DOI: 10.5553/TMD/138638782024028001002

Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagementAccess_open

Artikel

De nieuwe Belgische wet van 19 december 2023 betreffende verzoening en veralgemeend gebruik van KMS: meer dan oplossend beslechten of beslechtend oplossen

Trefwoorden bemiddeling, geschillenbeslechting, bemiddelen, conflictbemiddeling, bemiddelingswet
Auteurs
DOI
Toon PDF Toon volledige grootte
Samenvatting Auteursinformatie Statistiek Citeerwijze
Dit artikel is keer geraadpleegd.
Dit artikel is 0 keer gedownload.
Aanbevolen citeerwijze bij dit artikel
Michaël Warson, 'De nieuwe Belgische wet van 19 december 2023 betreffende verzoening en veralgemeend gebruik van KMS: meer dan oplossend beslechten of beslechtend oplossen', Nederlands-Vlaams tijdschrift voor mediation en conflictmanagement 2024-1, p. 5-15

    This law builds on prior legislation from 2005 and 2018, aiming to further integrate alternative dispute resolution into the Belgian legal system. Key changes include mandatory establishment of KMS in various courts by September 1, 2025, promoting amicable settlements under the guidance of a judge acting as a mediator. The law seeks to enhance judicial efficiency and offer tailored conflict resolution options, though the maturity and preparedness of the legal landscape and professionals for these roles remain debatable.

Dit artikel wordt geciteerd in

    • Wat voorafging

      Na de eerste bemiddelingswet van 21 februari 2005 en de wet van 18 juni 2018 is de wet van 19 december 2023 een nieuwe stap in de uitbreiding, veralgemening en de promotie van figuren van aangepaste geschillenoplossing in het Belgisch juridisch landschap.1x Wet van 21 februari 2005 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling, BS 22 maart 2005; Wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, BS 2 juli 2018; Wet van 19 december 2023 houdende diverse bepalingen in burgerlijke en gerechtelijke zaken, BS 27 december 2023.
      De voorlaatste wet van 18 december 2018 was in dat genre helder en drieledig: (1) de aanpassing van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek (Ger. W.) (ter promotie van aangepaste geschillenoplossing), (2) de aanpassing (niet altijd verbetering) van de toen sedert 2005 reeds bestaande bemiddelingswet en (3) de invoering van een nieuw achtste deel van het Gerechtelijk Wetboek, genaamd ‘Collaboratieve Onderhandelingen’.2x Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en houdende wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, Parl. St. Kamer 2018, 2919/001, p 2-3.
      De wijziging van een aantal bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek (onder meer art. 519, § 4, art. 444, art. 730/1 en 731 Ger. W.) waren duidelijk van die aard (buiten)gerechtelijke geschillenoplossing te promoten in tegenstelling tot de al te automatische beslechting van geschillen.3x K. Geens, Justitieplan, Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid, p. 34.
      België maakt(e) in de Europese statistiek in dat opzicht geen al te beste beurt. Inherent daaraan was een herdefiniëring van de rollen van een aantal actoren van Justitie in die zin:

      • de gerechtsdeurwaarder: informatieplicht bij het afleveren van een exploot van de mogelijkheden van aangepaste geschillenoplossing (art. 519, § 4 Ger. W.);

      • de advocaat: een informatieplicht (als resultaatsverbintenis) ten aanzien van zijn cliënt van de snoepwinkel van de aangepaste oplossingsformats en een plicht tot streven naar een minnelijke oplossing ‘in de mate van het mogelijke’ (als inspanningsverbintenis) (art. 444 Ger. W.);

      • de magistraat: naast oordelend (beslechtend) rechter een bijkomende algemene taak en rol als (1) informatieverschaffer, (2) detector en verwijzer naar aangepaste geschillenoplossing en (3) als verzoener (art. 730/1 en 731 Ger. W.).

