De (gedeeltelijke) strafrechtelijke immuniteit van publiekrechtelijke rechtspersonen en de wijze waarop in dat verband het criterium van de exclusieve bestuurstaak moet worden toegepast zijn recent opnieuw ter discussie gesteld. Op 20 februari 2018 wees de Hoge Raad een arrest over dit onderwerp, nadat een vordering tot cassatie in het belang der wet was ingediend tegen het vonnis van de Rechtbank Utrecht in de strafzaak tegen de gemeente Stichtse Vecht. De auteur juicht toe dat de gemeente in deze zaak (deels) vervolgbaar wordt geacht en dat de vervolgbaarheid van lagere overheden niet (nog) verder aan banden wordt gelegd. Het arrest kan de onduidelijkheid over de betekenis en de reikwijdte van de exclusieve bestuurstaak echter niet wegnemen. |
Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht & Handhaving
Meer op het gebied van Strafrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Strafvervolging van een gemeente: een einde aan de spraakverwarring? |
Trefwoorden | Immuniteit, Publiekrechtelijke rechtspersonen, vervolgbaarheid, overheid, Exclusieve bestuurstaak |
Auteurs | Mr. dr. E. Sikkema |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
Witwassen en deelname aan een criminele organisatie als vangnet voor indirecte betrokkenheid van ondernemingen bij mensenrechtenschendingenEen analyse van de aangifte tegen de Rabobank |
Trefwoorden | Rabobank, Mensenrechten, Witwassen, Criminele organisatie, Concernaansprakelijkheid |
Auteurs | Mr. dr. M.J. Hornman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Witwassen en deelname aan een criminele organisatie worden in de literatuur naar voren gebracht als mogelijke opties om indirecte betrokkenheid van Nederlandse ondernemingen bij ernstige mensenrechtenschendingen te redresseren. In deze bijdrage worden die mogelijkheden nader geanalyseerd aan de hand van een concrete casus: de vermeende betrokkenheid van de Rabobank bij witwasactiviteiten voor de Mexicaanse drugskartels in de VS. De aangifte die door SMX Collective is gedaan tegen de bank roept namelijk diverse juridisch interessante vragen op over toerekening in concernverhoudingen; een onderwerp dat tot op heden relatief onderbelicht is gebleven in literatuur en jurisprudentie en derhalve aandacht verdient. |
Diversen |
Paard en ei: over de criminalisering van sjoemelen met voedsel |
Trefwoorden | voedselfraude, witteboordencriminaliteit, Georganiseerde criminaliteit, Paardenvleesfraude, Fipronileieren |
Auteurs | Prof. dr. mr. W. Huisman |
SamenvattingAuteursinformatie |
Sinds enkele jaren is er veel aandacht voor voedselfraude, onder andere vanwege de paardenvleesfraude, het melamineschandaal en de fipronileieren. In deze bijdrage wordt ingegaan op de aard en de ernst van voedselfraude. Tevens wordt ingegaan op de aanpak van voedselfraude en de betekenis daarvan voor het bijzonder strafrecht. |
Jurisprudentie |
Btw-fraude; verhouding EU-recht en nationale verjaringsregels; worsteling van het Hof met fundamentele mensenrechtenNoot bij HvJ 8 september 2015, ECLI:EU: 2015:555 (Tarrico e.a., prejudiciële beslissing) |
Trefwoorden | strafrecht, EU-financiën, Verjaring, Grondrechten, Verhouding nationaal recht - EU-recht |
Auteurs | Prof. dr. R.C.P. Haentjens |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het HvJEU stelt voorop dat handhaving van normen ter bescherming van de financiën van de EU strafrechtelijk kan plaatsvinden met voorbijgaan aan de verjaringsregelingen van de desbetreffende staat, maar met inachtneming van grondrechten van de betrokkenen. Vervolg en uitwerking van deze beslissing in HvJEU 5 december 2017. |
Jurisprudentie |
Artikel 225 Sr, het onjuiste aangiftebiljet en het pleitbare standpunt in het fiscale strafrechtNoot bij HR 3 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2542 |
Trefwoorden | Valsheid in geschrifte, Pleitbaar standpunt, Bij belastingwet voorziene aangifte, Opzet, Bewijsbestemming |
Auteurs | Dr. mr. M.M. Kors |
SamenvattingAuteursinformatie |
De auteur becommentarieert een arrest van de strafkamer van de Hoge Raad van 3 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2542. In dit arrest heeft de strafkamer geoordeeld over de bewijsbestemming (in de zin van art. 225 Sr) van een bezwaarschrift tegen een belastingaanslag. Daarnaast citeert de strafkamer ten overvloede een aantal overwegingen over het pleitbare standpunt, afkomstig uit het zogenoemde Credit Suisse-arrest van de belastingkamer van de Hoge Raad. |
Jurisprudentie |
Over de voorlegplicht en de cautieNoot bij CBb 26 oktober 2017, ECLI:NL:CBB:2017:343 |
Trefwoorden | Voorlegplicht, Handhaving, Cautie, Toezichthouder, Financieel toezicht |
Auteurs | Mr. C. de Rond en Mr. M. Altena |
SamenvattingAuteursinformatie |
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft met deze (tussen)uitspraak een beroep van appellant op schending van de toepassing van de ‘voorlegplicht’ zoals neergelegd in artikel 5:44, tweede en derde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afgedaan op het relativiteitsbeginsel. De annotatoren gaan in op de betekenis van de voorlegplicht en meer in het bijzonder de wijze waarop financieel toezichthouders in de praktijk toepassing geven aan de voorlegplicht. Daarnaast heeft het CBb overwegingen gewijd aan de cautie en de toepassing van de cautie, zoals neergelegd in artikel 5:10a Awb. |
Jurisprudentie |
Kroniek ondernemingsstrafrechtTweede helft 2017 |
Auteurs | Prof. mr. H.J.B. Sackers (red.), mr. A.A. Feenstra, prof. dr. R.C.P. Haentjens e.a. |