- * De auteur schreef deze bijdrage op persoonlijke titel.
-
1 In het kader van een art. 12 Sv-procedure oordeelde het gerechtshof Den Haag op 9 december 2020 dat de voormalige voorzitter van de raad van bestuur van ING (Ralph Hamers) alsnog door het Openbaar Ministerie moet worden vervolgd.
-
2 K. van den Bos, L. Ansems, M. Schiffelers, S. Kerssies & J. Lindeman, Een verkennend kwalitatief onderzoek naar klassenjustitie in Nederlandse strafrechtketen, Den Haag: WODC 2021. Het onderzoek richt zich ook op andere criminaliteitsvormen en niet alleen op witteboordencriminaliteit.
De afdoening van de witwasstrafzaak tegen ING was voor de Kamerleden Nispen en Buitenweg aanleiding om een Kamermotie in te dienen waarin werd gevraagd om een onderzoek naar klassenjustitie in Nederland. Was de transactie van € 775 miljoen tegen de bank (rechtspersoon) en het niet vervolgen van bestuurders een voorbeeld van ‘illegitieme bevoordeling van de heersende klasse in de Nederlandse strafrechtketen’, oftewel klassenjustitie?1xIn het kader van een art. 12 Sv-procedure oordeelde het gerechtshof Den Haag op 9 december 2020 dat de voormalige voorzitter van de raad van bestuur van ING (Ralph Hamers) alsnog door het Openbaar Ministerie moet worden vervolgd. En is de afdoening illustratief voor een breder patroon van bevoordeling van wittenboordencriminelen? Het verkennende kwalitatieve onderzoek biedt een zeer lezenswaardige verkenning van het concept van klassenjustitie, verschijningsvormen en mogelijke verklaringen.2xK. van den Bos, L. Ansems, M. Schiffelers, S. Kerssies & J. Lindeman, Een verkennend kwalitatief onderzoek naar klassenjustitie in Nederlandse strafrechtketen, Den Haag: WODC 2021. Het onderzoek richt zich ook op andere criminaliteitsvormen en niet alleen op witteboordencriminaliteit. Een eenduidig antwoord op de vraag die de aanleiding was voor het onderzoek – is er sprake van klassenjustitie bij wittenboordencriminaliteit – moeten de onderzoekers echter schuldig blijven.
Veel wittenboordencriminologen zouden het antwoord echter wel weten. Je zou zelfs kunnen stellen dat de vraag van klassenjustitie in de strafrechtketen – welk crimineel gedrag is ernstig, wie bepaalt dat, wie pleegt het en hoe wordt opgetreden – ten grondslag ligt aan de bestudering van financieel-economische criminaliteit in de twintigste eeuw. De invloedrijkste onderzoeker op dit gebied, Sutherland, definieerde wittenboordencriminaliteit in de jaren veertig aan de hand van het type dader: ‘a crime committed by a person of respectability and high social status in the course of his occupation’. Wittenboordencriminaliteit wordt (en kan alleen worden!) gepleegd door personen met status en aanzien.
Sutherland wilde met deze definitie de blik van wetenschappers maar vooral ook van de maatschappij van beneden naar boven richten, van straatcriminaliteit (blauwe boorden) naar criminaliteit in kantoren en bestuurskamers (witte boorden). Van crimes in the streets naar crimes in the suites. Sindsdien hebben witteboordencriminologen aandacht gevraagd voor de ernst van deze vormen van criminaliteit, die in hun ogen scherp contrasteert met de vaak (te) lichte straffen. Sutherland zou misschien zelfs pleiten voor klassenjustitie, maar dan omgekeerd: benadeling van de heersende klasse in de strafrechtketen. In ieder geval totdat de ernst van wittenboordencriminaliteit doordringt en zich vertaalt naar een hardere aanpak.
Een blik in het verleden zou Sutherland tevreden hebben gestemd. Bedrog, heimelijkheid en valsheden werden niet altijd minder erg gevonden dan diefstal, mishandeling of moord. Een interessant voorbeeld is te vinden in een van de hoogtepunten van de westerse literatuur, de Goddelijke Komedie van Dante Alighieri (begin veertiende eeuw). In de allegorie reist de auteur samen met Vergilius door de verschillende delen van de onderwereld: de hel, de louteringsberg en het paradijs. Hun reis begint in de hel, waar ze door verschillende lagen (ringen) reizen en langzaam afdalen naar het centrum van het inferno waar de duivel op een bevroren rivier over zijn koninkrijk waakt. Eerst komen ze langs personen die hun lusten en driften niet konden bedwingen (onmatigen) en niet veel later passeren ze de zware geweldplegers. Naarmate ze verder en verder afdalen en in de diepste krochten van de hel komen, vinden ze de personen die de ernstigste misdaden hebben gepleegd: bedriegers en verraders. Personen, vaak hoogwaardigheidsbekleders, die anderen hebben bedrogen en het in hun gestelde vertrouwen hebben misbruikt. Hoewel Dante ze niet expliciet noemt – enkele uitzonderingen daargelaten, zoals corrupte ambtenaren – zou hij wittenboordencriminelen waarschijnlijk in de dieptes krochten van de hel hebben gesitueerd. Net zoals middeleeuwse bedriegers schenden wittenboordencriminelen het vertrouwen dat in hun is gelegd, van klanten, burgers, aandeelhouders, opdrachtgevers, investeerders of toezichthouders.
