-
Twee disciplines: memory studies en transformative justice
Aan de hand van het onderzoeksproject Dialogics of Justice, waar de leerstoel Historical Memory & Transformative Justice op voortbouwt, zal ik nader ingaan op bovenstaande vragen. De naam van de leerstoel is ontleend aan twee disciplines, waar ik als wetenschapper voor sta. Als historicus heb ik lange tijd gewerkt op het gebied van Memory Studies, in het bijzonder Holocauststudies, en over de vraag hoe het verleden intergenerationeel doorwerkt in families. De laatste jaren ben ik mij meer gaan richten op vragen rondom Transitional Justice.14x Beide velden, Memory Studies en Transitional Justice, groeien naar elkaar toe; zoals in de nieuwe series van Palgrave ‘Transitional Justice and Memory Studies’. Voor mij was het belangrijk om beide disciplines in deze leerstoel te integreren en mij tevens te verbinden aan het opkomend wetenschapsgebied Transformative Justice. De naam van de leerstoel is tevens een manier om duidelijk te maken dat – als het om gerechtigheid gaat – het verleden deel moet uitmaken van het gesprek: History matters for justice.
Zonder kennis van het verleden is zinvol herstel – het aanpakken van de onderliggende oorzaken – onmogelijk. Politiek filosoof Janna Thompson argumenteert dat intergenerationele relaties (‘familielijnen’) niet alleen een cruciaal onderdeel zijn van families, maar ook van de politiek en de samenleving met haar instituties. Voor haar is intergenerationele verantwoordelijkheid een cruciale term in het debat over historisch onrecht.15x Thompson (2009). Daarmee distantieert Thompson zich van een liberale filosofische traditie, waarin er slechts ruimte is om trots te zijn op de geschiedenis van een land, terwijl de donkere kanten, de gebeurtenissen waarvoor men zich schaamt of waarover men zich schuldig voelt, onbesproken blijven. Dit ‘ahistorisch liberalisme’ ziet niet in, betoogt ze, dat historische herinneringen op gespannen voet staan met hoe burgers zich doorgaans identificeren als leden van hun samenleving. Recentelijk zien we een trend onder Transformative Justice-onderzoekers om vooral een toekomstgerichte verantwoordelijkheids-benadering te omarmen in plaats van een achterwaarts gerichte aansprakelijkheids-benadering.16x Zie bijvoorbeeld: Lu (2017). Zoals Maeve McKeown (2021) echter betoogt, zijn beide nodig om de erfenis van slavernij aan te pakken. Het niet integreren van een historisch perspectief voelt voor betrokkenen (zoals de eerdere voorbeelden hebben laten zien) echter als een soort ontkenning. De uitdaging is de juiste balans tussen verleden en toekomst te vinden.17x Omdat het juist de continuïteiten zijn tussen vroegere en huidige vormen van onrecht en justice struggles (Rigney, 2018) en de sociale en politieke omstandigheden nu, die deze roep om erkenning agenderen (Markell, 2003). Deze focus op de randvoorwaarden karakteriseert ook Transformative Justice.
Transformative Justice is opgekomen binnen het domein van Transitional Justice, gekenmerkt door het aanpakken van structureel en systemisch geweld, gericht op het identificeren van de ‘oorzaken’ in plaats van het aanpakken van de ‘symptomen’, gericht op civiele en politieke rechten, maar ook sociaaleconomische aspecten.18x Gready & Robins (2014, 2019), Hoddy & Gready (2020). Het gaat dan om de vraag of we ook in structurele en systemische zin van herstel kunnen spreken, of we de machtsverhoudingen kunnen wijzigen die nu nog steeds verandering in de weg staan. Aan de ontwikkeling van deze stroming zijn verschillende auteurs verbonden.19x Voor een overzicht, zie hoofdstuk 2 (Transitional justice’s transformative turn: how we got here, what we know and what we don’t) in McAuliffe (2017). Hij evalueert het veld, laat zien hoe het Transitional Justice-veld met een smaller idee van justice begon (een transitie van een autoritaire staat naar een liberale democratie) en – na veel kritische evaluatie – zich doorontwikkelde naar een ‘extraordinarily ambitious’ programma, dat niet alleen straf en herstel wilde, maar een rechtvaardigere samenleving (distributive justice). McAuliffe verwijst naar Hugo van der Merwe: Transitional Justice bleef een concept dat bekritiseerd werd als ‘as superficial for addressing only the excessive use of oppressive power or the ravages of collective violence rather than the basic nature of an exploitative system’ (McAuliffe, 2017, p. 39). Deze kritiek raakt in het bijzonder de postkoloniale context. Terwijl Transitional Justice zich de volgende doeleinden stelde: ‘establishing a consensus about the past, ending impunity and reinforcing the relevance of human rights norms … accounting for particular wrongdoing by particular actors against particular victims’, gaat Transformative Justice over ‘agentless, all-encompassing society-wide structures’. Het doeleind is niet langer ‘een politieke transitie’, maar de ‘regeneratie’ van een hele samenleving (idem). Wij volgen allereerst Paul Gready en Simon Robins, die de ‘turn’ van Transitional naar Transformative Justice vooral een ‘nieuwe agenda voor de praktijk’ hebben genoemd,20x Gready & Robins (2014, p. 343). welke eerder de empirische benadering van Transitional Justice beoogt te versterken dan de dominante normatieve benadering.
In ons geval betekent dit een verschuiving van de focus van het juridische naar het sociale, dus naar de betekenis en impact van juridische processen op het leven van betrokkenen. Aldus kunnen we gerechtigheid dichter bij huis brengen, waarbij agency, relatievorming en vooral participatie de sleutelwoorden zijn:‘Transformative justice requires a radical rethinking of participation in transitional and transnational justice interventions. It seeks a form of participation that engages with but transforms victimhood.’ (Gready & Robins, 2014, p. 358)
Daarmee worden ook systeemvragen aan de orde gesteld: Wat is de kwaliteit van het proces van participatie? Creëert dat proces agency en verandert het tegelijk de machtsverhoudingen? Kunnen we de lastige logics van ‘wie erkent’ en ‘wie wordt erkend’, van ‘wie geeft erkenning’ en ‘wie ontvangt’ in de dialogen herkennen en deconstrueren? Kunnen we de logica en de signatuur van historisch geweld en bijhorende machtsverhoudingen overstijgen?21x Immler (2021, p. 267). Zie ook Balkenhol (2016) en Jones (2020).
