DOI: 10.5553/TCR/092986492023031003001

Tijdschrift voor Civiele RechtsplegingAccess_open

Redactioneel

Woord van de redactie

DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
, 'Woord van de redactie', TCR 2023, p. 55-55

Dit artikel wordt geciteerd in

      In dit zomernummer van het Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging zijn naast het openingsartikel van Tjong Tjin Tai en Frenken betreffende het actuele onderwerp platformprocedures en de wederom lezenswaardige kroniek hoger beroep, die tot spijt van de redactie voor de laatste keer van de hand is van Lewin en Wattel, vier (bewerkte) versies opgenomen van de inleidingen gehouden tijdens de voorjaarsvergadering van de Vereniging van Civiele Cassatieadvocaten (VCCA) op 25 mei 2023.
      Tijdens deze vergadering stond de instrumentalisering van het burgerlijk procesrecht centraal. De aanleiding voor het agenderen van dit onderwerp is volgens de uitnodiging aan de leden van de VCCA de volgende. Van oudsher strekt het burgerlijk procesrecht ertoe om rechten die aan het burgerlijk recht worden ontleend te erkennen (Boek 1 Rv) en af te dwingen (Boek 2 Rv). Die traditionele rol staat onder druk; meer en meer wordt (ook) het burgerlijk procesrecht ingezet om politieke, sociale of economische doelen te bereiken. Het meest voor de hand liggende voorbeeld biedt de Europese Unie. Ten behoeve van het vrije verkeer van goederen en diensten, een hoog niveau van consumentenbescherming en een gunstig vestigingsklimaat verlangt het Europese Hof van Justitie dat de rechter soms ambtshalve ingrijpt in het processuele debat, de mogelijke toepasselijkheid van Europese rechtsregels onderzoekt en daaraan een partijstandpunt toetst, dat hij zo nodig stelplicht, bewijslast en bewijsrisico omkeert, extra of ultra ­petitum gaat of een proceskostenveroordeling uitspreekt ten laste van de partij die hij in het gelijk stelt. Soms is de rechter zelfs gehouden het hem in beginsel bindende oordeel van een andere rechter te negeren. Privaatrechtelijke belangenorganisaties volgen. Dankzij art. 3:305a BW kunnen zij het vereiste belang bij een procedure (art. 3:303 BW) creëren, waarna zij met een beroep op de (horizontale werking van) fundamentele rechten van de rechter verlangen dat hij een overheid, organisatie of private partij veroordeelt om een politiek of sociaal doel te helpen realiseren. Deze instrumentalisering van het burgerlijk procesrecht heeft een onmiskenbare invloed op het karakter ervan. Het burgerlijk procesrecht staat niet langer ­enkel in het teken van het verlenen van rechtsbescherming.
      Deze bezinning op de rol en coherentie van het burgerlijk procesrecht en de rol van de rechter vond plaats aan de hand van de inleidingen gehouden door Bert van Schaick, Lodewijk Valk, Kasper Jansen en Nadine Groeneveld-Tijssens, waarvan – zoals gezegd – de bewerkte uitwerkingen in dit nummer zijn opgenomen.

      De redactie


Print dit artikel