25 jaar TMD: 1997-2021
-
Wat is er bereikt?
Het zou niet gepast zijn om op deze plek als redactie te bepalen wat er is bereikt in de afgelopen 25 jaar. Daarmee zou een voorschot worden genomen op wat de diverse auteurs daarover nog in TMD te berde zullen brengen. Niettemin verdient aflevering 1 in dit bijzondere jaar een bijzondere introductie. Een introductie die enigszins verder reikt dan de gebruikelijke aankondiging van de artikelen in dit nummer.
Het aandachtspunt ‘wat is er bereikt’ doet meteen de vraag rijzen hoe men zou moeten, of kunnen, beoordelen of er nu veel dan wel weinig is bereikt in de periode 1997-2021. Waar dient men dan naar te kijken? De volgende indeling kan daarbij behulpzaam zijn.
Allereerst: wat is er bereikt om mediation/bemiddeling een volwaardige conflictbeslechtingsoptie te laten zijn (1a), en wat is er bereikt voor de mediator/bemiddelaar als een volwaardig professional (1b)?
Vervolgens: wat is er bereikt dankzij de aandacht voor mediation/bemiddeling? Hier valt te denken aan inzichten en vaardigheden die op allerlei manieren hun weg in de samenleving vinden (2a), maar ook aan een beter begrip van het perspectief van de burger die in een conflict verwikkeld is, en die moet kiezen: ‘hoe ga ik nu verder?’ (2b).
De eerstgenoemde vragen (1a en 1b) zijn vooral van belang voor bemiddeling/mediation als professie. De laatstgenoemde aspecten (2a en 2b) hebben een breder en fundamenteler bereik. Deze aspecten tezamen worden weerspiegeld in de TMD-missie: het bieden van een podium als vakblad, en als wetenschappelijk tijdschrift, althans als tijdschrift van een zich ontwikkelend (nieuw) interdisciplinair (of multidisciplinair) wetenschapsgebied. -
Beginpunt
In aflevering 1 komen de pioniers op mediationgebied in Nederland aan het woord. Zij stonden op hun beurt weer op de schouders van anderen. Daarom wordt een korte passage gewijd aan wat er was gerealiseerd op het vlak van mediation, toen begin 1997 de allereerste aflevering van – toen nog – het ‘Tijdschrift voor Mediation’ verscheen. In zijn openingsartikel in die eerste aflevering herinnerde Rob Jagtenberg daaraan.1x R.W. Jagtenberg, Mediation: een drieluik, TMD, 1997, nr. 1, p. 2 e.v.
Bemiddeling in de generieke betekenis van het woord (men zou heel globaal kunnen zeggen: een proces waarbij een derde persoon conflictpartijen bijstaat in het bereiken van een oplossing, vaak in de vorm van een compromis) is zo oud als de weg naar Rome, waar reeds de praetor regelmatig bemiddelde.
TMD zou zich echter gaan richten op bemiddeling in specifieke zin, op mediation. Er werd gekozen voor de Engelse term, omdat de term ‘bemiddeling’ verward zou kunnen worden met het fenomeen tussenpersonen, die, los van enig conflict, een nog niet bestaand contact of relatie tot stand helpen brengen.
Jagtenberg ging in zijn openingsartikel in op de destijds nog niet altijd heldere afbakening van de specifieke, moderne bemiddeling/mediation ten opzichte van andere methoden die vooral bij juristen bekend waren, zoals bilateraal onderhandelen, arbitrage en schikken onder leiding van de rechter.
Inmiddels is bekend dat mediation/bemiddeling een conflictoplossingsmethode betreft waarvan de effectiviteit herhaaldelijk is aangetoond door wetenschappelijk onderzoek.
Speciaal getrainde en gekwalificeerde mediators/bemiddelaars opereren op basis van een eigen ‘body of knowledge’. Het onderzoek dat in deze kennis resulteerde was door gedragswetenschappers verricht. Hoewel de wortels van TMD in de juristerij liggen – de eerste uitgever was Law & Practice Publishers – dient men steeds voor ogen te houden dat de professionele bemiddeling/mediation het resultaat is van een kruisbestuiving tussen juristen en gedragswetenschappers.2x Hier springt meteen de schitterende titel ‘Gaius treft Sigmund’ in gedachten, de titel van een symposium dat twee Nederlandse beroepsverenigingen op mediationterrein, te weten de sectie mediation van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Nederlandse Vereniging van Mediation Advocaten (NVVMA) omstreeks 2005 organiseerden; zie Jacques de Waart en Rob Jagtenberg, NVVMA Symposium Afscheid John Bosnak, TMD 2010, nr. 2, p. 47 e.v. In de diverse interviews en rondetafelgesprekken wordt aandacht besteed aan die kruisbestuiving.