Volgens Brianne McGonigle Leyh en Julie Fraser zijn de concepten Transformative Justice en Tranformative Reparation bijzonder nuttig als ‘language of demand’ en als ‘advocacy tool’ om structurele situaties van slachtofferschap en marginalisatie aan te pakken en een ‘gedeeld, gemeenschappelijk begrip van het transformatieve doel’ te ontwikkelen.22x McGonigle Leyh & Fraser (2019). Men moet weten wat men beoogt om zijn eisen te kunnen verwoorden. Dit vraagt om voorbij de kritiek op bestaande maatregelen te gaan om positieve alternatieven te kunnen formuleren. Het concept ‘transformative justice’ helpt daarbij.In het navolgende laat ik eerst aan de hand van het voorbeeld ‘Nederlands slavernijverleden’ zien hoe beperkt onze verbeelding is over wat erkenning inhoudt en hoe die verbeelding verruimd zou kunnen worden. Dan introduceer ik enkele andere casussen van historisch onrecht uit ons bredere onderzoeksproject Dialogics of Justice, waar de leerstoel Historical Memory & Transformative Justice op voortbouwt. Ten slotte zal ik uiteenzetten welke theoretische – en vooral dialogische – benaderingen we bij elkaar brengen om de nieuwe lens van Transformative Justice verder te ontwikkelen.
-
Herstel anders denken: het Nederlandse slavernijdebat
Het slavernijverleden – nog niet zo lang geleden beschouwd als een historisch tijdperk – is in Nederland volop aanwezig in het publieke debat.23x Deze casus is uitgebreider beschreven in Slaveries & Post-Slaveries (Immler, 2021). Ik bespreek kort hoe opvattingen over ‘erkenning en herstel van historisch onrecht’ de afgelopen twee decennia zijn veranderd, vooral omdat wij de stemmen van de betrokken groepen zelf sterker horen.
Keti Koti – de jaarlijkse herdenking op 1 juli van de formele afschaffing van de slavernij in de voormalige Nederlandse koloniën Suriname en de voormalige Nederlandse Antillen in 1863 (feitelijk pas in 1873) – heeft zich de laatste twee decennia ontwikkeld van een lokaal evenement voor de gemeenschap van nazaten tot een breed publieksevenement dat te volgen is op de nationale televisie. Het vindt plaats bij het nationaal monument in het Oosterpark in Amsterdam, dat koningin Beatrix in 2002 inhuldigde met woorden van ‘diepe wroeging’ over slavenhandel en slavernij door de West-Indische Compagnie.
Terwijl in 2013, de 150ste herdenking, de aanwezigheid van Koning Willem-Alexander louter symbolisch was, en de claims van ‘excuses’ en ‘herstelbetalingen’ zonder respons bleven, werd de nationale herdenking in 2020 gevolgd door een debat over institutioneel racisme in de Tweede Kamer. Premier Rutte stelde het Adviescollege Dialooggroep in, die ging uitzoeken wat er zou moeten gebeuren om het slavernijverleden te erkennen. Het adviescollege komt een jaar later met een rapport – ‘Ketens van het Verleden’ – en het volgende advies:24x www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/07/01/adviescollege-dialoogroep-slavernijverleden-presenteert-eindrapport-ketenen-van-het-verleden.‘Het slavernijverleden te erkennen als een misdaad tegen de menselijkheid; op nationaal niveau excuses aan te bieden; oprichten van nationaal museum; een nationale herdenkingsdag op 1 juli; meer onderzoek/onderwijs over het slavernijverleden en -erfenis; en instellen van een Koninkrijksfonds voor structurele en duurzame financiering van herstelmaatregelen, onder meer op de Caribische eilanden.’
Meer en meer wordt de dialoog gezocht met de samenleving als geheel: naast nationale actoren nemen de grote steden steeds meer de hoofdrol op zich. Burgers gaan hun gemeenten benaderen en vragen om meer te investeren in kennis en bewustzijn,25x Voorbeelden van zulke initiatieven: www.mappingslavery.nl; www.ketikotitafel.nl; www.theblackarchives.nl. monumenten en excuses (Amsterdam in 2021 en Utrecht in 2022). Naast de geschiedenis komt het familieperspectief steeds meer op de voorgrond te staan, wat de nauwe banden tussen verleden en heden en de verstrengelingen tussen de ‘partijen’ zichtbaarder maakt. Het leidt ertoe dat we niet spreken van ‘hun’ geschiedenis, maar in toenemende mate van ‘onze’ geschiedenis.
Van herstelbetalingen naar (rechts)herstel
Lange tijd leek de sleutel om het gesprek hierover te starten ook een kwestie van taal. Het gaat erom een adequate taal te vinden voor het gesprek over herstel, legt Kenneth Donau uit, Nederlander met Surinaamse roots, als lid van de Stichting D’Hero deelnemer aan de Reparation Summit in New York (2015):
‘Reparations, in het Nederlands “herstelbetalingen”, heeft “geld betalen” in de term, dit vernauwt het idee van herstel vanaf het begin, dat roept ook weerstand op. (…) Als je het over “rechtsherstel” hebt, dan is een gesprek veel makkelijker, ook om medestanders te krijgen.’
‘Herstelbetalingen’ is een term die vooral is gericht op het verleden, terwijl ‘rechtsherstel’ over de toekomst gaat. Net zoals het begrip ‘herverdeling’, die als de sleutel wordt gezien voor herstel.
Wat wij de laatste jaren zien, is dat de taal zich heeft veranderd, en daarmee hoe wordt gesproken over slavernijverleden, erkenning en herstel. Stond in 2013 nog de term ‘herstelbetalingen’ centraal,26x Zunder (2010). in 2020 gaat het debat steeds meer over rechtsherstel. In de woorden van cultureel antropoloog Francio Guadeloupe:‘In plaats van trauma, slachtofferschap en slavernij (het “cultureel trauma narratief”27x Eyerman (2001).) werd – zoals in het Caribisch gebied gebruikelijk – “de strijd voor vrijheid, gelijkheid en tegen een systeem van onderdrukking” (“revolutie narratief”) centraal gesteld.’28x Guadeloupe (2014). Zie ook: Eyerman (2001).
