Redactioneel
Het kan u niet zijn ontgaan dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid bezig is met de grootste wetgevingsoperatie van deze eeuw tot nu toe: de modernisering van het Wetboek van Strafvordering. Het is een onderneming die haar weerga in het strafrecht in ieder geval niet kent sinds de introductie van het huidige Wetboek van Strafvordering in 1926. Het wetboek is sinds die tijd natuurlijk wel danig veranderd. Er zijn bepalingen bijgekomen, gesneuveld en aangepast. De grootste gedaanteverwisselingen hebben zich voorgedaan naar aanleiding van de voorstellen van de commissie-Moons, eind jaren ’80 en gedurende de jaren ’90, mede naar aanleiding van de bevindingen van de commissie-Van Traa. Door eerstgenoemde commissie kregen de regels aangaande de zitting hun huidige vorm, de tweede commissie is met name verantwoordelijk voor forse wijzigingen in het strafrechtelijk vooronderzoek. Daarnaast is een aantal onderdelen van het wetboek ingrijpend aangepast naar aanleiding van het onderzoeksproject Strafvordering 2001, waarbij onder meer de totstandkoming van de Wet OM-afdoening waarbij de figuur van de strafbeschikking is geïntroduceerd, in het oog springt. Zie voor de ambities met betrekking tot dat onderzoeksproject de notitie Algemeen kader herziening strafvordering (Kamerstukken II 2003/04, 29271, 1). Tot een integrale wijziging van het Wetboek van Strafvordering is het tot op heden evenwel niet gekomen.
Het startschot van deze modernisering van ons wetboek valt te horen in een rapport van de Algemene Rekenkamer uit 2012, Prestaties in de strafrechtsketen. In dat kritische rapport werd geconstateerd dat er een onbekende en ongewenste uitstroom van zaken was en dat de sturing binnen de strafrechtsketen niet was gericht op optimalisatie van de verrichtingen van alle ketenpartners. Het rapport leidde tot het (inmiddels afgesloten) programma Versterking prestaties strafrechtketen (VPS). Voornamelijk door middel van digitalisering, stroomlijning van werkprocessen en aanpassing van wetgeving was het de ambitie om strafzaken sneller, slimmer, beter en transparanter af te handelen. Meer concreet was de ambitie van het programma om meer zaken succesvol af te handelen, veroordeelden hun straf daadwerkelijk te laten ondergaan, verdachten sneller recht te doen en daders effectiever te straffen en de belangen van het slachtoffer in de strafrechtsketen een belangrijker plaats te geven.
Om ook de bestaande wetgeving te laten aansluiten op deze ambities, is vervolgens het project modernisering Wetboek van Strafvordering van de grond gekomen (aanvankelijk onder de koepel van het programma VPS, maar inmiddels als zelfstandig project). De modernisering van het wetboek heeft blijkens onder meer de nota waarin de contouren van het beoogde nieuwe wetboek worden geschetst (Kamerstukken II 2015/16, 29279, 278), als doel te komen tot een toekomstbestendig, voor professionals en burgers toegankelijk en in de praktijk werkbaar wetboek dat voorziet in een evenwichtig stelsel van rechtswaarborgen. Modernisering van het wetboek is volgens het ministerie nodig omdat op onderdelen onvoldoende rekening wordt gehouden met nieuwe technieken en sprake is van onnodige en vermijdbare lasten. Daarnaast is de samenleving ingrijpend veranderd door nationale en internationale ontwikkelingen, en door de opkomst van andere soorten criminaliteit. Als reden voor een nieuw wetboek geeft de contourennota ook op dat de vele wijzigingen de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van het wetboek geen goed hebben gedaan en dat een belangrijk deel van het strafprocesrecht inmiddels alleen in de jurisprudentie en niet meer in het wetboek terug te vinden is. Het strafprocesrecht is daardoor niet meer door het raadplegen van het wetboek, eenvoudig kenbaar voor de praktijk. Kortom, er moet een nieuw wetboek komen.