Het systematisch onderzoek naar het repertoire van mens en dier in een als bedreigend ervaren conflictsituatie begon in de eerste helft van de vorige eeuw. Veelal wordt de fysioloog Walter Bradford Cannon genoemd, die rond 1929 als eerste de ‘fight or flight’-reactie in kaart heeft gebracht.3x W.B. Cannon, The Wisdom of the Body, New York: Norton, 1932.
In de jaren daarna werd ook de optie van ‘onderhandelen’ steeds verder verkend door psychologen, bedrijfskundigen en speltheoretici. Langs deze weg komt men via Blake & Mouton, Howard Raiffa en Roger Fisher (en vele anderen) terecht bij het bekende Harvard ‘Program on Negotiation’.4x R. Blake & J.S. Mouton, The Managerial Grid, Houston: Gulf publ. 1964; H. Raiffa, The Art and Science of Negotation, Cambridge MA: The Belknap press of Harvard University Press 1982; R. Fisher & W. Ury, Getting to Yes, Boston: Houghton Mifflin 1981 en latere edities. Het waren echter vooral juristen die met hun praktische instelling de gedragswetenschappelijke kennis concreet toepasbaar maakten door inbedding van de vernieuwde consensuele conflictoplossing methode in de (rechts)praktijk.
Niet alleen moeten hier Frank Sander en Robert Mnookin worden genoemd, maar ook Owen Fiss en Bayliss Manning die met hun – anno 2021 nog steeds zeer leesbare – polemische essays de voors en tegens van onderhandelen en mediation, ook uit juridisch oogpunt, onder een breder publiek bekend maakten.5x F. Sander, Varieties of Dispute Processing, p. 65 e.v. in: A.L. Levin & R.R. Wheeler, The Pound Conference: Perspectives on Justice in the Future, St Paul MN: West publ. 1979; R.H. Mnookin & L. Kornhauser, Bargaining in the shadow of the law, Yale Law Journal 1978 (88), p. 950 e.v. B. Manning, Hyperlexis our national disease, Northwestern Law Review 1977 (71) p. 6 e.v.; Owen Fiss, Against settlement, Yale Law Journal 1984 (93) p. 1073 e.v. Daar kunnen gedragswetenschappers met een juridische interesse zoals Marc Galanter, William Felstiner en Rick Abel nog aan worden toegevoegd.6x W.L. Felstiner, R. Abel & A. Sarat, The emergence and transformation of disputes: naming, blaming, claiming, Law and Society Review 1980 (15), p. 1 e.v.; M. Galanter, Reading the Landscape of Disputes – what we know and don’t know (and think we know) about our allegedly contentious and litigious society, UCLA Law Review 1983 (4), p. 37 e.v.
Ere wie ere toekomt: het waren dus vooral Amerikaanse auteurs die de zaken in de jaren zeventig en tachtig in beweging brachten. Maar wie waren de pioniers van de moderne mediation in Nederland? -
Pioniers in Nederland
Als er iemand is die de kwalificatie ‘pionier’ verdient, is het wel Peter Hoefnagels (1927-2011). Peter Hoefnagels was van 1965 tot 1993 hoogleraar criminologie en jeugd- en familierecht aan de Erasmus Universiteit en in de beginjaren van TMD verbonden aan onze redactieraad. Hoefnagels was jurist en gedragswetenschapper, en geldt als de grondlegger van de scheidingsbemiddeling.
Een inkijk in de bemiddelingspraktijk die hij in 1974 startte, heeft hij destijds zelf geboden in de eerste jaargang van TMD. Als redactie zijn wij verheugd dat dit bijzondere artikel, dat niet meer online beschikbaar is, in deze aflevering in de oorspronkelijke lay-out postuum kon worden gereproduceerd als een hommage aan de pionier Peter Hoefnagels.
Hijzelf kon in zijn artikel toen reeds terugblikken op bijna 25 jaar praktijkervaring. Sindsdien heeft de tijd natuurlijk niet stilgestaan. Het was oud-TMD redacteur Brigitte Chin-A-Fat die op het idee kwam om in briefvorm aan Peter Hoefnagels te berichten over wat er sinds de verschijning van zijn artikel in 1997 is gebeurd op het gebied van de scheidingsmediation.7x Brigitte Chin-A-Fat werkt in haar eigen praktijk Chin-A-Fat De Voort Familierechtadvocaten en Mediators; daarnaast is zij onder meer betrokken als trainer bij en coördinator van de Mediationopleiding van de vFAS.