Deze narratieven stellen een heel andere vorm van herstel voor.29x Ditzelfde omslagpunt zagen we overigens ook in het Holocaust-debat: In de jaren negentig hebben de restitutiediscussies over Joodse eigendommen dit gesprek bevorderd door het feit dat niet de psychologische maar de materiële realiteit van het slachtofferschap op de voorgrond stond. Het hielp vragen van verantwoordelijkheid aan de orde te stellen (Immler, 2020).
Twee initiatieven waren cruciaal voor het vinden van een nieuwe taal: allereerst de zogenaamde CARICOM claims, een herstelplan met tien punten, in 2013 door Caribische landen ingediend tegen verschillende Europese regeringen (waarin ze de notie van ‘reparatory justice’30x Waardoor kenmerkt zich deze taal van reparatory justice? Allereerst door haar alomvattende benadering van herstel. Het omvat een formele verontschuldiging van de voormalige koloniale mogendheden van Europa en kwijtschelding van schulden, repatriëring (vestiging in Afrika voor ‘degenen die wensen terug te keren’), ontwikkelingsprogramma voor inheemse volkeren voor rehabilitatie van hun gemeenschappen, steun van culturele instellingen en gezondheidszorg, uitbanning van analfabetisme, Afrikaanse kennisprogramma’s, psychologische rehabilitatie en technologieoverdracht. Het beoogt meer dan een debat over nationale schuld, maar vraagt om een Europees antwoord: ‘een diplomatieke dialoog om vertrouwen en respect te herstellen in het kader van herstelrecht’. Met deze woorden sprak Hilary Beckles, voorzitter van de CARICOM Reparations Commission, de VN in New York toe, toen de UN Decade of People of African Descent werd uitgeroepen. Zie: caricomreparations.org/caricom/caricoms-10-point-reparation-plan. uitwerkten); en ten tweede de inrichting van de UN Decade of People of African Descent (2014-2024), waarin drie pijlers voor herstel werden geformuleerd: erkenning van slavernij, aanpak van racisme en discriminatie, en bestrijden van economische ongelijkheid. The Black Lives Matter-beweging en het anti-Zwarte Piet-activisme31x https://kozwartepiet.nl. leidden ertoe dat deze taal – die zich richtte op het claimen van rechten (dat was de taal die ontbrak) – ook in de publieke ruimte zichtbaarder werd.
Maar voordat de samenleving vatbaar was voor dit gesprek, moest er inzicht komen dat er in het verleden iets mis is geweest. Dat is de reden waarom de excuses van de Nederlandse overheid als cruciaal worden beschouwd. In de woorden van Hilary Beckles, voorzitter van de CARICOM Reparations Commission:‘Er is eerst besef en erkenning nodig dat er een probleem is, voordat er instrumenten kunnen worden aangeboden die herstellend zijn.’32x De Keti Koti-lezing is georganiseerd door het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden (NiNsee); voor Beckles lezing, zie: www.youtube.com/watch?v=uWFe4t3FPZU (30 juni 2021). Zie voor een politieke analyse van excuses: Schaafsma, Zoodsma & Sagherian-Dickey (2021).
Het zou in dit kader beter zijn te spreken over ‘herstel van elk aspect van de rechten van mensen van Afrikaanse afkomst’.33x Positie van het Landelijk Platform Slavernijverleden, zie: www.un.org/pga/69/101214_statement-biekman (14 december 2014). Hierbij is ook het idee van self-repair cruciaal. Binnen zwarte gemeenschappen wordt de vraag bediscussieerd of herstel ook vanuit de gemeenschap zelf dient te komen. Daarmee wordt herstel een wederkerig proces. Daarbij speelt de gedachte mee dat alleen wanneer de zwarte gemeenschap verenigd is, zij eisen kan stellen aan de overheid.34x Voor deze bottom-up notie van ‘reparatory justice’, zie een interview met herstel-activiste Esther Stanford-Xosai: https://roape.net/2022/03/10/afrika-and-reparations-activism-in-the-uk-an-interview-with-esther-stanford-xosei (10 maart 2022). Tegelijk wordt het populaire idee van dialoog als proces van toenadering in herstelkwesties in twijfel getrokken, omdat volgens velen de voorwaarden voor een goed gesprek nog niet gegeven zijn: eerst zou er een gelijke mate van zelfvertrouwen moeten zijn, voordat een dialoog mogelijk is.
Deze verschillende stemmen laten zien dat de term herstel dus breder moet worden opgevat; het gaat niet alleen om ‘herstelbetalingen vanwege leed in het verleden’, maar ook om herstel van sociale relaties in het heden; het gaat niet alleen over de dialoog met de ‘andere kant’, maar ook de dialoog binnen en tussen gemeenschappen. Hier zien we in plaats van een zwart/wit, binair idee van herstelbetalingen een idee van herstel als sociale reparatie in veel bredere zin.Van minimale naar uitgebreide rechtvaardigheid
Dit voorbeeld is inspirerend, omdat het ons denken over erkenning en herstel verruimt. Dat wordt ook zichtbaar als we door de lens van Lisa Laplantes continuüm justice model35x Laplante (2013/2015). kijken naar de ontwikkelingen van de laatste jaren; dan zien we een verschuiving van een minimale naar een uitgebreide rechtvaardigheidsclaim; van herstelbetalingen van een specifieke schade met oorzakelijk verband (reparative justice) en het herstel van de relatie tussen alle betrokkenen (restorative justice) naar een breder idee van gelijkheid met betrekking tot participatie en inclusie in de samenleving (civic justice) en een breder idee van sociaaleconomische rechtvaardigheid (socio-economic justice).36x Dat is ook zichtbaar in het recente rapport ‘Ketens van het Verleden’ (2021). Je zou kunnen zeggen, dat het idee van herstelbetalingen en dat van rechtsherstel zelfs haaks op elkaar staan. De één redeneert vanuit schade, de andere vanuit rechtvaardigheid; de één gaat over individuen, de andere over de samenleving.
