijk na publicatie van ons eerdere artikel dit intern te verspreiden, ‘ter info en lering’. Voor de situatie in Europees Nederland wordt al gepleit om de verantwoordelijkheid nu (meer) naar het niveau van de organisatie te tillen, zie Van der Bruggen & Verburg, preadvies NJV.

    • 57 Zie over mogelijkheden voor gebruik van AI F.J.M. de Werd, ‘Op zoek naar de Poolster - Het gebruik van AI- technologie door rechters’, NJB 2024, afl. 17/1051, p. 1317-1324.

    • 58 Zie Buruma 2023, p. 1575. Du Perron sluit zich hierbij aan, zie de discussie in D. van de Voort, ‘Klare taal. Juridisch spelen met Jip en Janneke. Het verslag van het NJV-jaarcongres 2023’, NJB 2023/1868, afl. 26, p. 2182-2188, op p. 2184-2185.

    • 59 Zie ook Klik & Evertsz 2023, par. 5, over beginnende studenten en over attitude.

    • 60 Zie daarover eerder Klik & Evertsz 2023, par. 5.3, op p. 268.

    • 61 Zie Weihofen 1980, p. V.

De auteurs danken Saran Inderson, Gerben Drenth en Geerke van der Bruggen voor hun input.

Print dit artikel