Deze interessante en ook persoonlijke brief treft u meteen aan na het opnieuw gepubliceerde artikel van Peter Hoefnagels. Deze twee bijdragen kan men als één geheel lezen.
Hoefnagels was waarschijnlijk de eerste, maar zeker niet de enige die de nieuwe inzichten in effectieve bemiddeling al in de jaren zeventig oppakte. Iemand die hier ook genoemd moet worden is Ali Hanekroot (1934-2006), die de nieuwe inzichten vanaf eind jaren zeventig begon te verwerken in zijn trainingen, onder andere ten behoeve van de beroepsopleiding voor advocaten. Hij was nauw betrokken bij de ontwikkeling van het Centrum voor Conflicthantering (CvC), vermoedelijk het eerste van alle erkende Nederlandse opleidingsinstituten voor mediators. Meer recent heeft het CvC, onder leiding van Linda Reijerkerk, een cruciale rol gespeeld bij de vestiging in 2014, en continuering, van de eerste bijzondere leerstoel mediation aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Een belangrijke mijlpaal voor de erkenning van het vakgebied.
Steeds weer blijkt hoe concrete, individuele personen door hun inzet, betrokkenheid en visie hebben bijgedragen aan belangrijke ontwikkelingen. -
Van circa 1990 tot circa 2010: succesvolle publiek-private samenwerking
Tegen het einde van de jaren tachtig werden de eerste organisatorische initiatieven zichtbaar. Zo werden in 1989 opgericht: de Vereniging van Familierecht Advocaten-scheidingsbemiddelaars, toen VAS, nu vFAS (vereniging van Familie- en erfrecht Advocaten Scheidingsmediators). Dit was feitelijk de eerste volledige beroepsvereniging van mediators, met eigen toelatingseisen en een eigen tuchtrecht.
In 1989 zag ook de Stichting Geschillenoplossing Automatisering, SGOA, het licht. Waar de vFAS kon bouwen op inmiddels jarenlange ervaring, begaf SGOA zich op het destijds geheel nieuwe en voor rechters en arbiters nog onbekende terrein van de computertechnologie. Dit vormde bij uitstek een mogelijkheid om niet alleen de potentie van mediation, maar ook die van andere, hybride benaderingen zoals het executive tribunal te verkennen.
Dit waren belangrijke initiatieven, maar steeds op een afgebakend, specialistisch terrein. Er was nog geen podium of forum op landelijk niveau, voor iedereen met interesse in mediation, hetzij als aanbieder, hetzij als vragende partij.
Op dat moment trad Steve Whittaker naar voren. Het eerste interview in deze TMD-aflevering is met deze naar Nederland verhuisde Engelse advocaat. Redacteuren Roger Ritzen en Rob Jagtenberg bespreken met Steve Whittaker de oprichting van het Nederlands Mediation Instituut (NMI) medio jaren negentig, wat daaraan voorafging, en wat er sindsdien zoal in de organisatie van mediation is gebeurd.
Kwaliteitskeurmerken voor mediatortrainingen en een landelijk register voor gekwalificeerde mediators waren de eerste stappen die moesten worden gezet. Als rode draad door de NMI-oprichtingsfase loopt de bottom-up-benadering; van enthousiastelingen die elkaar vinden en die – belangrijk – de Nederlandse overheid weten te winnen voor het mediation gedachtegoed.
Het toenmalige Ministerie van Justitie bleek geïnteresseerd om te kijken of, en zo ja hoe, de rechtspraak een verbinding zou kunnen aangaan met mediation. Het ministerie had daartoe in 1996 een denktank genaamd het ‘ADR Platform’ opgericht (waarvan ook uw hoofdredacteur deel mocht uitmaken), om te adviseren over de mogelijkheden en de benodigde voorwaarden. Het bleek op dat moment vooral te schorten aan gegevens over allerlei elementaire zaken rondom mediation.
In maart 1998 organiseerde het ministerie een internationale conferentie met de titel ‘Mediation: the Alternative?’. Tijdens deze conferentie werd aan Nederlandse maar ook Amerikaanse specialisten, onder wie Robert Mnookin van Harvard University, de vraag voorgelegd wat rechters, advocaten en de wetgever zouden moeten doen om mediation tot een werkzaam alternatief binnen het rechtssysteem te kunnen laten uitgroeien.8x J.M. Schoenmakers et al., Mediation the Alternative? Conference Book, Den Haag: Ministerie van Justitie 1998. Duidelijk werd dat er voor verwijzing vanuit de rechtspraak eerst experimenteel onderzoek moest worden gedaan om vast te stellen wat mogelijk en haalbaar zou zijn.