Wat nu opvalt, is dat het Nederlandse politieke debat zich daarentegen nog steeds beperkt tot de vraag ‘of de regering wel of niet excuses zou moeten aanbieden’37x Dit weerspiegelt de discussie over racisme die vaak niet verder gaat dan de vraag of racisme al dan niet een probleem is en of racisme al dan niet moet worden bestreden. en of herstelbetalingen wel aan de orde zijn. Ondanks dat er in de samenleving dus ruimte kwam voor een gesprek over erkenning, en het gesprek zich ook verruimde op het moment dat sommige excuses waren gedaan – je zou kunnen zeggen ‘toen de ontkenning voorbij was’ – is het debat over het onderwerp nog steeds te smal van aard en te veel gericht op enkele symbolische aspecten, zoals 1 juli als feestdag en de komst van een nationaal museum.38x Deze mismatch is ook zichtbaar in een enquête in februari 2021 van I&O Research. De kop luidt: Nederlanders vinden slavernijverleden ernstig, maar vinden excuses niet op hun plaats (Trouw, 12 februari 2021). De enquête onthult vooral de afwezigheid van een breder concept van herstel of rechtvaardigheid in het publieke debat. Zie: www.trouw.nl/nieuws/nederlanders-vinden-slavernijverleden-ernstig-maar-achten-excuses-niet-op-zijn-plaats~bacd9e55. Veel minder gaat de aandacht uit naar bijvoorbeeld maatregelen en middelen om misrepresentatie, discriminatie en racisme op institutioneel niveau tegen te gaan.
In de gemeenschappen zelf zien wij daarentegen een duidelijke verbeelding waar herstel eigenlijk over gaat. De beweging die we zien, vermijdt het nauwe kader van ‘slachtoffer-dader’ of ‘schuld-en-verwijt’, dat in het publieke debat wordt geassocieerd met herstelbetalingen, en legt meer nadruk op het gezamenlijk proces, en het besef dat de sociale en relationele component wezenlijk is voor herstel. Het is de basis om na te denken over de volgende vraag: wat zijn de contouren van het realiseren van transformatieve erkenning?39x In de discussie over het slavernijverleden staat de rechtbank nog relatief op afstand (althans in Nederland); de juridische mogelijkheden lijken beperkt te zijn door de verstreken tijd en in veel gevallen het gebrek aan bewijs voor causaliteit. Maar er zijn pogingen: Loth (2020). -
‘Dialogics of Justice’
Om deze vraag te beantwoorden heb ik een onderzoeksproject opgezet met de naam Dialogics of Justice - Assessing Recognition and Reparation Procedures for Historical Injustice.40x www.dialogicsofjustice.org. Hierin onderzoeken we in een vergelijkende setting verschillende casussen van historisch onrecht. Met een aantal conceptuele frames identificeren en categoriseren we de overeenkomsten en verschillen in de casussen en ontwikkelen op basis daarvan nieuwe kennis over herstel en erkenning. Wij zoeken daarbij specifiek naar patronen, omdat er in het Transitional Justice-veld wel veel casestudy-achtige benaderingen zijn, maar weinig overstijgende kennis van patronen.
Historisch onrecht voor de rechter
In de rechtbank Den Haag zijn de laatste vijftien jaren tal van bijzondere rechtszaken, zogeheten landmark cases, gevoerd, die allemaal gaan over erkenning van historisch onrecht: koloniale misdrijven, falende vredesmissies, institutioneel misbruik in de kerk, ecocide en mensenrechtenschendingen rondom de (over)exploitatie van natuurlijke hulpbronnen. Allemaal gevallen van collectief leed onder burgers, veroorzaakt door vertegenwoordigers van machtige instituties (de overheid, defensie, de kerk, Shell) die zich tegen individuele eisers verzetten. Het is een uiting van het fenomeen dat mensen in toenemende mate proberen om de ‘erkenning van historisch onrecht’ via de rechter af te dwingen.41x Wat steeds weer opvalt, is dat de rechtsgang door de eisers in de meeste gevallen wordt gezien als ‘de laatst mogelijke weg’ om de ‘waarheid op tafel te brengen’, vooral omdat de betrokken instituties het gesprek jarenlang uit de weg gingen. Zie ook Zegveld (2022).
Enkele voorbeelden:
Indonesische weduwen en kinderen, die de Nederlandse Staat aanklagen voor de executie van hun echtgenoten en vaders tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-49).42x De ‘Rawagede casus’, aangespannen voor de weduwen van Rawagede door de Stichting K.U.K.B. met hulp van mensenrechtenadvocaat Liesbeth Zegveld was het beginpunt van dit comparatieve onderzoek. Over de bijzonderheden van deze landmark case, zie: Veraart (2012), Van den Herik (2012), Scagliola (2012), Zegveld (2015), Immler (2018) en Immler & Scagliola (2020).
Nigeriaanse weduwen die multinational Shell aanklagen wegens medeplichtigheid bij de executie van hun echtgenoten (milieuactivisten), en Nigeriaanse boeren die compensatie eisen voor de massale milieuvervuiling en rechtenschendingen door Shells oliewinning.
Civiele slachtoffers van mislukte vredesmissies zoals in Bosnië die defensie aanklagen voor de onvoldoende bescherming door Nederlandse troepen.
Bosniëveteranen die erkenning vragen voor hun leed veroorzaakt door dezelfde missie.
Vrouwen die de katholieke congregatie Zusters van de Goede Herder aanklagen voor jarenlange onbetaalde dwangarbeid in een hard kloosterregime, evenals de overheid voor het gebrekkige toezicht.
In deze – zich vaak voortslepende43x Zie voor een reflectie het blog van Niké Wentholt en Luna Bonvie: https://dialogicsofjustice.org/2021/07/17/both-defendant-and-partner-for-climate-change-fighting-royal-dutch-shell-in-civil-court. Zie voor observaties in de rechtszaal het blog van Obiozo Ukpabi: https://dialogicsofjustice.org/2021/03/07/truth-be-told-listening-for-stories-in-the-courtroom. – rechtszaken zien we recentelijk enkele baanbrekende vonnissen en opmerkelijke uitspraken van de rechter.44x Het is bijvoorbeeld opmerkelijk hoe niemand ‘massa executies’, ‘foltering’ of ‘seksueel misbruik’ nog durft af te doen als horend bij de ‘normen van de tijd’; dwangarbeid en ‘het gedwongen afstaan van je kind als ongehuwde moeder’ daarentegen wel. Hoewel het recht duidelijke beperkingen kent ten aanzien van zulk complex historisch onrecht, besloot de rechter in een aantal gevallen dat de verjaringstermijn niet van toepassing was en dat de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm wel degelijk was overschreden. Dat laat zien: het recht beweegt.
