Dit artikel gaat nader in op het strategisch procederen in het milieurecht en begint met een korte terreinverkenning. Aan de orde komt welke mogelijkheden al bestonden om vraagstukken aan de rechter voor te leggen en wat nu daadwerkelijk nieuw is. Vervolgens wordt bezien welke beperkte mogelijkheden de bestuursrechter heeft om zich over grote maatschappelijke vragen te uiten, en hoe de burgerlijke rechter met grote maatschappelijke vragen recent is omgegaan. Daarbij komen twee aandachtspunten van civiele procedures aan de orde. Deze leiden tot de conclusie dat het nog maar de vraag is of bereikte successen beklijven. |
Tijdschrift voor Omgevingsrecht
Meer op het gebied van Bestuursrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Redactioneel |
Vereende machten in de strijd tegen klimaatverandering? |
Trefwoorden | omgevingsrecht, strategisch procederen, Urgenda |
Auteurs | Prof. mr. K.J. (Kars) de Graaf |
Auteursinformatie |
Artikel |
Strategisch procederen in het milieurecht: bestuursrechter en civiele rechter |
Trefwoorden | omgevingsrecht, strategisch procederen, Urgenda |
Auteurs | Prof. mr. G.A. (Gerrit) van der Veen |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
De bakens verzet (!?)De civiele rechter in milieuzaken tegen de overheid |
Trefwoorden | omgevingsrecht, strategisch procederen, rechtsbescherming, Urgenda |
Auteurs | Prof. mr. E. (Eddy) Bauw |
SamenvattingAuteursinformatie |
Dit artikel bevat een reflectie op de stand van zaken waar het gaat om de behartiging van het milieubelang door middel van het privaatrecht. Een dergelijke reflectie begint in het verleden: hoe zijn wij gekomen waar wij nu zijn? En strekt zich uit naar de toekomst: welke ontwikkeling is te verwachten en wat is wenselijk? In deze bijdrage staan deze vragen centraal. |
Artikel |
Het Nederlandse stelsel van rechtsbescherming tegen plannen en programma’s getoetstOver het belang van het Verdrag van Aarhus en het Unierecht |
Trefwoorden | omgevingsrecht, strategisch procederen, Aarhus, luchtkwaliteit, rechtsbescherming |
Auteurs | Mr. E.J.H. (Ernst) Plambeck |
SamenvattingAuteursinformatie |
In deze bijdrage, die een weerslag biedt van de door Lorenzo Squintani gehouden presentatie tijdens de VMR-bijeenkomst op 31 mei 2018, staat de vraag centraal welke eisen het internationaal en Unierecht stellen aan rechtsbescherming tegen plannen en programma’s in het omgevingsrecht, en in hoeverre Nederland daaraan voldoet. Ter beantwoording van deze vraag wordt eerst het Verdrag van Aarhus en de implementatie daarvan in het Unierecht bekeken, waarbij ook de reikwijdte van het begrip ‘plannen en programma’s’ in het EU-milieurecht wordt geschetst. Daarna wordt ingegaan op de toetsing overeenkomstig het Unierecht en de (on)mogelijkheid van exceptieve toetsing. Dit wordt gevolgd door een analyse van het Nederlandse rechtssysteem, waarna geconcludeerd wordt dat dit rechtssysteem op onderdelen tekort lijkt te schieten, gelet op het internationaal en Unierecht. |
Artikel |
Nadeelcompensatie onder de Omgevingswet: hoe een stelselherziening in het omgevingsrecht leidt tot een systeemwijziging van het nadeelcompensatierecht |
Trefwoorden | planschade, Omgevingswet, nadeelcompensatie |
Auteurs | Mr. dr. G.M. (Berthy) van den Broek |
SamenvattingAuteursinformatie |
De stelselherziening in het omgevingsrecht heeft consequenties voor de vormgeving van de nadeelcompensatieregeling in de Omgevingswet (Ow). Bij het opstellen van de nadeelcompensatieregeling in de Ow zijn door de minister drie fundamentele keuzes gemaakt, die afwijken van de keuzes die de Awb-wetgever in 2013 heeft gemaakt. De eerste keuze is dat art. 15.1 Ow een wettelijke, limitatieve lijst van schadeoorzaken bevat, waarop uitsluitend besluiten zijn vermeld die rechtstreeks bindend zijn voor burgers. Een tweede keuze is dat bij ‘indirecte schade’ de peildatum voor de schadevergoeding wordt verschoven van het omgevingsplan naar de verlening van de omgevingsvergunning of de start van de vergunningsvrije activiteit. Een derde keuze is dat in art. 15.5 t/m 15.7 Ow materiële bepalingen zijn opgenomen die afwijken van de in de jurisprudentie ontwikkelde criteria. Naar aanleiding van de consultatiereactie en het advies van de Raad van State worden deze keuzes in dit artikel nader besproken. |