Het ministerie klopte aan bij de rechtspraak en trof daar geen gesloten deur. Integendeel, binnen de rechtspraak bleek al een Kring van rechters met belangstelling voor mediation te bestaan. Op de vraag wie in dat gezelschap een voorstel voor een onderzoek binnen de rechtspraak zou willen schrijven, trad één rechter enthousiast naar voren: Machteld Pel, vicepresident van het Gerechtshof Arnhem. Voor velen in Nederland en daarbuiten is zij nog altijd ‘Mrs. Mediation’. Het voorstel dat zij schreef werd vrijwel een-op-een overgenomen als basis voor het ‘Landelijk Project Mediation naast Rechtspraak’. Dit werd een onderzoek dat op dat moment qua volledigheid zijn weerga in Europa niet kende.
Het tweede interview in aflevering 1 is met Machteld Pel. Samen met redacteur Rob Jagtenberg blikt zij terug op de verwijzingscursussen waarin rechters, samen met mediators, zich de nieuwe vaardigheden eigen maakten en het verschil tussen ‘schikken’ en ‘mediation’ leerden waarderen. Verwijzen naar externe mediators was mogelijk, nu de gekwalificeerde mediators zich inmiddels hadden georganiseerd via het NMI. Omgekeerd kregen de mediators zaken aangereikt via de aan het project deelnemende rechtbanken. Zo werd een bijzondere vorm van publiek-private samenwerking tussen rechtspraak en mediators een feit.
In het interview passeren diverse voorbeelden uit Machteld Pel’s jarenlange ervaring als rechter en als mediator de revue. In het Landelijk Project Mediation werden continu gegevens verzameld van alle betrokkenen (rechters, advocaten en partijen zelf), vanaf het voorleggen van de optie ‘mediation’ tot langere tijd na afloop van mediations of procedures. Dit alles resulteerde in meerdere publicaties, die ook in het buitenland de aandacht trokken.
Om af te ronden met een – bijna jaloers klinkend – citaat van de Amerikaanse hoogleraar Thomas Stipanovich:‘The Netherlands, with its long and multi-faceted traditions of third party assisted bargaining and active efforts by the Ministry of Justice supporting institutions, has proven to be the most fertile ground for the development of modern mediation; even here, however, the supply of trained mediators far outstrips the demand.’9x Foreword, in: Nadja Alexander (red.), Global Trends in Mediation, 2e druk, Alphen aan de Rijn: Kluwer Law International 2006.
-
Van circa 2010 tot heden: verdere groei, spanningen en vrees voor fragmentatie
Het Landelijk Project Mediation liep uiteindelijk door tot in 2009. Op dat moment was het nodige bereikt. In het licht van de veelbelovende uitkomsten van het Landelijk Project waren en werden bij de meeste rechterlijke instanties verwijzingsvoorzieningen ingesteld.
Daarnaast groeide het aantal NMI-geregistreerde mediations fors; van enkele honderden rond de eeuwwisseling naar ca. 50.000 rond 2010.10x Zie daarvoor de Stratus-onderzoeken, die te vinden zijn via de MfN-website. Zie ook het overzichtsartikel van Huub Sprangers, De Mediatorsfederatie Nederland, TMD 2014, nr. 1, p. 7 e.v., met verdere verwijzingen. Van meer recente datum is het ‘Panteia’-onderzoek: P. van der Zeijden & R. Vogels, De Nederlandse Mediationmarkt, Zoetermeer: Panteia 2019. Veruit de meeste zaken betroffen (en betreffen nog steeds) de scheidingsbemiddeling, het zilver en het brons gingen (en gaan) naar mediation in individuele arbeidsgeschillen, en naar buurtbemiddeling.
Slechts een beperkt percentage van deze zaken had de mediator overigens bereikt via de rechter. In echtscheidingen kozen de ex-partners (mits on speaking terms) vaak samen voor de hulp van een enkele scheidingsbemiddelaar; in arbeidsgeschillen kwam de mediator vaak binnen dankzij de protocollen van bedrijfsartsen, en buurtbemiddelaars raakten vaak betrokken via organisaties in een wijk of via de politie.
Al met al: mediation bloeide en gevestigde alternatieven voor rechtspraak, zoals arbitrage, bindend advies en klachtbehandeling hadden rond 2010 – qua volume – het nakijken. Ook het aantal NMI-erkende opleidingsinstituten, ieder vaak met een eigen niche, was rond 2010 behoorlijk toegenomen. Evenals het aantal geregistreerde mediators: zo’n 4.500 personen, van wie er zich 900 na een nadere selectie op basis van praktijkervaring en PE-punten ‘gecertificeerd’ mochten noemen.
