-
Samenvatting
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft met deze (tussen)uitspraak een beroep van appellant op schending van de toepassing van de ‘voorlegplicht’ zoals neergelegd in artikel 5:44, tweede en derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgedaan op het relativiteitsbeginsel. De annotatoren gaan in op de betekenis van de voorlegplicht en meer in het bijzonder de wijze waarop financieel toezichthouders in de praktijk toepassing geven aan de voorlegplicht. Daarnaast heeft het CBb overwegingen gewijd aan de cautie en de toepassing van de cautie, zoals neergelegd in artikel 5:10a Awb.
Daarnaast menen de annotatoren dat het CBb geen nieuwe lijn hanteert inzake het geven van de cautie.
Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving |
|
Case Law | Over de voorlegplicht en de cautieNoot bij CBb 26 oktober 2017, ECLI:NL:CBB:2017:343 |
Trefwoorden | Voorlegplicht, Handhaving, Cautie, Toezichthouder, Financieel toezicht |
Auteurs | Mr. C. de Rond en Mr. M. Altena |
DOI | 10.5553/TBSenH/229567002018004001006 |
Auteursinformatie |
Toegang tot dit losse artikel kopen
Voor een vast bedrag van € 19,75 (excl. btw) koopt u 24 uur online toegang tot dit artikel. Met deze 24 uur toegang kunt u een artikel online raadplegen en in PDF downloaden en printen.
Per mail ontvangt u een activatiecode waarmee u 24 uur toegang tot het artikel kunt activeren.
24 uur toegang | € 19,75 (excl. btw) |
Uw aankoop activeren
Heeft u een activatiecode, dan kun u uw product hier activeren.