      De wet van 18 juni 2018 maakte naast het in het vooruitzicht stellen van een kwalitatieve dienst aan de burger eveneens een andere duidelijke keuze: verlichting van de werklast van de rechtbanken zodat die zich konden toeleggen om efficiënt(er) te doen wat daarvan verwacht mag worden: snel, efficiënt en voorzienbaar recht spreken (oordelen/beslechten). Wat beter gebeurt buiten de rechtbank, kan beter buiten de rechtbank gebeuren. Onnodig contentieux wordt beter opgelost ‘via een aangepast traject met een aangepaste regie in functie van een oplossing die past bij de noden van mensen die een oplossing zoeken’. Mensen in conflict zijn niet op zoek naar 2 kilo zuiver recht, maar naar 200 gram efficiënte oplossing. Recht is geen doel, maar een middel.
      De wet van 18 juni 2018 voegde ten opzichte van de bemiddelingswet van 21 februari 2005 belangrijke kwaliteitsgaranties toe ten behoeve van de oplossingszoekende (art. 238 wet 18 juni 2018): artikel 227quater Strafwetboek (Sw.) verbiedt niet-erkende (onbevoegde) bemiddelaars om tegen betaling te ‘bemiddelen’ (uitgezonderd in buitengerechtelijke b2b-issues). Met andere woorden: de wetgever van toen hoedde er zich voor om oplossingszoekenden over te leveren aan een Texas van zelfuitgeroepen coaches, helers of sjamanen die zonder gedegen aangeleerde, opgeleide en getrainde methodiek (en gebonden aan de eerbiediging van een deontologische code) aan de slag zouden gaan met mensen in conflict.
      Meerdere vliegen werden dus in 2018 in één klap geslagen:

      • informatieverplichting via gerechtsdeurwaarders, advocaten en magistraten;

      • vraag- en (ver)hoormogelijkheid door de rechter van wat eventueel vooraf al oplossend werd ondernomen om een gerechtelijke procedure te vermijden (inclusief de mogelijkheid tot het bevelen van een persoonlijke verschijning);

      • sterke verwijzingstools tot zelfs een beperkte mogelijkheid van opleggen van een bemiddeling voor de rechter, indien die in functie van een adequate detectie van oordeel is dat een oplossende poging meer opportuniteiten biedt dan te beslechten;

      • meer algemene verzoeningsmogelijkheden voor de rechter;

      • preferentiële outsourcing naar bemiddeling;

      • diverse lokale projecten van trajectkeuzebegeleiding maakten mensen wegwijs in de snoepwinkel van oplossings- en beslechtingstrajecten. Trajecten ‘op maat’ konden op die wijze worden aangevlogen afhankelijk van de noden van de betrokkenen en de situatie;

      • kwaliteit via gedegen opleiding, training, examinering en erkenning van erkende bemiddelaars met een minimum van 105 uren (waarvan minstens 30 uren praktijkoefeningen), aangevuld met een gedragscode en tuchtorgaan;

      Dit systeem leek en lijkt op het eerste zicht nog steeds goed te werken en te groeien. Het aantal bemiddelingen zit duidelijk in een stijgende lijn. De wet van 19 december 2023 lijkt de bij wet van 18 juni 2018 ingevoerde artikelen 730/1 en 731 Ger. W. te willen verfijnen en te veralgemenen (de veralgemening zit vooral in de institutionalisering van de Kamer voor minnelijke schikking, verder KMS genoemd). Of deze wet moet worden toegejuicht of niet, is afhankelijk van de toegevoegde meerwaarde in het bestaand justitieel landschap en met name de toegevoegde justitiële winst voor degene die een oplossing zoekt: de oplossingszoekende.

    • Was er een acute nood tot nieuwe wetgeving betreffende de veralgemening van verzoenings- en schikkingsmogelijkheden van rechters en rechtbanken?

      Mijn kort impulsief antwoord is: op het eerste gezicht neen. Als ‘neen’ wordt gezegd moet dit ook worden verduidelijkt.

