Onweersproken is dat de gewone verblijfplaats van de erflater (N.W. L.) Paramaribo, Suriname is geweest. Tussen partijen staat eveneens vast dat de verklaring van erfrecht in Suriname door de notaris te Paramaribo is opgemaakt. Beantwoording van de vraag kan op grond van voorgaande overwegingen dan ook geen andere zijn dan dat in overeenstemming met regels van IPR het Surinaamse erfrecht van toepassing is. Scheiding en deling van de nalatenschap is reeds bij de Surinaamse familierechter gevorderd.
Voor afwikkeling van de nalatenschap geldt eveneens de IPR-regel van het erfrecht dat aangeknoopt wordt aan het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater (C.A. Kraan, C.R. Jadnanansing en Q.J. Marck (2017), blz. 226. Totdat verdeling heeft plaatsgehad, voeren de erfgenamen tezamen het bewind. Deze regel heeft de kantonrechter toegepast in de zaak van 1 april 1992, A.R. no. 92-0088 en beslist dat het stemrecht op aandelen die tot een onverdeeldheid behoren, door de deelgenoten tezamen moeten worden uitgeoefend. In de onderhavige zaak zijn de deelgenoten gehouden tot het gezamenlijk uitoefenen van het stemrecht op de aandelen die tot de onverdeelde nalatenschap van N.W. L. behoren.
Dat in strijd met de statuten van F. N.V., een vennootschap naar Surinaams recht, is gehandeld, behoeft geen verdere uitleg. Het geheel van omstandigheden zoals overwogen, doet voldoende vaststaan dat de handelingen van Claudia in strijd zijn met het geldend Surinaamse erfrecht. Claudia als degene wiens aansprakelijkheid in het geding is en Rachel die als gevolg van het handelen van Claudia schade lijdt, hebben beiden verblijfplaats in Paramaribo, Suriname. De gestelde onrechtmatige handelingen hebben daarom een nauwere band met het Surinaamse recht. Claudia heeft Rachel beperkt in het uitoefenen van haar rechten als erfgenaam in de onverdeelde nalatenschap van N.W. L. De schade wil Rachel verder beperken door de gevorderde verboden tegen Claudia.
Nalatenschap, onverdeelde boedel, IPR-regels, gewone verblijfplaats, erflater
Kantongerecht in het Eerste Kanton
CIVAR No. 202302535
07 juli 2023
Vonnis in kort geding in de zaak van:
L., R. E. F., wonend te Paramaribo, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, hierna ook ‘Rachel’ genoemd, gemachtigde: mr. dr. G.N. Best, advocaat,
tegen
L., C. A. P., wonend te Paramaribo, gedaagde in conventie en eiseres in reconventie, hierna ook ’Claudia’ genoemd, gevolmachtigde: mr. dr. J.V. van Dijk Silos.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende processtukken en -handelingen:
– het inleidend verzoekschrift dat met producties op 27 juni 2023 op de Griffie der Kantongerechten is ingediend;
– de conclusie van eis die mondeling is genomen op 28 juni 2023;
– de mondelinge conclusies van antwoord, repliek en dupliek in conventie en van eis en antwoord in reconventie;
– de stukken die partijen ter zitting hebben overgelegd;
– de conclusie overlegging productie van Rachel op 30 juni 2023;
– de conclusie uitlating productie van Claudia op 3 juli 2023.
1.2. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het gevorderde uit van de volgende feiten die vooralsnog vaststaan, omdat die feiten enerzijds zijn gesteld en anderzijds onweersproken zijn gebleven.
2.1. Op 07 februari 2022 is N.W. L., hierna ‘N.W. L.’, te Paramaribo overleden. Rachel en Claudia zijn twee van de vijf erfgenamen van de overledene. Volgens de verklaring van erfrecht van 15 juni 2022, opgemaakt door de notaris te Paramaribo, mr. K.E. Astwood-Olff, zijn de overige erfgenamen: A. H. S-S., hierna ‘Soeltan’, R. R. R. L. en K. S. P. L. Soeltan is gerechtigd in de nalatenschap voor het 6/10 gedeelte onverdeeld. De kinderen zijn elk gerechtigd voor het 1/10 gedeelte onverdeeld van de nalatenschap.