Maar er waren ook onderstromen van spanning ontstaan. Veel mediators beschouwden het NMI als ‘hun’ beroepsvereniging. In werkelijkheid was het NMI een stichting op enige afstand, tussen de mediators enerzijds en de overheid/samenleving anderzijds. Onder de NMI-paraplu hadden mediators zich gedurende het eerste decennium georganiseerd in een groot aantal regionale, sectorale en functionele verenigingen. Sectoraal wil zeggen: naar aandachtsgebied; functioneel wil zeggen: naar opleidings- of beroepsachtergrond.
Een landelijke vereniging waarin mediators met uiteenlopende achtergronden terecht zouden kunnen, werd in 2002 opgericht: de Nederlandse Mediatorsvereniging (NMv). De hoop dat hiermee één landelijke vereniging ter behartiging van alle mediatorsbelangen tot stand was gebracht, bleek ijdel. De belangen bleken kennelijk toch te divers.
Voor vertegenwoordigers van het NMv en de vier daaropvolgend grootste beroepsorganisaties werd vanaf 2009 wel structureel plaats ingeruimd binnen het NMI-stichtingsbestuur. In TMD heeft Huub Sprangers in diverse bijdragen over al deze ontwikkelingen geschreven, waaronder het informatieve en genuanceerde hoofdartikel De Mediatorsfederatie Nederland, in TMD 2014, nr. 1.11x Zie ook voor een impressie uit die tijd, waarin de sluimerende spanningen in de verte doorklinken: Ad Kil & Rob Jagtenberg: Rondetafelgesprek met vier Nederlandse opleidingsinstituten. TMD 2008, nr. 4, p. 61 e.v. De auteur heeft zich in dat artikel ingespannen om inzichtelijk te maken wat zich in deze periode ‘binnenskamers’ afspeelde. Van buiten kwam daarbij nog de EU-Mediationrichtlijn (2008/52/EC) en de vraag hoe deze door de Nederlandse wetgever geïmplementeerd zou worden.
Oud TMD-redacteuren Ellen van Beukering en Peter van Schelven hebben de wederwaardigheden op dit punt beschreven in een instructieve publicatie.12x E.J.M. van Beukering-Rosmuller & P.C. van Schelven, De implementatie van de Europese Mediationrichtlijn in het Nederlandse recht, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers 2013. Intrigerend blijft dat oorspronkelijk een maximale implementatie (wetgeving inclusief voor binnenlandse geschillen) op stapel stond, maar dat de Eerste Kamer daar uiteindelijk een streep door zette, wegens onduidelijkheid over de kwaliteitseisen. Vooralsnog werd daarom volstaan met een minimale implementatie (wetgeving alleen voor grensoverschrijdende geschillen). De noodzaak van betere coördinatie in de mediatorgemeenschap werd daardoor sterker gevoeld. Dit heeft ongetwijfeld een rol gespeeld in de omvorming van NMI tot MfN per 2014, waarbij een aantal taken van het NMI in uitvoeringsorganisaties binnen de federatiestructuur kwam te rusten.
Inmiddels was door Tweede Kamerlid Ard van der Steur een drietal initiatiefwetsvoorstellen ingediend, met als doel het instellen van een officieel kwaliteitsregister en het verschaffen van een (aan opname daarin verbonden) beschermde titel. Daarnaast werd de invoering van wettelijke maatregelen voorgesteld ter stimulering van het gebruik van mediation in civielrechtelijke en administratiefrechtelijke procedures.13x Zie o.a. Rob Jagtenberg & Herman Verbist, Interview met Kamerlid Ard van der Steur: de wetsvoorstellen bevordering mediation, TMD 2014, nr. 2, p. 44 e.v. Achter de schermen had mediator Fred Schonewille veel werk verzet om deze voorstellen gerealiseerd te krijgen.
Deze wetsvoorstellen brachten echter aanzienlijke interne verdeeldheid tussen diverse groepen mediators aan het licht. Na de benoeming van Van der Steur tot Minister van Justitie kwam een aangepast en geïntegreerd wetsvoorstel tot stand. Ook dit voorstel haalde de eindstreep niet. Achter de schermen is vervolgens gesleuteld aan een verbeterde versie, waarbij diverse experts met vereende krachten de wetgever de juiste richting hebben trachten te wijzen.14x Maurits Barendrecht, Peter Ingelse, Fred Schonewille, Jacques de Waart & Frederique van Zomeren, Van ‘in gebreke’ naar ‘in verbinding’, NJB 2018/1298.