      KMS: de rechter als bemiddelaar
      Rechtbanken hebben een eerste taak die de rechtzoekende historisch van hen verwacht: recht spreken, beslechten, oordelen. De enige rechtzoekende zou enkel degene mogen zijn die (1) ondanks begeleiding (belangengerichte onderhandeling, erkende bemiddeling, …) geen oplossing heeft ‘kunnen’ bereiken of (2) zelfs met begeleiding van een (vaardig) advocaat en/of een erkende bemiddelaar geen oplossing heeft ‘willen’ vinden.
      Dat veronderstelt uiteraard wel twee zaken: (1) dat zowel elke Belgische advocaat zijn wettelijke rol met toepassing van artikel 444 Ger W. daadwerkelijk kan spelen en speelt (begrijpen, kennen, kunnen, doen) én (2) dat de rechter zijn detecterende en verwijzende/opleggende rol even vaardig opneemt (begrijpen, kennen, kunnen, doen). Kort genomen betekent dit voor de rechter: vaardig luisteren, detecteren, informeren, verwijzen of opleggen.
      Hier is naar alle waarschijnlijkheid nog een hele weg af te leggen en hier ligt nog verantwoordelijkheid voor zowel advocaten als rechters. In de ideale wereld zou dit duidelijk zijn: in een Belgische rechtbank oordeelt men voorzienbaar en tijdig. Buiten die rechtbank lost men op (begeleid door vaardige partijdige en/of tussenpartijdige professionals). Duidelijk toch?
      Al is er nuance aan te brengen: zowel de vaardige gerechtelijke verzoening als de integratie van professioneel kundige KMS kunnen – voor zover bemand of bevrouwd door goed opgeleide professionals – een mooie aanvulling zijn in het oplossingslandschap onafgezien van de niet-acute nood daartoe.
      Maar wat is nu juist de Kamer voor minnelijke schikking? In 2013 heeft de wetgever bij de oprichting van de familierechtbank ook een KMS ingericht.4x Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie-en jeugdrechtbank, BS 29 september 2013. In de KMS zal de rechter de rol van bemiddelaar op zich nemen. De rechter zal in de KMS als het ware uit zijn klassieke rol als rechter treden en de jas aantrekken van schikkingsrechter. In de KMS zullen partijen (al dan niet bijgestaan door hun advocaten) op een vertrouwelijke en vrijwillige manier proberen te komen tot een oplossing van hun geschilpunten onder (bege)leiding van de schikkingsrechter. De schikkingsrechter zal in korte tijd (vaak 90 of 120 minuten) proberen om de partijen tot een oplossing te begeleiden door bijvoorbeeld advies te verlenen, oplossingen naar voren te schuiven en/of de partijen te confronteren met de juridische en gerechtelijke realiteit. Een schikkingsrechter zal zich net als een bemiddelaar onafhankelijk en onpartijdig opstellen maar is niet gebonden door de neutraliteit die een bemiddelaar dient te bewaken.
      De wetgever heeft de voordelen ingezien voor de partijen om onder begeleiding van een schikkingsrechter tot een onderhandelde en zelfgekozen oplossing te komen ten opzichte van een opgelegde oplossing. Met de wet van 19 december 2023 heeft de wetgever het systeem van de KMS dan ook uitgebreid naar andere rechtbanken.5x Wet van 19 december 2023 houdende diverse bepalingen in burgerlijke en gerechtelijke zaken, BS 27 december 2023. Op 1 september 2025 dienen de rechtbank van eerste aanleg, de arbeidsrechtbank, de ondernemingsrechtbank, het hof van beroep en het arbeidshof minstens één KMS te hebben opgericht. Tot 1 september 2025 is de oprichting van een KMS binnen deze rechtbanken en hoven facultatief.
      De KMS kent in Nederland geen gelijkwaardige tegenhanger. In Nederland zien wij wel eerste verkenningen waarbij de rol van de rechter verschuift naar de rol van de Nederlandse mediator. Er kan daarbij gedacht worden aan piketmediation, GOO-behandeling (Gericht-Op-Oplossing), de buurtrechters en schikkingsrechters. Bij geen enkele van deze modellen neemt de Nederlandse rechter echter daadwerkelijk de rol en hoedanigheid aan van de Nederlandse mediator. De rechter zal vanuit de belangen van de partijen en door meer diepgang voor het conflict en de onderliggende dynamieken te tonen pogen om de partijen tot een oplossing te begeleiden. Finaal zal het diezelfde rechter zijn die de knopen zal doorhakken indien een gehele oplossing uitblijft.6x M.S. Thomas & E. Koster, De rechter als bemiddelaar, in: M. Dubelaar, L. Glas, A. Terlouw & M. ter Voert (red.), Conflictoplossing: het domein van rechters?: Een vergelijkende studie naar rechterlijke en alternatieve conflictoplossing in verschillende rechtsgebieden, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 15-36.