2.2. N.W. L. trad in 1996 in de functie van statutair directeur van F. Schadeverzekering N.V. te Paramaribo, hierna ‘F.’ V. R. N.V., hierna ‘Regenboog’, is op 23 mei 1995 te Curaçao opgericht en ingeschreven in het register van de Curaçaose Kamer van Koophandel en Nijverheid, onder nummer 70324. N.W. L. hield tot aan zijn overlijden 100% van de aandelen in Regenboog, die 100% van de aandelen in F houdt.
2.3. In de Shareholders Resolution van Regenboog van 11 oktober 2022 staat onder meer:
‘Considering that:
– According to the articles of association of Regenboog in article 8 Managing Directors are appointed by a General Meeting of Shareholders;
– That it is imperative to appoint a Managing Director for Regenboog as soon as possible due to the passing away of Mr. N.W. L., Managing Director of Regenboog on February 7, 2022.
(…)
1. approve the appointment of Mrs. Claudia as Managing Director of Regenboog and
2. (…) deregister Mr. N.W. L. and register Mrs. Claudia as Managing Director of Regenboog.’
2.4. Blijkens uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken Suriname d.d. 27 juni 2023 staat F vanaf 03 augustus 1982 ingeschreven als schadeverzekeringsbedrijf. In de functie van directeur is P., M. V. geregistreerd volgens aangifte op 21 oktober 2021.
2.5. De president-commissaris van F heeft bij schrijven van 26 juni 2023 de waarnemend algemeen directeur, M.P., uitgenodigd voor een Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders, BAVA, op 28 juni 2023 om 12:00 uur, naar aanleiding van het verzoek hiertoe door de directie van Regenboog. De voorgestelde agenda omvat onder meer de bespreking van de positie van de huidige waarnemend algemeen directeur van F en de benoeming van directieleden.
2.6. In de op 27 januari 2023 ter Griffie ingediende zaak (CIVAR No. 2023 00347), hebben de overige erfgenamen tegen Rachel gevorderd haar te veroordelen tot scheiding en deling van de nalatenschap van N.W. L. over te gaan met de benoeming van een notaris. De kantonrechter heeft op 19 juni 2023 de vordering toegewezen.
2.7. De kortgedingrechter heeft bij vonnis van 8 juni 2023, CIVAR No. 2023 01124, de vorderingen van Rachel tegen Claudia afgewezen. Aan haar vorderingen heeft zij ten grondslag gelegd dat Claudia ten onrechte beheers- en beschikkingshandelingen pleegt voor Regenboog. Rachel heeft tegen de beslissing hoger beroep aangetekend.
3. De vordering, de grondslag en het verweer
In conventie
3.1. Rachel vordert – kort gezegd – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis en tegen een te verbeuren dwangsom van SRD 1.000.000 per dag, Claudia verbiedt:
– al dan niet in de hoedanigheid van directeur van Regenboog verdere rechtshandelingen c.q. beheers- en beschikkingshandelingen te plegen die betrekking hebben op de Regenboog of haar dochterondernemingen, e.e.a. totdat de kortgedingrechter in de voorliggende zaak zal hebben beslist;
– al dan niet in de hoedanigheid van directeur van Regenboog verdere rechtshandelingen te plegen die betrekking hebben op de Regenboog of haar dochterondernemingen, e.e.a. totdat de kortgedingrechter te Curacao vonnis zal hebben gewezen in de aldaar door Rachel ingestelde rechtszaken;
– om zolang de nalatenschap van N.W. L. niet is afgewikkeld, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Rachel of buiten haar om rechtshandelingen te plegen in de hoedanigheid van statutair directeur van Regenboog;
– om zolang zij niet rechtsgeldig is benoemd als statutair directeur van Regenboog, rechtshandelingen te plegen in de hoedanigheid van statutair directeur van Regenboog;
– om zonder haar schriftelijke toestemming dan wel buiten haar om beheers- of beschikkingshandelingen te plegen ten aanzien van vermogensbestanddelen die behoren tot de nalatenschap van N.W. L.