Het derde interview in deze aflevering is met de persoon die nauw betrokken was bij alle opeenvolgende initiatief- en conceptwetsvoorstellen: Fred Schonewille. Als onvermoeibaar en uitgesproken voorvechter van wetgeving, is hij het afgelopen decennium uitgegroeid tot een van de gezichtsbepalende mediators in Nederland. Een vernieuwer ook, die aan de basis stond van premarital mediation in Nederland en nieuwe mediationvariaties ontwikkelde voor de problematiek rond familiebedrijven.
Met redacteur Roger Ritzen keek Fred Schonewille ook naar België, waar de bestaande mogelijkheid van een nalatenschapsovereenkomst Nederland tot voorbeeld zou kunnen strekken. Deze ontwikkelingen bieden perspectief voor de toekomst, maar de gang van zaken rond de wetsvoorstellen blijkt tot nu toe frustrerend te zijn geweest, en niet alleen voor deze mediator uit de school van Peter Hoefnagels.
Velen waren onaangenaam verrast toen demissionair minister Sander Dekker per brief van 25 juni 2021 onverwacht aankondigde af te zien van het in consultatie brengen van het conceptwetsvoorstel, en daarmee nu ook het nieuwste voorstel in te trekken.15x Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, 25 juni 2021 inzake Conceptwetsvoorstel Mediation. De brief is te downloaden vanuit de officiële website www.rijksoverheid.nl.
De minister meent dat voldoende draagvlak in de beroepsgroep ontbreekt… -
Terug naar deze aflevering
Dit was een lange redactionele introductie, met vooral als doel het verloop van het interview met Steve Whittaker over de ontwikkeling van mediation in Nederland helemaal te kunnen volgen. De daags voor dat interview gepubliceerde brief van de minister was een belangrijk gespreksonderwerp, ook met het oog op de toekomst van mediation in Nederland. De MfN had kort hiervoor nog een ‘nationaal stimuleringsplan mediation na de coronacrisis’ gepubliceerd, getiteld ‘Met Mediation naar Herstel’.16x Het plan is te downloaden vanuit de officiële MfN-website https://mfnregister.nl. Het naarstig zoeken naar wegen om meer mensen te overtuigen van het nut van mediation gaat hiermee voort.
Die zoektocht had eerder al een impuls gekregen door het spraakmakende onderzoek van Giuseppe De Palo en het ADR Center in Italië, ten behoeve van het Europees Parlement. De Palo heeft als geen ander gewezen op de ‘mediation paradox’, het feit dat personen die mediation gebruikt hebben enthousiast zijn, het ook hoger waarderen dan rechtspraak, terwijl toch maar weinigen die zich naar de rechter begeven de mediation optie daadwerkelijk (opnieuw) kiezen.17x Giuseppe De Palo & Romina Canessa, The EU Parliament Study ‘Rebooting the Mediation Directive’ – An overview of its key findings and a response to its critics, TMD 2014, nr. 1, p. 36 e.v. Dat, terwijl mediation veel financiële voordelen biedt.
Een vraag die ik hier vanuit de redactie zou willen opwerpen is: waarom zijn er niet veel meer economen en accountants geïnteresseerd in onderzoek naar mediation? Deze disciplines zijn spaarzaam vertegenwoordigd ten opzichte van de voornaamste academische bloedgroepen in de wereld van mediation: de psychologen en de juristen. Ivor Brinkman heeft destijds in TMD een boeiend model ontvouwd om de maatschappelijke kosten en baten van mediationinzet te berekenen.18x Ivor Brinkman, De maatschappelijke kosten van conflicten: een modelmatige benadering, in: TMD 2015, nr. 2, p. 32 e.v. Hij is door een commissie van de Tweede Kamer hierover gehoord. In de recente brief van Sander Dekker ontbreekt een afweging op dit punt.
Of moet men minder wanhopen, en valt de situatie in Nederland, internationaal gezien, eigenlijk wel mee? Huub Sprangers gaf in zijn eerder aangehaalde TMD-artikel cijfers ter vergelijking met andere Europese landen, en ook een inschatting van het volgens hem maximaal haalbare. Steve Whittaker betoont zich in het interview in deze aflevering genuanceerd en zeker niet geheel uit het veld geslagen.
Als redactie laten we het woord hierover verder aan onze auteurs in de jubileumafleveringen, en uiteraard aan de lezers. -
Tot slot
De twee op zichzelf staande bijdragen in deze aflevering sluiten goed aan bij wat tot nu werd besproken.