      Het oplossingslandschap: terminologie
      Het oplossingslandschap is misschien nog te onvolwassen voor een goede kwalitatieve toepassing van gerechtelijke verzoening/minnelijke schikking comme il faut. Hoe onvolwassen het oplossingslandschap nog is, blijkt wel eens uit de foute terminologie zelf die academici, advocaten en magistraten nog steeds gebruiken. In diverse recente publicaties en seminaries blijkt persistente terminologische verwarring. Alternatieve geschillenbeslechting is daarvan een voorbeeld. Voor elke geoefende professional is het duidelijk: ofwel je beslecht, ofwel je lost op. Foute terminologische samentrekking duidt er gewoon op dat de essentie (nog) niet wordt begrepen.
      Het is nochtans niet moeilijk: een conflict laten beslechten is je lot uit handen geven aan een derde die voor jou beslist (rechtspraak, arbitrage of bindende derdenbeslissing). Oplossen is een deelnemer aan een conflict zijn lot uitermate zelf in handen laten nemen en (liefst met ondersteunende begeleiding) met de conflictpartner een uitkomst zoeken die tegemoetkomt aan de eigen doelen, waarden, belangen en behoeften die ieder past.
      Idem dito met de nieuwe wettekst, waaruit ook blijkt dat met name de wetgever zelf nog niet eigen is met het grotere plaatje van het oplossingslandschap. De woorden ‘verzoening’ en ‘minnelijke schikking’ worden irritant inconsistent door elkaar gebruikt.7x Zie hierbij onder meer artikel 28, 2° Wet 19 december 2023. Voor wat mij betreft: verzoening is het traject, schikking is het (te verhopen) resultaat. Alleen het gegeven al dat jargonterminologie niet juist kan worden aangewend door professionals geeft aan dat de essentie (nog) niet goed wordt begrepen. Als professionals de basics terminologisch nog niet goed uiteen kunnen houden, zegt dit mogelijk iets over het gemiddelde onderscheidend expertise­niveau dat in de praktijk wordt ingezet.
      Mogelijk is het landschap nog een beetje te onvolwassen voor een nieuw avontuur en was het misschien goed geweest zich eerst te verdiepen in wat er al was alvorens opnieuw te experimenteren in een landschap waarin mensen aan de slag moeten met zaken die net na gezondheid op de belangrijkste plaats komen: familie, relaties, geld, geluk, vrijheid, mentaal welzijn…