Sutherland spreekt in een tweede, minder vaak aangehaalde definitie van wittenboordencriminaliteit van ‘a violation of delegated or implied trust’. Het schenden van vertrouwen karakteriseert wittenboordencriminaliteit en ook de ernst ervan. Niet dat deze gepleegd wordt door de heersende klasse per se. Het vertrouwen dat frauderende bestuurders, managers en bedrijfseigenaren ontvangen, maakt het mogelijk om fraude, witwassen en milieufeiten te plegen (het zwaard) en af te schermen (het schild). Hoewel gedelegeerd en impliciet vertrouwen niet evenredig over personen en bedrijven is verdeeld (meer status, meer vertrouwen?), maakt het in beginsel niet uit wie het vertrouwen schendt: internationale beursgenoteerde conglomeraten, een regionaal familiebedrijf of een startende mkb’er. Trusted Criminals is de titel van een veelgebruikt handboek voor studenten over wittenboordencriminaliteit.
Aanhangers van deze definitie stellen dat de focus op de daders met hoge status en veel aanzien een miskenning is van de aard van de hedendaagse ‘wittenboordencriminaliteit’. Ruim negentig jaar nadat Sutherland de term muntte, is wittenboordencriminaliteit steeds minder het exclusieve domein van sigaar rokende directeuren op de bovenste etage. Door een veelheid aan maatschappelijke veranderingen – de moderne verzorgingsstaat, deregulering, toename aantal bedrijven en opkomst van internet – zijn gelegenheidsstructuren en vertrouwensposities toegenomen en daarmee is de dadergroep sterk veranderd. Longitudinaal Amerikaans onderzoek laat zien dat bijvoorbeeld etnische minderheidsgroepen en vrouwen steeds vaker voorkomen in de strafrechtketen voor fraudedelicten. Onderzoek in Nederland toont dat een diverse groep personen (qua inkomen, vermogen, crimineel gedrag, enz.) zich inlaat met fraude, witwassen en milieucriminaliteit. Tekenen van emancipatie en sociale mobiliteit? In ieder geval lijkt wittenboordencriminaliteit gedemocratiseerd.
De ‘kritische’ criminologen in de traditie van Sutherland moeten er niets van hebben. Het loskoppelen van status (heersende klasse) van het delict (witteboordencriminaliteit) zou leiden tot het trivialiseren van de ernst en de aanpak van het fenomeen. Het richt de blik van wetenschappers en beleidsmakers (weer) naar beneden, naar in hun ogen kleine rommelaars en sjoemelaars, terwijl de aandacht naar boven gericht moet zijn. Sterker, er moet gekeken worden naar hoe (grote) bedrijven en anderen met macht hun invloed aanwenden om gelegenheidsstructuren te creëren, wetgevingstrajecten te beïnvloeden, regelovertreding te decriminaliseren en hiermee de ervaren ernst van wittenboordencriminaliteit te verkleinen. De bevoordeling van de heersende klassen in de strafrechtketen is huns inziens maar een deel (aan het einde van de rit) van het ‘echte’ probleem. Volgens deze criminologen – maar wellicht ook volgens menig fraude- en milieucriminaliteitbestrijder – zouden ook de politieke besluitvorming, wetgeving, beleidsvorming en handhavings- en toezichtkeuzes moeten worden meegewogen. In de conclusie doen de auteurs van het klassenjustitieonderzoek in wat cryptische bewoordingen een aanbeveling in deze richting. Vervolgonderzoek zou zich moeten richten op ‘andere aspecten van klassenverschillen in de samenleving en andere mogelijke vormen van klassenjustitie in andere rechtsgebieden zoals civiel en bestuursrecht’. Zouden ze doelen op wat de kritische criminologen al jaren betogen? Sutherland en zijn metgezellen zouden zo’n vervolgonderzoek in ieder geval van harte toejuichen. Maar ze zouden het antwoord waarschijnlijk ook al weten!