Gelijktijdig zien we de merkwaardige situatie, dat we in de Haagse rechtbank naar getuigenissen over institutioneel geweld of massale milieuvervuiling luisteren, terwijl slechts enkele individuen (en de specifieke gemeenschappen die zij vertegenwoordigen) erkenning en financiële compensatie eisen en soms krijgen. Door de individuele benadering van het recht lukt het maar moeilijk het collectieve en structurele karakter van het geweld en het systeem dat erachter schuilgaat voor de rechter te brengen.45x Dit wordt door activisten regelmatig aan de orde gesteld. Dus ook de intergenerationele gevolgen zijn in het gesprek nauwelijks meegenomen. Een breder debat over alternatieve routes en het grotere plaatje ontbreken.Vergelijkend onderzoek: juxta-positioning
Hoe kunnen wij dat grotere plaatje in het vizier krijgen? De eerste stap is dat we deze rechtszaken naast elkaar zetten. Wat opvalt, zijn de overeenkomsten: individuen staan tegenover machtige instellingen (David versus Goliath);46x Vanwege de grote ongelijkheid aan status en middelen hebben individuen de steun van ngo’s nodig om deze rechtszaken te kunnen voeren, zoals van Amnesty International, Milieudefensie, Friends of the Earth Nigeria (ERA), PAX, Nuhanovic Foundation, Comité Nederlandse Ereschulden (K.U.K.B.). degenen die claimen, getuigen als individu, terwijl zij meestal grotere groepen en belangen vertegenwoordigen, wat ertoe leidt dat incidenten en specifieke plaatsen in de spotlight komen, terwijl die eigenlijk van systemisch geweld op vele plekken getuigen. Financiële compensatie is het dominante instrument en antwoord, waarbij leed en aansprakelijkheid in categorieën en percentages worden berekend, terwijl er meer generieke eisen zijn gesteld. Eisers bewandelen uiteindelijk de weg van de rechter, omdat de ontkenning door instituties en overheden hen daartoe dwongen; alternatieve oplossingen gingen ze systematisch uit de weg. Dus: litigation as a last resort.
Er zijn dus verbanden tussen deze rechtszaken die op het eerste oog nogal verschillen. Bovendien, het vergelijkende perspectief brengt ook overeenkomsten met andere casussen in beeld. De lopende rechtszaken rondom burgerslachtoffers in Afghanistan (Chora) en Irak (Hawija) stellen dezelfde vraag voorop als de Indonesische en Bosnische casus: hoe verhoudt de Nederlandse politieke en militaire verantwoordelijkheid zich tot burgers buiten onze landgrenzen? De zaak van de afstandsmoeders (gedwongen afstand doen van hun baby) en de Toeslagenaffaire (institutionele discriminatie en racisme) stellen dezelfde vraag voorop als de casus van misbruik in de kerk: hoe willen we dat onze instituties omgaan met de meest kwetsbaren in ons samenleving?47x De Staat verschuilt zich graag achter maatschappelijke normen ‘van toen’. Maar hij is net zo goed medeverantwoordelijk voor de creatie en instandhouding van deze normen. Zie het opiniestuk van Niké Wentholt en mijzelf: www.trouw.nl/opinie/de-rechter-liet-afstandsmoeders-in-de-kou-staan-en-wat-doet-de-overheid~b404a8a89. De zaak van de aardbevingen door gaswinning in Groningen stelt een vergelijkbare vraag voorop als de Shell-casus in Nigeria; de exploitatie van grondstoffen door private en publieke partijen en de mate waarin de belangen van bewoners daarvoor moeten wijken.
Deze vragen werden in toenemende mate aan de rechter gesteld, maar daardoor ook aan de samenleving. Door deze rechtszaken komen de stemmen van burgers die zich in steek gelaten voelden door een niet-luisterende en wegkijkende regering en samenleving, in toenemende mate weer in het publieke en politieke debat terecht. Maar worden die stemmen ook daadwerkelijk gehoord?De kerk
Om te laten zien hoe belangrijk de rechter kan zijn om ‘gehoord’ te worden, geef ik een voorbeeld uit één van onze casussen: ‘misbruik in de kerk’. Ik sprak een paar jaar geleden met Susanne (geanonimiseerd), begin zestig, opgegroeid in een streng katholiek gezin, waar ‘gehoorzaamheid’ de belangrijkste deugd was. Ze vertelde over hoe de mantra ‘je plicht doen’ uitmondde in vormen van mentaal en lichamelijk geweld; over ouders die hun kind niet konden beschermen; en over de aanrandingen door een inwonende priester, waar zij pas veel later de juiste woorden voor heeft gevonden: ‘seksueel misbruik’. Dat de rechter uiteindelijk tegen haar zei ‘Je bent onschuldig. Jou treft geen schuld’, is voor haar de belangrijkste zin uit de hoorzitting. De steun van een lotgenotengroep, het vinden van de juiste woorden bij het schrijven van het klaagschrift en haar getuigenis tijdens haar moment in de rechtbank, was voor haar cruciaal om haar verhaal te kunnen vertellen: ‘Ik wil dat de verantwoordelijken weten wat het met mij heeft gedaan.’ Dat de rechter de kerk kan dwingen om verantwoordelijkheid te nemen, geeft haar vertrouwen in de maatschappij. Omdat zij weet: er zijn vele ‘Susannes’ en misbruik is geen verhaal uit het verleden.