      Vaardigheden van de veldprofessionals
      De veldprofessionals zijn misschien ook nog te onvolwassen: oordelen/beslechten is niet hetzelfde als verzoenen/minnelijk schikken. Ceci n’est pas une pipe.
      Ten minste meer dan de helft van de Belgische advocaten volgde nog geen opleiding tot erkend bemiddelaar of collaboratieve advocaat, of genoten geen ADR-opleidingsonderdeel binnen de beroepsopleiding als stagiair-advocaat. Hetzelfde geldt wellicht ook voor magistraten. De meeste magistraten zijn net als de meeste advocaten zuiver opgeleid in kennisaspecten van recht (juridische kennis), met name de kennis om feiten om te zetten in middelen en zo een grijze reële waarheid te extrapoleren naar virtuele juridische zwart-witstandpunten. Standpunten zijn van die aard om een derde (de rechter) te overtuigen een beslissing in hun voordeel te nemen. Winnen doet een ander steeds verliezen. Recht spreken creëert een verliezer.
      Oplossen (zoals onder meer verzoenen of pogen te schikken) is uit een geheel ander vaatje tappen: die kunde vertrekt voor 80% vanuit het achterhalen uit de gegevens van het conflict welke doelen, waarden, belangen of behoeften de aanleiding waren voor het ontstaan van het conflict. Dat is iets heel erg anders. Dat vertrekt vanuit het gegeven dat je niet noodzakelijk een verliezer moet creëren om een conflict op te lossen. Dat doen vergt in de eerste plaats een heel erg verfijnde methodiek (grondig doortrainde vaardigheden dus): iets wat je niet leert uit een cursus of heel erg veel slides.
      Ondanks het gegeven dat de wet van 18 juni 2018 toch al ongeveer meer dan 5 jaren oud is, weet het merendeel van zowel advocaten als rechters bij God niet wat ze methodisch moeten met artikel 730/1, 731 en/of artikel 444 Ger. W.
      Oordelen gebeurt op basis van juridische kennis (knowledge) met een waarborg van tegenspraak, wapengelijkheid, objectief bewijs en gezag van de rechter. Verzoenen en pogen (te laten) schikken is een zoektocht en het ontginnen van doelen, waarden, belangen en behoeften en gebeurt hoofdzakelijk op basis van methodische en gestructureerde vaardigheden.
      Zulke vaardigheden veronderstellen inzicht in de bestanddelen van conflicten, de essentialia van een duurzame oplossing, zelfonderzoek op eigen rugzak en eigen allergieën van de opgeleide professional, inzicht in menselijk gedrag onder stress, inzicht in emoties, inzicht in de link tussen emoties en gevoelens, inzicht in escalatiedynamieken en ontmijningsvaardigheden, universele behoeften, communicatie-, luister-, vraag- en parafraseringstechnieken (kunnen doen), methodisch faseren, de exploratie van specifieke gedragspatronen en het hanteren ervan (in stress), het methodisch inzetten en organiseren van caucussen, het bewaken van traject­evenwicht, veilig realiteitstesten, WATNA/BATNA/ZOPA-technieken,8x WATNA: Worst Alternative to Negatiated Agreement, BATNA: Best Alternative To Negotiated Agreement, ZOPA: Zone Of Possible/Potential Agreement. enzovoort.
      Het werkmateriaal dat nodig is om de job van oordelend rechter uit te voeren is van een totaal andere planeet dan dat van de verzoenende rechter. Overstappen van de ene naar de andere rol is als van een speedboot overstappen op een racemotor. Beide zijn voertuigen om vooruit te komen, maar vergen een totaal andere knowhow en aanpak.
      De complexiteit van het begrijpen, kennen en daadwerkelijk kunnen doen vereist voor erkende bemiddelaars een minimum van 105 opleidingsuren. Erkenning vereist een examinering. Het hanteren van conflicten (en mensen in conflict) vergt bovenop natuurlijk talent vooral opleiding (waaronder onvermijdelijke praktijk­oefeningen).
      Noch alle rechters, noch de advocaten zijn al helemaal klaar om deze trajecten vaardig, afgestemd en efficiënt in te zetten naar een kwaliteit waar elke oplossingszoekende wel op zou moeten mogen kunnen rekenen. De wettelijk voorziene gespecialiseerde opleiding van vier dagen lijkt te summier om geheel adequaat vaardig en onmiddellijk te kunnen voldoen aan de kwaliteitseisen die elke verzoeningsmagistraat graag zou willen inzetten. De methodieken zijn sterk verwant aan die van de bemiddeling (zonder dat het een nochtans het ander is). ‘Begrijpen, kennen, kunnen en doen’ zijn één pakket. Doen staat daarin voorop en dat leer je niet een paar uurtjes. Het autorijexamen bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Het eerste gaat over kennis, het ander over doen (vaardigheid).

      Waarborgen voor de oplossings-/rechtzoekende
      De oplossings-/rechtzoekende geniet gegarandeerde waarborgen als die van een erkende bemiddeling/bemiddelaar. In de ‘gewone’ verzoenende zetting van een bodemrechter of de Kamer voor minnelijke schikking (KMS) geniet men echter heel andere waarborgen (vertrouwelijkheid, geheim, caucus, …).
      Elke rechter die zich zou inlaten met verzoenen of pogen te schikken zou – qua graad van kwaliteit en waarborgen – niet mogen onderdoen voor een erkende bemiddelaar. In 2018 werd alleszins sterk ingezet op kwaliteit (opleidingsgraad) van mensen die zich inlaten met de begeleiding van conflicten. Duidelijk vanuit een kwaliteitszorg. Binnen het kader van erkende bemiddeling geniet de oplossingszoekende meer dan flinke waarborgen, onder andere:

      • uitgebreide opleidings- en examengarantie (examen) erkende bemiddelaar;

      • gedragscode en tuchtsanctionering bij niet-naleving (evenwicht, geheimhouding, neutraliteit, verbod op advisering, enz.);

      • de waarborg op geheimhouding van de erkende bemiddelaar is vatbaar voor financiële sancties.

      Afhankelijk van de verzoeningspoging door een bodemrechter of die van een rechter die deel uitmaakt van een KMS geniet de oplossingszoekende (of is het hier een rechtszoekende?) geheel andere waarborgen. Is dit voor iedere oplossingszoekende (of is het een rechtzoekende?) duidelijk? Gebrek aan opleiding zou aanleiding kunnen geven tot geforceerde schikkingsdrift of schikkingsdwang. Forceren dus.
      Onderscheid moet worden gemaakt tussen de verzoenende bodemrechter van artikel 731 tot en met 734 Ger. W. en de rechters die zetelen in de KMS. Voor wat betreft een schikkingspoging van de verzoenende bodemrechter die een schikkingspoging onderneemt, zijn geen specifieke waarborgen gedefinieerd. Voor de KMS zijn die er wel (zie hierna: vertrouwelijkheid art. 1728 Ger W.). De praktijk zal uitwijzen of de reserve of de vrees al dan niet gegrond is.