Verder is veroordeling in de kosten van het geding gevorderd.
3.2. Aan de vordering ligt – kort gezegd – ten grondslag dat Claudia onrechtmatig handelt jegens Rachel, omdat zij:
1. als directeur van Regenboog rechtshandelingen pleegt, specifiek door haar verzoek aan F om de algemene vergadering van aandeelhouders uit te schrijven voor 28 juni 2023;
2. voor de te houden BAVA een oproepingstermijn in strijd met de statuten van F en in strijd met artikel 89 lid 3 WvK heeft gehanteerd;
3. bij verzoekschrift van 5 mei 2023 de Curaçaose kortgedingrechter heeft verzocht om Rachel uit te schrijven als bestuurder van Regenboog;
4. zij in strijd met het Surinaamse erfrecht op 13 oktober 2022 is ingeschreven in het Curaçaose handelsregister als statutair directeur van Regenboog;
5. handelt in een hoedanigheid die berust op een benoeming die van rechtswege nietig is.
3.3. Claudia voert het verweer, kort gezegd, dat:
1. de gevorderde veroordelingen ‘in hoedanigheid van’, niet leiden tot ontvankelijkheid van Rachel in haar vorderingen;
2. het fundamentum petendi is gebaseerd op het Surinaamse erfrecht, welk recht voor de onderhavige casus niet relevant is;
3. Regenboog haar zetel heeft op Curaçao en het Curaçaose recht van toepassing is. De voorliggende casus is gericht op de aandelen van Regenboog en niet van N.W. L;
4. Soeltan naar Curaçaos recht 50% + 10% zeggenschapsrechten heeft verworven in Regenboog en bevoegd is een algemene vergadering van aandeelhouders, ava, bijeen te roepen;
5. een grond voor onrechtmatige daad ontbreekt, aan de vereisten niet voldaan is;
6. de ingestelde vordering een verkapt hoger beroep is en er geen sprake is van een juridische misslag in het vonnis van 8 juni 2023.
In reconventie
3.4. Claudia vordert – kort gezegd – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis en tegen een te verbeuren dwangsom van SRD 1.000.000 per dag, Rachel verbiedt haar te storen in het uitoefenen van haar taken en plichten, waaronder het uitschrijven van de BAVA, totdat in hoger beroep zal zijn beslist.
Kosten rechtens.
3.5. Zij legt daaraan – kort gezegd – ten grondslag dat Rachel misbruik van procesrecht maakt. Het fundamentum petendi betreft geen kwestie van erfrecht. Laatstgenoemde handelt met het oogmerk haar te blokkeren in haar positie van aandeelhouder van Regenboog.
3.6. Rachel voert verweer.
4. De beoordeling
In conventie
4.1. De kantonrechter ziet om redenen van proceseconomie aanleiding eerst de door Rachel voorgedragen grond van erfrecht te behandelen.
4.2. Rachel weerspreekt gemotiveerd dat een verkapt hoger beroep door middel van het onderhavige proces aanhangig is gemaakt. Gesteld wordt dat zich nieuwe feiten hebben voorgedaan die bestaan in rechtshandelingen die Claudia namens Regenboog pleegt in hoedanigheid van managing director. Deze feiten zijn niet ter beoordeling aan de kantonrechter voorgelegd in de kortgedingzaak CIVAR No. 202300347.
4.2.1. Claudia weerspreekt de haar verweten handelingen niet, maar legt haar handelen onderbouwd uit door zich te beroepen op het Curaçaose ondernemingsrecht en erfrecht die geen zodanige beperkingen opleggen aan de erfgenamen van een onverdeelde nalatenschap zoals door Rachel in het onderhavige geding bestreden wordt.