Mensen ervaren de doorwerking van onrecht namelijk regelmatig opnieuw als het oorspronkelijke leed wordt afgewezen of gebagatelliseerd. Vaak wordt het eigen leed pas gezien als het systematische karakter aan het licht komt, als zij de doorwerking ervan terugzien in hun familieleven; of wanneer er aandacht en een taal in de publieke ruimte ontstaat om deze misstanden te bespreken. Pas dan wordt hun ervaren onrecht een misstand. Zonder deze taal ‘bestaat’ een misstand niet, zelfs niet voor de betrokkenen zelf.48x Wat de kerk als ‘dienst aan de mensheid’ presenteerde, wordt in het publiek debat nu ook ‘dwang–arbeid’, ‘grensoverschrijdend gedrag’ of ‘misbruik’ genoemd. In Duitsland kwam het onrecht van de dwangarbeid (arbeiders uit Oost-Europa in de Duitse oorlogsindustrie) ook pas in de jaren negentig in beeld; de publieke bekendheid had als consequentie dat er ook herstelmaatregelen kwamen. Om deze redenen is het juridische oordeel ‘verjaring’ zo problematisch, omdat voor betrokkenen de gang naar de rechter vaak pas veel later als mogelijkheid in beeld komt.
Daarom is het belangrijk dat slachtoffers hun verhaal kunnen vertellen: om de gedaagden, de rechter en de samenleving te dwingen om te luisteren.49x Het inzetten van overheidscommissies – zoals Deetman et al. (2011) en hun rapporten – zijn belangrijk om het onrecht te benoemen, de gegevens, aantallen, percentages te verzamelen en te kennen. Het geeft echter geen ruimte aan de individuele ervaringen en het is ook voor veel betrokkenen geen betekenisvol antwoord van de kerk. In de woorden van Susanne: ‘(Een rapport) is een feitelijk-zakelijke afhandeling, en dus klaar. Dat denken de meeste mensen, ook mijn familie. Wat ook een soort van ontkenning is. Het is niet klaar.’ Interview met auteur, Utrecht 9 november 2016. Maar luisteren alleen is niet genoeg: er moeten ook consequenties aan worden verbonden. Een empathische rechter en spreekruimte voor de eisers zijn niet genoeg. Een transformatief perspectief vraagt om recht doen aan het individu, maar ook om aandacht hebben voor institutionele machtsstructuren die dehumanisering mogelijk maakten en in veel gevallen ook nog in stand houden.Defensie
Een ander probleem is dat de verkregen erkenning vaak verdeeldheid teweegbrengt: dat zien we bijvoorbeeld in de Bosnië-casus. In de Tweede Kamer, net als in de samenleving, wordt de erkenning van het leed van Dutchbat 3-militairen losgemaakt van de schaderegeling voor de nabestaanden van omgekomen Bosniërs tijdens de val van de enclave Srebrenica (1995). Voor dat laatste stelde de Hoge Raad de Nederlandse Staat gedeeltelijk aansprakelijk. Dat is tekenend: beide partijen, militairen en Bosniërs, willen erkenning van de Nederlandse overheid voor haar falen. Het is belangrijk om hier een verband te kunnen zien tussen leed van burgers en leed van militairen. Dat de één erkend wordt, betekent niet dat de ander dan niet erkend kan worden.50x Erkenning is geen ‘zero-sum-game’, net zoals Michael Rothberg heeft laten zien dat herinnering geen ‘zero-sum-game’ is. Hij heeft daar de term Multidirectional Memory (2009) voor bedacht. Als een herinnering naar voren komt, maakt het ook andere herinneringen zichtbaar. Rothberg ontwikkelde ook het concept ‘implicated subject’ (2019) om de gesimplificeerde slachtoffer/dader-benadering te overstijgen en de nadruk te leggen op de context en de wijze waarop sociale structuren verschillende vormen van betrokkenheid genereren. Zie over deze thematiek ook Molendijk (2018). Maar vaak creëert erkenningspolitiek hiërarchieën en speelt groepen uit elkaar door erkenning asymmetrisch te verdelen. Dit versterkt de monoloog en gaat ten koste van de dialoog. Ons onderzoek laat echter zien dat je voor de ‘heling van jezelf’ de ander nodig hebt en andersom. Zolang de focus op de militair blijft gericht en niet op de verstoorde relaties, in Bosnië en thuis (defensie en thuisfront), zullen erkenning en herstel moeilijk blijven.51x In het onderzoek Back with a mission onderzoeken wij samen met Eric Vermetten, Siri Driessen en Jeannette van Brenk het belang van deze ‘ontmoetingen’ voor erkenning en herstel. Zie Immler, Driessen & Van Brenk (2022).
Dit zijn voorbeelden van de problemen die wij identificeerden, waarin we zien hoe erkenning gepraktiseerd wordt. Daarmee kom ik nu bij de componenten van ons theoretisch kader die ons helpen antwoorden te vinden op onze centrale vraag, namelijk: Wat – om terug te komen op Nancy Frasers onderscheid – zijn de parameters die erkenning tot een affirmatieve dan wel een transformatieve ervaring maken? Hoe zou transformatieve erkenning eruit kunnen zien, wil zij een echt verschil maken op individueel en op structureel niveau? Wanneer kunnen wij spreken van transformative justice? -
Een dialogisch perspectief op erkenning
Om de kwaliteit van diverse erkennings- en herstelprocessen te onderzoeken gebruiken wij een dialogische benadering. Dat betekent dat we niet de juridische, maar de sociale dimensie van erkenning op de voorgrond zetten. Waarom dialoog? Omdat het ontbreken van een dialoog het beginpunt is van al deze juridische procedures; omdat niemand wilde luisteren of het gesprek wilde aangaan. Het juridische proces kan dus in zekere zin worden gezien als het gevolg van een non-dialoog, waarbij de aangeklaagde partij wordt gedwongen alsnog een relatie aan te gaan. Daarbij is dialoog als zodanig niet het doel, maar een middel.
Mijn eerdere onderzoek liet zien: erkenning gaat over het herstel van sociale relaties.52x Immler (2018, 2020, 2022). Toch is ‘herstellen’ soms niet goed genoeg, omdat het ook oude machtshiërarchieën herstelt in plaats van ze te transformeren. Dus de vraag is: impliceert herstel niet een transformatie van een eerdere relatie om herstellend te zijn? Vraag is dan ook hoe rechtszaken kunnen bijdragen aan een transformatieve relatie. Dat is een paradoxaal proces. Historici hebben gewezen op het belang om juridische processen te begrijpen als relationeel, omdat ze onontkoombaar een relatie met de andere partij creëren, die voorheen werd ontweken of onmogelijk was.53x Barkan (2000, 2015), Leydesdorff (2012). De claims van een rechtszaak genereren echter vanzelfsprekend twee – tegenover elkaar staande – hoofdrolspelers, ofwel een simplistische dader/slachtoffer binariteit, die ertoe leidt dat andere belangrijke partijen in het erkenningsproces snel in de schaduw komen te staan: de familie, de (diaspora)gemeenschappen, de samenleving.