    • Selectieve en summiere dissectie van de wet

      Algemeen

      Artikel 730/1 Ger. W.

      De rechter bevordert minnelijke oplossingen in elke stand van het geding. Aangenomen mag worden dat dit voornamelijk en algemeen duidt op de detectie-, informatie-, verwijzings- en oplegmogelijkheid die elke rechter heeft.
      De rechter heeft de mogelijkheid partijen te (onder)vragen en na te gaan (verifiëren) wat en hoeveel reeds werd ondernomen alvorens men tot een gerechtelijke procedure is overgegaan. De rechter kan en mag uitstellen om partijen toe te laten nog te onderhandelen. Evenzeer kan de rechter sensibiliseren om alsnog alternatieven voor de gerechtelijke procedure te overwegen.
      De rechter kan de zaak uitstellen met maximaal één maand om mogelijkheden of inzicht in trajectduidelijkheid te onderzoeken en/of alsnog een oplossing te vinden.
      Een bevel tot persoonlijke verschijning kan een hulpmiddel voor de rechter zijn om voorgaande zaken duidelijk en helder te krijgen.

      Verzoenen

      Artikel 731 Ger. W.

      Het is een kerntaak van de rechter om te verzoenen, maar de rechtzoekende mag niet worden verplicht. Partijen kunnen niet gedwongen worden om hun conflict op te lossen. Oplossen onder dwang is immers een contradictio in terminis. De caveat zou een eventuele oplossingsdrift of oplossingsdrang van de magistraat kunnen zijn, zoals hiervoor vermeld.
      Het gezag van de rechter is een krachtig en machtig instrument voor de oordelende rechter, maar is eerder onhandig en niet-dienend in het kader van een verzoenings­traject. Een goed verzoenend rechter (binnen of buiten KMS) tracht immers gebruik te maken van vraag-, luister- en herformuleringstechnieken (actief luisteren) die ertoe leiden dat de belangen van de partijen aan bod komen in de totstandkoming van een oplossing. Dat is een heel andere vraagaanpak dan de vragen die doorgaans worden gesteld door de oordelende rechter die vaak beperkt zijn tot wat, hoe en waarom.

      Artikel 731/1 Ger. W.

      Elkeen die een dading kan en mag sluiten en elk onderwerp dat vatbaar is voor dading (geen strijdigheid met openbare orde en goede zeden) mag het voorwerp zijn van een verzoeningstraject.
      Opnieuw wordt ook hier weer verwezen (net als de recente aanvulling in de bemiddelingswet) naar de bemiddelingswet die stelt dat de verwijzing naar bemiddeling zou kunnen worden geweigerd bij ‘aanwijzingen van geweld, bedreiging of elke andere vorm van druk’. Bemiddeling en verzoening/minnelijke schikking zijn wettelijke formats die de vrijwilligheid vooropstellen. Met andere woorden: elke partij kan op elk ogenblik het verzoeningstraject of een bemiddelingstraject ongestraft verlaten. De bemiddelingswet voorziet daarbij wel nog extra (art. 1729 Ger. W.) dat de rechter aan de beëindiging van een bemiddeling geen negatieve connotatie mag verbinden ten aanzien van de ene of de andere partij.

      Artikel 732 en 733 Ger. W.

      Deze artikelen regelen de procedure met onder meer de termijn van oproeping, de wijze van oproeping (gewone brief) en de schorsing van procedure- en verjaringstermijnen voor de duur van het traject.

      Kamer voor minnelijke schikking

      Artikel 734/1 Ger. W.

      Zowel rechtbanken van eerste aanleg, de arbeidsrechtbanken als de ondernemingsrechtbanken dienen uiterlijk 1 september 2025 een Kamer voor minnelijke schikking in te richten die informeel kan worden verzocht een verzoeningstraject te openen voorafgaand aan de aanvang van een gerechtelijke procedure of wanneer een gerechtelijke procedure reeds werd aangevat.
      Tijdens een lopende gerechtelijke procedure kan een zaak steeds worden verwezen naar de KMS, voor zover niet elke partij zich daartegen verzet. Deze oplegmogelijkheid is merkwaardig genoeg ruimer in de tijd dan de verplichte verwijzing naar een bemiddeling die tot dusver beperkt is tot een maand na de neerlegging van verweerconclusies (art. 1734 Ger. W.).