Het nieuwe wetboek zal bestaan uit acht boeken. Boek 1 betreft strafvordering in het algemeen. In Boek 2 wordt het opsporingsonderzoek geregeld. De spelregels aangaande de beslissing omtrent vervolging alsmede de verschillende vormen van buitengerechtelijke afdoening worden opgenomen in het derde boek. De berechting in eerste aanleg wordt geregeld in Boek 4. De rechtsmiddelen vindt men dan in Boek 5. De bijzondere regelingen zijn opgenomen in Boek 6. De internationale en Europese strafrechtelijke samenwerking wordt uiteindelijk geplaatst in Boek 7 en Boek 8 beslaat de tenuitvoerlegging.
De laatste twee boeken zijn inmiddels al – als wijziging van het huidige wetboek – in het Staatsblad verschenen, maar alleen Boek 7 is al geheel in werking getreden. Voor de eerste zes boeken zijn de concepten in februari en november 2017 voor consultatie vrijgegeven. De adviezen over de eerste twee boeken zijn inmiddels verschenen, die over de Boeken 3 tot en met 6 worden in augustus 2018 verwacht. De planning is dat begin 2019 de wetsvoorstellen naar de Afdeling advisering van de Raad van State gaan voor advies en later in dat jaar naar de Tweede Kamer zullen worden gestuurd.
Op dit moment zijn en worden de toekomstige gebruikers van het wetboek dus geconsulteerd over de voorstellen van de Boeken 1 tot en met 6. Ook de wetenschap kan zijn licht er sindsdien over laten schijnen. Het is daarom dat Boom juridisch is gekomen met het online Platform Modernisering Strafvordering en met het bijbehorend Tijdschrift Modernisering Strafvordering, waarvan dit het eerste nummer is. Deze majeure wetgevingsoperatie verdient ook naar de mening van de redactie haar eigen discussieforum. Het initiatief komt ook geen moment te vroeg, omdat thans de inbreng van buitenaf nog door het ministerie kan worden meegenomen in de uiteindelijke wetsvoorstellen die naar de Raad van State en de Tweede Kamer zullen gaan.
Omdat de ontwikkelingen in dit dossier elkaar snel opvolgen en iedereen er wel een mening over heeft, is gekozen voor de vorm van een volledig open access digitaal platform (www.moderniseringstrafvordering.nl), ondersteund door een papieren tijdschrift, waarop lezers zich desgewenst kunnen abonneren. Het onderhavige initiatief kent dus een hybride karakter, waarbij bijdragen eerst digitaal verschijnen op het online platform en vervolgens gegroepeerd in het tijdschrift worden uitgegeven. Dit heeft als belangrijk voordeel dat voorafgaand aan de publicatie in het tijdschrift online al discussie over de verschillende bijdragen kan worden gevoerd die vervolgens door de auteur bij publicatie van de betreffende bijdrage in het tijdschrift kan worden meegenomen. Lezers van het platform en het tijdschrift worden daarom ook nadrukkelijk uitgenodigd online op de gepubliceerde bijdragen te reageren.
De redactie is de auteurs van het eerste uur zeer dankbaar dat zij zo snel en vlijtig de pen hebben opgepakt om over diverse onderwerpen een commentaar te schrijven. Wij hopen dat er veel auteurs zullen volgen, zowel uit de wetenschap als uit de strafrechtspraktijk. Een breed palet aan commentaren op de plannen maakt dat de verantwoordelijk ministers, en uiteindelijk de wetgever, voorzien worden van constructieve inbreng op de concepten die nu het licht hebben gezien. De redactie roept dan ook eenieder op om over een of meer onderwerpen in de pen te klimmen. De redactie houdt zich wat dat betreft beschikbaar voor gevraagde en ongevraagde stukken.
De redactie