Ons onderzoek wordt daarom gekenmerkt door een dialogische benadering; om de relaties tussen de verschillende partijen die betrokken zijn bij een rechtszaak te onderzoeken. Wij richten ons op de ervaringen van individuen, hun families, gemeenschappen, maar ook op de wijze waarop de aangeklaagde instituties onderdeel zijn van het proces, in het stimuleren of afwijzen van bepaalde erkenningsclaims.54x Voor een ‘recognition’ benadering in empirische wetenschappen: Sebrechts, Tonkens & Bröer (2018) en Sebrechts, Tonkens & Da Roit (2019). Dat is nodig om de slachtoffergerichte (en binaire) benadering te kunnen overstijgen. Daarvoor evalueren we de kwaliteit van deze ‘dialogen’ tussen het micro-, meso- en macroniveau, inclusief de inherente machtsverhoudingen, om de condities waaronder een proces van erkenning en transformatie kan plaatsvinden, beter te begrijpen.55x Wij werken met verschillende dialoogconcepten, onder andere met het dialogical self van Hubert Hermans (2004, 2010), maar ook met de term meerstemmigheid, die in het publieke debat over het koloniaal verleden veel wordt aangehaald om anders tegen simplificerende tegenstellingen aan te kijken. Dialoog is hier overigens niet alleen bedoeld als een ‘onschuldig instrument voor harmonie’, maar ook als een soort ‘politieke activiteit, die ernaar streeft de kwaliteit van confrontaties te verbeteren’.56x Suransky & Alma (2017), Mouffe (2013).
Om erkenning als een dialogisch proces te bestuderen, gebruiken wij verschillende concepten. Hier concentreer ik mij kort op één: resonantie. Dat concept, uitgewerkt door de Duitse socioloog Hartmut Rosa, helpt ons als analytisch instrument om de kwaliteit van deze dialogen te verkennen en om te evalueren wanneer – terugkerend naar het concept van Fraser – een affirmatieve dan wel een transformatieve erkenning plaatsvindt.57x Rosa (2016, p. 335). Rosa vat erkenning op als een ontmoeting, waarin beide partijen, de eisers en de instituties die ze aanspreken, moeten bewegen. Deze dynamiek noemt hij resonantie. Volgens Rosa wordt erkenning pas gevoeld wanneer er een wederzijdse transformatie heeft plaatsgevonden; wanneer het beide partijen in staat heeft gesteld hun oorspronkelijke positie te overwinnen. Een belangrijke voorwaarde voor het kunnen ontstaan van een dergelijke resonantie is dat de betrokken partijen het gevoel hebben met elkaar op gelijke ooghoogte te staan en respect voelen. In de woorden van Nancy Fraser ‘participation on a par’, of in de woorden van Rosa: ‘we hear each other and speak to each other as “equals”’.58x Rosa (2019). Om een voorbeeld te geven: In het debat rond het historisch onderzoeksinitiatief over ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950’, was een belangrijke vraag of er genoeg ruimte was gecreëerd waarin Nederlandse en Indonesische stemmen gelijkwaardig vertegenwoordigd waren, om een bredere waarheid te kunnen vinden. Vanuit het oogpunt van erkenning lijkt het relevant dat in een dergelijke dialoog een ‘parity of participation’ wordt bereikt, die de deelnemende partijen in staat stelt een dialoog aan te gaan die transformatie van hun eigen posities mogelijk maakt. Het op zich nemen van binaire koloniale rolpatronen kan aldus te boven worden gekomen. Zie voor het onderzoek: www.ind45-50.org/en.
Veel van onze geïnterviewden lopen al decennia tegen de weerstand van instituties aan. Hier komen beide soorten van onrecht bij elkaar: gebrek aan kennis, maar ook aan begrip. Deze ervaring noemt Rosa een ‘stumme Weltbeziehung’, een ‘sprakeloze wereldrelatie’; zij voelen zich niet gezien, niet gehoord en/of niet begrepen.59x Rosa (2016, p. 315). Daar tegenover plaatst hij de ‘de luisterende samenleving’, een samenleving waarin resonantie de essentie van ‘Gemeinwohl’ is.60x Rosa (2019). Een samenleving waarin mensen gehoord worden, waarin zij ervaren dat hun stem een verschil kan maken. -
Ten slotte
Alle rechtszaken die wij onderzoeken, laten duidelijk zien: instituties die niet in gesprek willen met de burger investeren veel geld in advocaten om hun eigen gelijk te halen in plaats van zich luisterend op te stellen en samen een oplossing te zoeken. En steeds vaker dwingt de rechter hen om toch verantwoordelijkheid te nemen. Deze gang naar de rechter, deze juridificering van de samenleving, die wij op dit moment zien, kan als emancipatie van de burger geduid worden, maar kan ook als een reactie worden gezien op de tendens dat overheid, instituties en bedrijven zichzelf op afstand van hun burgers en klanten hebben gezet en geen verantwoordelijkheid willen nemen. Terwijl betrokkenen expliciet het systemische karakter van het geweld benadrukken, zowel in termen van toegebrachte schade als ontkenningspatronen, wijzen de Staat en andere organisaties hun ervaringen echter keer op keer af door het onrecht te kaderen als een ‘incident’ in een verder rechtvaardig systeem. Daarom is het zo belangrijk om vanuit een vergelijkend perspectief deze patronen van onrecht, die inherent aan het systeem zijn, te aanschouwen. Een elementair probleem is de incidentele en fragmentarische verantwoordelijkheid die de overheid, defensie, de Kerk en bedrijven als Shell nemen, zonder het systeem (politieke, economische en juridische structuren) te bevragen waarin het onrecht in eerste instantie kon ontstaan. Het zijn juist deze structurele vormen van onrecht die we vanuit een Transformative Justice-perspectief zichtbaar willen maken.
Literatuur Balkenhol, M. (2016). Silence and the politics of compassion. Commemorating slavery in the Netherlands. Social Anthropology, 24(3), 278-293.