      Artikel 734/4, § 1 Ger. W.

      Het gerechtelijk verzoeningstraject in de KMS verloopt discreet in Raadkamer: het is vertrouwelijk en elke betrokkene is gehouden tot geheimhouding, met toepassing en verwijzing naar artikel 1728 Ger. W. van de bemiddelingswet (gesanctioneerde waarborg).
      Artikel 1728 Ger. W. regelt de toepassing en de sanctionering van de vertrouwelijkheid en de geheimhouding binnen het kader van de bemiddelingswet.
      De rechter kan en mag afzonderlijke gesprekken voeren met partijen. Hierbij kan hij meer dan een vraag stellen. Het kost enorm veel vaardigheid om een caucus (apart geheim onderonsje met de rechter) doelmatig juist in te zetten, te weten wanneer en hoe die veilig wordt ingezet en met zorg voor het evenwicht tussen partijen. Bij onoordeelkundig gebruik (poging tot forcering bijvoorbeeld) dreigt zeer snel onvoldoende comfort en waarborg voor de onpartijdigheid, neutraliteit en onafhankelijkheid van de rechter. Dit soort instrumenten is absoluut niet te overwegen voor beginners.

      Artikel 734/4, § 2 Ger. W.

      Partijen verschijnen in persoon en kunnen in voorkomend geval worden bijgestaan door een advocaat of andere ondersteuner. De vraag is wat bedoeld wordt met ‘in voorkomend geval’. In trajecten die achter gesloten deuren verlopen, waar snel moet worden geschakeld in zaken die vaak geen dagelijkse kost zijn voor mensen of waarbij mensen onder de indruk zijn van de setting, is de bijstand van een advocaat of een ander kundig vertrouwenspersoon absoluut onontbeerlijk.
      Het is te overwegen verzoeningstrajecten binnen KMS nooit te laten plaatsvinden zonder bijstand van een advocaat om absoluut te garanderen dat een gerechtelijke minnelijke schikking ook daadwerkelijk werd gesloten met kennis van zaken over álle aspecten van de schikking.
      Aangenomen mag worden dat de rechter – net als erkende bemiddelaars – een informatieplicht heeft ten aanzien van de deelnemers van de schikkingspoging. Die is echter niet wettelijk verankerd of deontologisch geborgd. Er is bovendien een groot verschil tussen informeren en adviseren. Het borgen van het evenwicht tussen de deelnemers is evenmin gegarandeerd door een wettelijke of deontologische verankering. Neem daarbij de (nog) beperkte opleidingsgraad en eenieder begrijpt dat hier toch een groot veld openstaat voor accidenten.

      Artikel 734, § 3 en § 4 Ger. W.

      Het verzoeningstraject kan steeds worden beëindigd (vrijwilligheid). De schikkingsrechter kan (later) niet (meer) ten gronde tussenkomen (anders dan de verzoenende rechter waaromtrent niets wordt bepaald).

    • Hoe en wanneer goed gebruikmaken van deze wet

      Indicaties om goed en veel gebruik te maken van verzoeningstrajecten

      • voorlopige maatregelen om onherstelbaar nadeel te voorkomen;

      • voorlopige maatregelen in combinatie met verwijzing naar of opleggen van erkende bemiddeling (bijv. verblijfmaatregelen voor een duur van één maand, aanstelling van een adviserend deskundige in de bouw, aanstelling van een voorlopig bewindvoerder over een onderneming, enz.);

      • kortetermijnafspraken over een standstill (lont uit het kruitvat);

      • zaken met een klein geldelijk belang die geen aanzienlijke kosten en erelonen voor partijdige procedurele bijstand behoeven;

      • zaken die geen narratief noodzaken van meer dan één uur;

      • zaken waarin de doelen, waarden, belangen en behoeften niet complex zijn;

      • eenvoudige problematiek;

      • zaken die door alle partijen als ‘urgent’ worden ervaren omdat onherstelbaar nadeel dreigt;

      • zaken waarin advocaten een evidente en door cliënten gewenste oplossing in de weg staan.