Frankrijk is nog altijd een belangrijke jurisdictie voor zowel België als Nederland. In hun bijdrage ‘Mediation à la française’, over recente ontwikkelingen bij onze (in)directe zuiderbuur, maken Marinka Schillings en Thom Verkuilen, advocaten en mediators te Parijs, onder andere melding van recent Frans empirisch onderzoek naar de effecten van verplichte verwijzing naar mediation. De uitkomsten suggereren dat verplichting toch niet echt lijkt te werken.
Dan is er het signalement van de wetenschappers van de Radboud Universiteit in Nijmegen, over het succesvolle symposium ‘De positie van de rechter in het domein van conflictoplossing’ en de naar aanleiding daarvan te publiceren bundel.
Tijdens dit symposium boog men zich onder andere over de vraag in hoeverre rechters hun werkwijze hebben aangepast naar aanleiding van op conflictoplossing gerichte ontwikkelingen in diverse rechtsgebieden. Wellicht past dit in de Nederlandse visie inzake ‘Conflictbeslechting op Maat’, een streven dat uit al het onderzoek tot nu toe in Nederland gedestilleerd lijkt te kunnen worden. De redactie kijkt uit naar de dit najaar in boekvorm te publiceren Nijmeegse verhandelingen. Met de rechter zijn we verrassend, aan het eind, terug bij het allereerste begin van TMD, waar in het reeds genoemde openingsartikel de Nederlandse geleerde Paulus Merula werd geciteerd:‘Het Officie van allen Jugen is Partyen vriendelyck te appoincteren, en tot een minlyk Accoord te brengen; in wat staate ook ’t Proces zy (…).’19x Paulus Merula, Manier van procederen in de Provintiën Hollandt, Zeelandt en West-Vrieslandt, belangende civile zaken. Leiden: by Joh. Arnold Langerak, 1741 (merkelijk vermeerdert met Aantekeningen de Hedendaagsche Praktyk betreffende door Mr. Gerard de Haas) Lib. IV, titel 54, cap. I.
Het heeft in alle opzichten een tijd geduurd, maar nu is het moment daar: de redactie presenteert u de eerste TMD-aflevering in de 25e jaargang van het tijdschrift – met recht een jubileumjaar!
Wat is er in die 25 jaar bereikt, op het gebied van bemiddeling/mediation? Dat wil zeggen: wat is bereikt in de professionele praktijk in Nederland en in België? Wat is er bereikt qua wetenschappelijk inzicht in de wijzen waarop wij met conflicten omgaan? En, niet te vergeten: wat heeft TMD zelf in die afgelopen periode bijgedragen aan de ontwikkelingen? Wat zou de missie van TMD voor de komende 25 jaar moeten zijn?
De afleveringen in dit jubileumjaar zijn zodanig vormgegeven dat optimaal gelegenheid wordt geboden tot inzicht en ideeënvorming omtrent deze vragen.
In deze eerste aflevering staan vooral de ontwikkelingen in Nederland centraal, terwijl de derde aflevering overwegend is gewijd aan de ontwikkelingen in België. In de vierde aflevering wordt de lezer meegenomen voorbij de grenzen van de Benelux en van Europa.
Deze geografische uitsplitsing is niet zonder reden. Per land, regio of werelddeel is inmiddels veel ervaring opgedaan met mediation en conflictmanagement. Het is interessant om te bezien of daarbij sprake is van typische, lokale eigenaardigheden of brede, internationale trends.
Interviews zijn een gewaardeerde rubriek in TMD. In de afleveringen 1, 3 en 4 zijn dan ook meerdere interviews opgenomen, vaak met gezichtsbepalende personen, en in de vorm van rondetafelgesprekken.
In deze drie afleveringen is er ook ruimte voor andersoortige, kortere artikelen over actuele onderwerpen.
Missen we nog iets? Natuurlijk: aflevering 2! Valt daar al iets over te zeggen? Jazeker, maar volstaan wordt hier met de aankondiging dat de tweede aflevering dit jaar een zeer speciaal karakter krijgt …
Noten
-
1 R.W. Jagtenberg, Mediation: een drieluik, TMD, 1997, nr. 1, p. 2 e.v.
-
2 Hier springt meteen de schitterende titel ‘Gaius treft Sigmund’ in gedachten, de titel van een symposium dat twee Nederlandse beroepsverenigingen op mediationterrein, te weten de sectie mediation van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en de Nederlandse Vereniging van Mediation Advocaten (NVVMA) omstreeks 2005 organiseerden; zie Jacques de Waart en Rob Jagtenberg, NVVMA Symposium Afscheid John Bosnak, TMD 2010, nr. 2, p. 47 e.v.
