-
Samenvatting
In deze bijdrage wordt de staatsrechtelijke kritiek besproken die in de Tweede Kamer is geuit op de motie van het lid Yeşilgöz-Zegerius c.s., waarin een beroep gedaan werd op het kabinet en de Eerste Kamer om een pas op de plaats te maken met het wetsvoorstel voor de Spreidingswet. Ten eerste wordt besproken dat deze motie inbreuk zou maken op de zelfstandige positie van de Eerste Kamer. Dat is niet het geval omdat de motie juridisch niet bindend is voor de Eerste Kamer. Ten tweede wordt besproken dat de motie – ook al is ze niet juridisch bindend – toch een ontoelaatbare inmenging zou zijn in de wetsprocedure bij de Eerste Kamer. Dat is niet het geval gelet op het politieke primaat van de Tweede Kamer en op de overeenkomsten tussen deze motie en de novellepraktijk. Ten derde wordt besproken dat een demissionaire minister die tevens Kamerlid is vanwege de homogeniteitsregel geen recht zou hebben om een motie in te indienen die tot het kabinet is gericht. Ook dat is niet het geval, omdat de homogeniteitsregel slechts eist dat de minister zich neerlegt bij het besluit dat de ministerraad over de motie neemt, of aftreedt.
Tijdschrift voor Constitutioneel Recht |
|
Discussion | Kamerdebat geeft geen reden voor staatsrechtelijke ontoelaatbaarheid van de motie van het lid Yeşilgöz-Zegerius c.s |
Trefwoorden | Eerste Kamer, wetsprocedure, novellepraktijk, homogeniteitsregel, Grondwet |
Auteurs | L.J.M.M. Janssen |
DOI | 10.5553/TvCR/187966642024015001003 |
Auteursinformatie |
Toegang tot dit losse artikel kopen
Voor een vast bedrag van € 19,75 (excl. btw) koopt u 24 uur online toegang tot dit artikel. Met deze 24 uur toegang kunt u een artikel online raadplegen en in PDF downloaden en printen.
Per mail ontvangt u een activatiecode waarmee u 24 uur toegang tot het artikel kunt activeren.
24 uur toegang | € 19,75 (excl. btw) |
Uw aankoop activeren
Heeft u een activatiecode, dan kun u uw product hier activeren.