      Contra-indicaties van het ondernemen van of het verwijzen naar een verzoeningstraject

      • complexe belangen en behoeften;

      • lang narratief (meer dan één uur);

      • zaken met lange voorgeschiedenis;

      • meerdere systemische dynamieken (ondernemings- en familiedynamiek);

      • meer dan twee partijen;

      • grote financiële of andere grote inzet van het conflict;

      • personen met evidente DSM-problematiek;

      • personen met hoge emotionaliteit;

      • wantrouwen omtrent vertrouwen in onpartijdigheid;

      • niet-transparantie of onduidelijkheid over belangen en behoeften.

      Mantra’s die kunnen helpen

      • goede verzoeningsrechters laten oordelende rechters thuis;

      • enkel belangen, behoeften, doelen en waarden zijn van belang;

      • niet het rechterlijk gezag, maar verbinding is de olie in de machine;

      • partij-ondersteuners zijn geen vijanden, maar coregisseurs/samenwerkende partners;

      • verzoeningsdrift of verzoeningsdrang zijn de grootste vijand;

      • de oplossingszoekende heeft recht op kwaliteit (inclusief voldoende opleiding).

    • Wat mogen we verwachten?

      Een op het eerste gezicht lelijk eendje kan altijd een mooie zwaan worden. Veel zal afhangen van de kwaliteit die elke actor gemotiveerd in dit format zal willen steken.
      Voor zover verzoeningsrechters zich kwaliteitsvol tonen als empathische, methodisch vaardige en efficiënte begeleiders zonder drift- of oplossingsdwang en ook de advocatuur in snel tempo opschiet en bijbeent om even vaardig ondersteunend en samen met schikkingsrechters een juiste rol in dit soort formats te spelen, kan ook deze figuur succes kennen naast de erkende bemiddeling.
      Alles zal vallen of staan met de kwaliteit van de praktijk. De praktijk zal zich tonen door het sérieux waarmee de verzoenende rechters of de schikkingsrechters van de KMS degelijkheid tonen door een voldoende aan opleiding (kwaliteit) en het heel erg sterk inzetten op waarborgen die bijvoorbeeld in de erkende bemiddeling worden gewaarborgd door een wettelijk en deontologisch kader: evenwicht, vrijwilligheid, onpartijdigheid, neutraliteit, onafhankelijkheid, informeren en niet adviseren.
      Ik wens de gebruikers van de gerechtelijke verzoening en KMS die met de wet van 19 december 2023 werd ingevoerd en al wie betrokken is en ermee in aanraking komt veel succes toe. Ik hoop innig dat de rechters die de praktijk inzetten, tonen dat het format nodig was en waard was om te worden veralgemeend. Alles staat en valt met de verzoenende en schikkingsrechters die ermee aan de slag zullen moeten in de praktijk. Ik hoop dat ze het nieuwe oplossingsformat ‘recht’ doen.

    Noten

    • 1 Wet van 21 februari 2005 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek in verband met de bemiddeling, BS 22 maart 2005; Wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, BS 2 juli 2018; Wet van 19 december 2023 houdende diverse bepalingen in burgerlijke en gerechtelijke zaken, BS 27 december 2023.

    • 2 Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en houdende wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, Parl. St. Kamer 2018, 2919/001, p 2-3.

    • 3 K. Geens, Justitieplan, Een efficiëntere justitie voor meer rechtvaardigheid, p. 34.

    • 4 Wet van 30 juli 2013 betreffende de invoering van een familie-en jeugdrechtbank, BS 29 september 2013.

    • 5 Wet van 19 december 2023 houdende diverse bepalingen in burgerlijke en gerechtelijke zaken, BS 27 december 2023.

    • 6 M.S. Thomas & E. Koster, De rechter als bemiddelaar, in: M. Dubelaar, L. Glas, A. Terlouw & M. ter Voert (red.), Conflictoplossing: het domein van rechters?: Een vergelijkende studie naar rechterlijke en alternatieve conflictoplossing in verschillende rechtsgebieden, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 15-36.

    • 7 Zie hierbij onder meer artikel 28, 2° Wet 19 december 2023.

    • 8 WATNA: Worst Alternative to Negatiated Agreement, BATNA: Best Alternative To Negotiated Agreement, ZOPA: Zone Of Possible/Potential Agreement.


Print dit artikel