-
3 W.B. Cannon, The Wisdom of the Body, New York: Norton, 1932.
-
4 R. Blake & J.S. Mouton, The Managerial Grid, Houston: Gulf publ. 1964; H. Raiffa, The Art and Science of Negotation, Cambridge MA: The Belknap press of Harvard University Press 1982; R. Fisher & W. Ury, Getting to Yes, Boston: Houghton Mifflin 1981 en latere edities.
-
5 F. Sander, Varieties of Dispute Processing, p. 65 e.v. in: A.L. Levin & R.R. Wheeler, The Pound Conference: Perspectives on Justice in the Future, St Paul MN: West publ. 1979; R.H. Mnookin & L. Kornhauser, Bargaining in the shadow of the law, Yale Law Journal 1978 (88), p. 950 e.v. B. Manning, Hyperlexis our national disease, Northwestern Law Review 1977 (71) p. 6 e.v.; Owen Fiss, Against settlement, Yale Law Journal 1984 (93) p. 1073 e.v.
-
6 W.L. Felstiner, R. Abel & A. Sarat, The emergence and transformation of disputes: naming, blaming, claiming, Law and Society Review 1980 (15), p. 1 e.v.; M. Galanter, Reading the Landscape of Disputes – what we know and don’t know (and think we know) about our allegedly contentious and litigious society, UCLA Law Review 1983 (4), p. 37 e.v.
-
7 Brigitte Chin-A-Fat werkt in haar eigen praktijk Chin-A-Fat De Voort Familierechtadvocaten en Mediators; daarnaast is zij onder meer betrokken als trainer bij en coördinator van de Mediationopleiding van de vFAS.
-
8 J.M. Schoenmakers et al., Mediation the Alternative? Conference Book, Den Haag: Ministerie van Justitie 1998.
-
9 Foreword, in: Nadja Alexander (red.), Global Trends in Mediation, 2e druk, Alphen aan de Rijn: Kluwer Law International 2006.
-
10 Zie daarvoor de Stratus-onderzoeken, die te vinden zijn via de MfN-website. Zie ook het overzichtsartikel van Huub Sprangers, De Mediatorsfederatie Nederland, TMD 2014, nr. 1, p. 7 e.v., met verdere verwijzingen. Van meer recente datum is het ‘Panteia’-onderzoek: P. van der Zeijden & R. Vogels, De Nederlandse Mediationmarkt, Zoetermeer: Panteia 2019.
-
11 Zie ook voor een impressie uit die tijd, waarin de sluimerende spanningen in de verte doorklinken: Ad Kil & Rob Jagtenberg: Rondetafelgesprek met vier Nederlandse opleidingsinstituten. TMD 2008, nr. 4, p. 61 e.v.
-
12 E.J.M. van Beukering-Rosmuller & P.C. van Schelven, De implementatie van de Europese Mediationrichtlijn in het Nederlandse recht, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers 2013.
-
13 Zie o.a. Rob Jagtenberg & Herman Verbist, Interview met Kamerlid Ard van der Steur: de wetsvoorstellen bevordering mediation, TMD 2014, nr. 2, p. 44 e.v.
-
14 Maurits Barendrecht, Peter Ingelse, Fred Schonewille, Jacques de Waart & Frederique van Zomeren, Van ‘in gebreke’ naar ‘in verbinding’, NJB 2018/1298.
-
15 Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer, 25 juni 2021 inzake Conceptwetsvoorstel Mediation. De brief is te downloaden vanuit de officiële website www.rijksoverheid.nl.
-
16 Het plan is te downloaden vanuit de officiële MfN-website https://mfnregister.nl.
-
17 Giuseppe De Palo & Romina Canessa, The EU Parliament Study ‘Rebooting the Mediation Directive’ – An overview of its key findings and a response to its critics, TMD 2014, nr. 1, p. 36 e.v.
-
18 Ivor Brinkman, De maatschappelijke kosten van conflicten: een modelmatige benadering, in: TMD 2015, nr. 2, p. 32 e.v.
-
19 Paulus Merula, Manier van procederen in de Provintiën Hollandt, Zeelandt en West-Vrieslandt, belangende civile zaken. Leiden: by Joh. Arnold Langerak, 1741 (merkelijk vermeerdert met Aantekeningen de Hedendaagsche Praktyk betreffende door Mr. Gerard de Haas) Lib. IV, titel 54, cap. I.