Accountancy in beweging
Tijdens de jaarlijkse toogdag voor accountants op 21 november 2018 nam minister van Financiën Hoekstra de accountancysector de maat: de kwaliteit van het accountantswerk was niet goed genoeg. In zijn woorden:
‘Zo zijn er de afgelopen jaren accountantsverklaringen afgegeven, die op basis van de beschikbare controle-informatie niet afgegeven hadden mogen worden. En te vaak lijkt het commerciële belang te prevaleren boven het publieke belang. Dat mag wat mij betreft nooit het geval zijn. Er moet dus meer gebeuren, en ook de snelheid van de hervormingen moet omhoog. Want een groot deel van de onderzochte controles van de big four waren in 2017 nog steeds onvoldoende.’
Hoekstra sprak zijn woorden uit op een moment dat de in 2014 door de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) ingestelde Monitoring Commissie Accountancy (MCA), in twee rapporten (2016 en 2018), al soortgelijke kritische kanttekeningen had geplaatst bij het functioneren van de accountancysector. Minister Hoekstra stelde eind 2018 zijn eigen onderzoekscommissie in: de Commissie Toekomst Accountancysector (CTA). Beide commissies publiceerden in januari 2020 hun eindrapport en kwamen grotendeels tot gelijksoortige bevindingen en aanbevelingen, onder meer op het terrein van het toezicht op accountants. Maar bijvoorbeeld ook ten aanzien van het business- en verdienmodel van accountantsorganisaties, hun cultuur en de aanpak van fraude.
Primair wordt het toezicht op accountants uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). In de praktijk houdt de AFM direct toezicht op de zes grootste vergunninghouders. Deze hebben een zogeheten OOB-vergunning, waardoor zij gerechtigd zijn om Organisaties van Openbaar Belang (OOB’s) te controleren. Het gaat dan bijvoorbeeld om beursgenoteerde ondernemingen en belangrijke overheidsinstellingen. Het toezicht op de ongeveer 270 niet-OOB-vergunninghouders is geregeld in een convenant tussen enerzijds de AFM en anderzijds de NBA en SRA (koepel van accountantsorganisaties in het mkb-segment). De twee laatstgenoemde partijen voeren thans de facto – onder gezag van de AFM – het toezicht op de niet-OOB-vergunninghouders uit.
De CTA noemde dit arrangement ‘ondoorzichtig en complex’, mede door ‘de dubbele petten’ van NBA en SRA, die zowel de belangen van de beroepsgroep behartigen als een rol hebben in het toezicht op de beroepsgroep. De MCA spreekt van ‘versnipperd toezicht’ en wil het toezicht in één hand brengen. Minister Hoekstra heeft in een kabinetsreactie op beide rapporten (20 maart 2020) aangegeven dat hij de analyse deelt dat het toezicht ‘eenvoudiger en transparanter’ moet en dat het toezicht op de niet-OOB-vergunninghouders in de toekomst ook feitelijk door de AFM moet worden uitgevoerd.
Dat de kwaliteit van de accountantscontrole onder de maat is (de navolgende gegevens zijn ontleend aan het MCA-rapport Spiegel voor de accountancysector, 14 januari 2020), blijkt onder meer uit de AFM-toetsingen sinds de invoering van het toezicht op accountants in oktober 2006. De AFM publiceerde sindsdien tien rapporten waarin verslag wordt gedaan van in totaal 314 dossiertoetsingen. Daarvan heeft de AFM ten aanzien van 211 toetsingen geoordeeld dat het dossier onvoldoende is dan wel dat er relevante bevindingen of ernstige tekortkomingen zijn. Bijvoorbeeld: het door accountants niet tonen van de vereiste professioneel-kritische instelling, het onjuist of onvoldoende diepgaand controleren, het niet verkrijgen van toereikende controle-informatie en/of het niet goed vastleggen van controlehandelingen en -bevindingen in het dossier.
Internationaal zijn er in 2018 in totaal 921 dossiers getoetst, waarvan ruim een derde tot kritische bevindingen heeft geleid. Belangrijk is ook dat de interne toetsingen binnen accountantsorganisaties slechts 70 procent aan voldoende dossiers laat zien. Feitelijk ligt het aantal voldoendes nog lager omdat de AFM een deel van de door accountantsorganisaties als voldoende aangemerkte dossiers alsnog een onvoldoende geeft.
De genoemde cijfers inzake de internationale toetsingen laten zien dat er niet alleen een probleem is in de Nederlandse accountancysector: het kwaliteitsprobleem speelt ook elders. Met als gevolg dat ook in andere landen onderzoekscommissies zijn opgetuigd, die telkenmale met kritische rapporten zijn gekomen. Dit speelt met name in Australië, het Verenigd Koninkrijk en Zuid-Afrika. De rode draad is dat de kwaliteit van de accountscontrole omhoog moet. Maar ook dat accountants – net als in de financiële sector het geval is – hun poortwachtersrol beter moeten vervullen. Op het gebied van onderwerpen zoals fraude, corruptie, witwassen, het niet naleven van sanctie- en kartelwetgeving, maar ook in geval van dreigende discontinuïteit bij door accountants gecontroleerde ondernemingen.
Bij al deze onderwerpen is het publiek belang in het geding. Dat is precies het belang dat accountants zouden moeten dienen. Dat doen is hun raison d’être. Zoals minister Hoekstra stelde: het commercieel belang (van accountants en hun clientèle) mag nooit uitgaan boven het publieke belang. Het is daarom van belang dat accountants laten zien dat zij niet alleen onder druk van de politiek, toezichthouders en de publieke opinie, maar ook vanuit eigen initiatief en kracht actie ondernemen. Het is voorts van belang dat zij de kwaliteit van hun dienstverlening zichtbaar verhogen, bijvoorbeeld door vaker te tonen dat zij hun poortwachtersfunctie – met name inzake het tegengaan van fraude en witwassen – serieus nemen. Alleen dan kunnen zij het publieke belang dienen en daarmee hun functie waarmaken. Die is in de woorden van de aartsvader van de Nederlandse accountancy, Théodore Limperg, geduid als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer. Waarvan akte.