4.3. Allereerst overweegt de kantonrechter A.S.F.M. Wortmann en J. van Duijvendijk-Brand (2021) over internationaal privaatrechtelijke aspecten in Compendium van het personen- en familierecht, die als uitgangspunt stellen:
‘dat de erfopvolging wordt beheerst door het recht van het land waar de erflater zijn gewone verblijfplaats had op het tijdstip van overlijden (…). Dit recht beheerst de vererving van de gehele nalatenschap, dus ook als bepaalde goederen in een ander land gelegen zijn. De nalatenschap wordt op deze wijze als eenheid behandeld. Het begrip gewone verblijfplaats moet feitelijk worden ingevuld en duidt op een zekere duurzame band met een staat. In het bijzonder de duur en de regelmatigheid van de aanwezigheid van de erflater in de betrokken staat en de omstandigheden en de redenen voor het verblijf mogen in beschouwing worden genomen om de feitelijke verblijfplaats vast te stellen.’
4.3.1. Voor zover het debat van partijen vragen opwerpt over al dan niet toepasselijk Curaçaos recht, overweegt de kantonrechter het hiervoor in het citaat aangehaald uitgangspunt uit de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012. Universele toepassing (artikel 20) vindt zodanig plaats dat elk recht dat bij deze verordening is aangewezen, wordt toegepast, ongeacht of dit het recht van een lidstaat is of niet. Voor Curaçao is de IPR regel in de Europese Verordening als geldend recht van toepassing, ECLI:NL:HR:2014:1063, waarin is overwogen dat:
‘de rechter in het Nederlandse deel van het Koninkrijk evenals de rechter in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, zijn bevoegdheid in privaatrechtelijke zaken van interregionale aard dient te bepalen door zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij hetgeen, naar het inzicht van de wetgever van het desbetreffende deel van het Koninkrijk, ter zake geldt op het nauw verwante terrein van het internationaal privaatrecht.’
4.3.2. In artikel 21 lid 1 van genoemde verordening is de algemene regel neergelegd:
‘Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is op de erfopvolging in haar geheel het recht van de staat van toepassing, waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had. In lid 2 van het artikel: Als, bij wijze van uitzondering, uit alle omstandigheden van het geval blijkt dat de erflater op het tijdstip van overlijden een kennelijk nauwere band had met een andere staat dan de staat van welke het recht op grond van lid 1 van toepassing zou zijn, is het recht van die andere staat op de erfopvolging van toepassing.’
4.3.3. Om vast te stellen welke criteria voor de ‘gewone verblijfplaats’ gelden, wordt verwezen naar ECLI:NL:RBDHA:2021:15302 waarin onder meer is overwogen:
‘(…) 3.8. Het gerechtshof Den Haag heeft in een arrest van 19 november 2013 (ECLI:NL:GHDHA:2013:4789) overwogen dat de criteria om vast te stellen wat de ‘gewone verblijfplaats’ van erflater is, gelegen zijn in feiten en omstandigheden die het leven van de persoon van die erflater betreffen, voorafgaande aan en ten tijde van diens overlijden. In een arrest van 20 september 2016 (ECLI:NL:GHDHA:2016:3754) heeft het gerechtshof Den Haag voorop gesteld dat het begrip ‘gewone verblijfplaats’ verdragsautonoom moet worden geïnterpreteerd. Een persoon kan maar één gewone verblijfplaats hebben, omdat deze het centrum van zijn bestaan vormt.’
4.3.4. M.J.A. van Mourik (1997) en specifiek met betrekking tot het Surinaamse erfrecht C.A. Kraan, C.R. Jadnanansing en Q.J. Marck (2017) gaan uit van de woonplaats als aanknopingsfactor, blz. 216-217. De woonplaats, het centrum van het bestaan van een persoon, is de plaats waar deze natuurlijke persoon zijn maatschappelijk leven heeft.
4.3.5. Onweersproken is dat de gewone verblijfplaats van N.W. L. Paramaribo, Suriname is geweest. Tussen partijen staat eveneens vast dat de verklaring van erfrecht in Suriname door de notaris te Paramaribo is opgemaakt. Beantwoording van de vraag kan op grond van voorgaande overwegingen dan ook geen andere zijn dan dat in overeenstemming met regels van Internationaal Privaat Recht, hierna ipr, het Surinaamse erfrecht van toepassing is. Scheiding en deling van de nalatenschap is reeds bij de Surinaamse familierechter gevorderd.
4.3.6. Voor afwikkeling van de nalatenschap geldt eveneens de ipr-regel van het erfrecht dat aangeknoopt wordt aan het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater (C.A. Kraan, C.R. Jadnanansing en Q.J. Marck (2017), blz. 226. Totdat verdeling heeft plaatsgehad, voeren de erfgenamen tezamen het bewind. Deze regel heeft de kantonrechter toegepast in de zaak van 1 april 1992, AR 920088 en beslist dat het stemrecht op aandelen die tot een onverdeeldheid behoren, door de deelgenoten tezamen moeten worden uitgeoefend. In de onderhavige zaak zijn de deelgenoten gehouden tot het gezamenlijk uitoefenen van het stemrecht op de aandelen die tot de onverdeelde nalatenschap van N.W. L. behoren.
4.4. Voorts wordt overwogen dat F haar zetel te Paramaribo, Suriname heeft en de verzekeringsmaatschappij een vennootschap naar Surinaams recht is, op wie Surinaams (vennootschaps)recht van toepassing is. In artikel 23 jo 5 van de Statuten van F is de oproeping voor de vergaderingen van aandeelhouders zo geregeld dat dit plaatsvindt met inachtneming van een termijn van tenminste vijftien dagen, die van de oproeping en van de vergadering niet meegerekend. Vaststaat dat de oproeping voor een te houden BAVA op de 28ste juni 2023, is gedaan op de 26ste juni 2023.
4.4.1. Dat in strijd met de statuten is gehandeld behoeft geen verdere uitleg. Dit klemt te meer nu de oproepingstermijn in strijd is met de termijn van vijf dagen in artikel 87 lid 1 WvK. Het verweer van aanwezigheid van 100% van het geplaatste kapitaal gaat op grond van voorgaande overwegingen niet op. Claudia voert aan dat per 1 juli, de kantonrechter begrijpt in het jaar 2023, de positie van de ceo voorbij is, maar dit maakt niet anders dat het Surinaamse erfrecht van toepassing is op de aandelen van N.W. L. in de onverdeelde nalatenschap.
Dat Regenboog te Curaçao is gevestigd, heeft niets van doen met de gestelde schending van de oproepplicht in het geval van F en mogelijk negatieve gevolgen daarvan voor de verzekeringsmaatschappij.
4.5. Het geheel van omstandigheden als hiervoor overwogen doet voldoende vaststaan dat de handelingen van Claudia in strijd zijn met het geldend Surinaamse erfrecht. Claudia als degene wiens aansprakelijkheid in het geding is en Rachel die als gevolg van het handelen van Claudia schade lijdt, hebben beiden verblijfplaats in Paramaribo, Suriname. De gestelde onrechtmatige handelingen hebben daarom een nauwere band met het Surinaamse recht. Claudia heeft Rachel beperkt in het uitoefenen van haar rechten als erfgenaam in de onverdeelde nalatenschap van N.W. L. De schade wil Rachel verder beperken door de gevorderde verboden tegen Claudia.
4.6. In het belang van een goede rechtsbedeling en de procedurele rechtvaardigheid heeft Rachel gaande het proces van de kantonrechter de gelegenheid gekregen aanvullend stukken in het geding te brengen, te weten:
– een memo van Frank Kunneman van VANEPS d.d. 3 augustus 2022,
– een schrijven van de directeur Toezicht Kredietwezen en het hoofd Afdeling Toezicht Verzekeringen van de Centrale Bank van Suriname d.d. 9 mei 2023
– en een schrijven van 26 juni 2023 van advocatenkantoor Moeniralam te Curaçao.
Claudia heeft genoemde stukken in haar verweer kunnen betrekken. Deze stukken hoeven hier geen nadere bespreking, nu dit niet zal leiden tot toepassing van ander dan het hiervoor geformuleerde recht.
4.7. De gevraagde voorzieningen kunnen alleen worden toegewezen indien sprake is van een spoedeisend belang. Uit de aard van de zaak vloeit het spoedeisend belang voort. De gevraagde voorzieningen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze zullen worden toegewezen met uitzondering van het gevorderde onder A van het petitum, nu deze voorziening niet langer van belang is.
4.8. Claudia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen en wel de vastrechtkosten ad SRD 50 en de kosten oproeping per deurwaarderexploot ad SRD 1.620.
4.9. Bij Procesreglement voor Civiele Zaken bij het Hof van Justitie en de Kantongerechten van 11 augustus 2021 zijn de te liquideren kosten voor gemachtigden bepaald. In overeenstemming met het reglement zal Claudia worden veroordeeld tot betaling van SRD 7.500 aan Rachel.
In reconventie
4.10. De overwegingen in conventie maken thans niet aannemelijk dat Rachel misbruik maakt van procesrecht noch dat zij handelt met het oogmerk Claudia te blokkeren in haar positie van aandeelhouder van Regenboog. De vorderingen in reconventie zullen als ongegrond worden afgewezen.
4.11. Claudia zal in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De kantonrechter in kort geding:
In conventie
5.1. Verbiedt Claudia, al dan niet in haar hoedanigheid van directeur van Regenboog, verdere rechtshandelingen c.q. beheers- en beschikkingshandelingen te plegen met betrekking tot Regenboog of haar dochterondernemingen totdat de kortgedingrechter te Curaçao vonnis zal hebben gewezen in de aldaar door Rachel ingestelde rechtszaken.
5.2. Verbiedt Claudia om, zolang de nalatenschap van wijlen de heer N.W. L. niet is afgewikkeld, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Rachel dan wel buiten Rachel om rechtshandelingen te plegen in de hoedanigheid van statutair directeur van Regenboog.
5.3. Verbiedt Claudia om, zolang zij niet rechtsgeldig is benoemd als statutair directeur van Regenboog, rechtshandelingen te plegen in hoedanigheid van statutair directeur van Regenboog.
5.4. Verbiedt Claudia om, zonder schriftelijke toestemming van Rachel dan wel buiten Rachel om, beheers- en beschikkingshandelingen te plegen ten aanzien van vermogensbestanddelen die behoren tot de onverdeelde nalatenschap van wijlen de heer N.W. L.
5.5. Veroordeelt Claudia tot betaling van een dwangsom van SRD 1.000.000 (een miljoen Surinaamse Dollar) voor iedere dag dat zij in strijd handelt met een verbod in de randnummers 5.1 tot en met 5.4.
5.6. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.7. Veroordeelt Claudia in de proceskosten aan de zijde van Rachel tot aan deze uitspraak begroot op SRD 1.670 (een duizend zeshonderd en zeventig Surinaamse Dollar).
5.8. Veroordeelt Claudia in de advocaatkosten aan de zijde van Rachel begroot op SRD 7.500 (zevenduizend vijfhonderd Surinaamse Dollar).
5.9. Weigert het meer of anders gevorderde.
In reconventie
5.10. Weigert de gevraagde voorziening.
5.11. Veroordeelt Claudia in de proceskosten aan de zijde van Rachel tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Bradley, Kantonrechter in kort geding in het Eerste Kanton, en ter openbare terechtzitting uitgesproken op vrijdag 07 juli 2023 te Paramaribo in aanwezigheid van de griffier.