Barkan, E. (2000). The Guilt of Nations. Restitution and Negotiating Historical Injustices. New York: Norton.
Barkan, E. (2015). Historical Dialogue: Beyond Transitional Justice and Conflict Resolution. In K. Neumann & J. Thompson (Eds.), Historical Justice and Memory (pp. 185-201). Wisconsin: University of Wisconsin Press.
Bentley, T. (2017). Colonial apologies and the problem of the transgressor speaking. Third World Quarterly, 39(3), 399-417.
Bilsky, L. (2012). The Judge and the Historian. Transnational Holocaust Litigation as a New Model. History & Memory, 24(2), 117-156.
Caricom Reparation Commission (2014). 10-point Reparation Plan; caricomreparations.org/caricom/caricoms-10-point-reparation-plan.
Coulthard, G. (2007). Subjects of the empire. Contemporary Political Theory, (6), 437-460.
Deetman, W. et al. (2011). Seksueel misbruik van minderjarigen in de rooms-katholieke kerk. Amsterdam: Uitgeverij Balans.
De Greiff, P. (2006). The Handbook of Reparations. Oxford: Oxford University Press.
De Greiff, P. & Duthie, R. (Eds.) (2009). Transitional Justice and Development: Making Connections. New York: The Social Science Research Council.
Eyerman, R. (2001). Cultural Trauma. Slavery and the Formation of African American Identity. Cambridge: Cambridge University Press.
Fassin, D. (Ed.) (2016). If truth be told. The politics of public ethnography. Durham: Duke University Press.
Felman, S. (2002). The Juridical Unconsciousness: Trials and Traumas in the Twentieth Century. Cambridge, MA: Harvard University Press.
Fraser, N. (1995). From redistribution to recognition? Dilemmas of justice in a ‘postsocialist’ age. New Left Review, I(212), 68-93.
Fraser, N. & Honneth, A. (2003). Redistribution or Recognition? A political-philosophical exchange. London/New York: Verso.
Frei, N., Brunner, J. & Goschler C. (Eds.) (2009). Die Praxis der Wiedergutmachung. Geschichte, Erfahrung und Wirkung in Deutschland und Israel. Göttingen: Wallenstein.
Gready, P. & Robins, S. (2014). From Transitional to Transformative Justice: a new agenda for practice. The International Journal of Transitional Justice, 8(3), 339-361.
Gready, P. & Robins, S. (2018). From Transitional to Transformative Justice. Cambridge: Cambridge University Press.
Guadeloupe, F. (2014). Reparaties als een hedendaagse uiting van de permanente revolutie: een standpunt. Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 129(4), 106-117.
Herik, L. van den (2012). Addressing ‘Colonial Crimes’ through Reparations? Adjudicating Dutch Atrocities Committed in Indonesia. Journal International Criminal Justice, 10(3), 693-705.
Hermans, H.J.M. (2004). Introduction: The dialogical self in a global and digital age. Identity: An International Journal of Theory and Research, 4(4), 297-320.
Hermans, H. & Hermans-Konopka, A. (2010). Dialogical Self Theory. Positioning And Counter-Positioning In A Globalizing Society. New York: Cambridge University Press.
Hoddy, E.T. & Gready, P. (2020). From agency to root causes: addressing structural barriers to transformative justice in transitional and post-conflict settings. Contemporary Social Science, 15(5), 561-576. Doi: 10.1080/21582041.2020.1812706.
Hondius, D., Jouwe, N., Stam, D., Tosch, J. & Wildt, A. de (z.d.). Mapping Slavery. https://mappingslavery.nl.
Honneth, A. (1996). Struggle for Recognition: The Moral Grammar of Social Conflicts. Cambridge: Polity Press.
Hooks, B. (1989). Talking back: Thinking feminist—thinking black. London: Sheba.
Immler, N. (2012). Compensation Practices and the Dynamics of Memory: A Trans-Generational Approach. In A. Mihr (Ed.), Transitional Justice: Between Criminal Justice, Atonement and Democracy. SIM Special 37 (pp. 154-183). Utrecht: Universiteit Utrecht (www.uu.nl/en/research/netherlands-institute-of-human-rights-sim/publications/sim-specials).
Immler, N. (2018). Narrating (in)justice in form of a reparation claim: Bottom-up reflections on a post-colonial setting – the Rawagede case. In N. Adler (Ed.), Understanding the age of Transitional Justice: crimes, courts, commissions, and chronicling (S.149-174). New Brunswick, NJ: Rutgers University Press.
Immler, N. (2018). Hoe koloniaal onrecht te erkennen? BMGN–Low Countries Historical Review, 133(4), 57-87.
Immler, N. (2018). Oral History und Narrative Theorie: Vom Erzählen lernen. BIOS, 31(1), 135-149. Doi: 10.3224/bios.v31i1.12.
Immler, N. (2021). What is Meant by ‘Repair’ when Claiming Reparations for Colonial Wrongs? Justice for the Dutch Slavery Past. Slaveries & Post-Slaveries. Doi: 10.4000/slaveries.5089.
Immler, N. (2021). Het slavernijverleden als erfenis. Filosofie Magazine Wijsgerig Perspectief (themanummer: Generatie), www.filosofie.nl/het-slavernijverleden-als-erfenis.
Immler, N. (2021). Colonial history at court: Legal decisions and their social dilemmas. In J. Bhabha, M. Matache & C. Elkins (Eds.), Time for reparation? Addressing state responsibility for collective injustice (pp. 241-267). Philadelphia: University of Pennsylvania Press.
Immler, N. & Scagliola, S. (2020). Seeking justice for the mass execution in Rawagede. Probing the concept ‘entangled history’ in a postcolonial setting. Rethinking History: The Journal of Theory and Practice. Doi: 10.1080/13642529.2019.1693134.
Immler, N. & Kovacs, E. (2022). Zum politischen Anspruch der Oral History. Über das epistemische Schweigen und die ontologische Taubheit der Mehrheitsgesellschaft. Fachzeitschrift Qualitative Sozialforschung (FQS), 23(2).
Immler, N., Driessen, S. & Brenk, J. van (2022). ‘Bosnië is veranderd, terwijl wij zelf stil zijn blijven staan’. Terugkeerreis veteranen vanuit een relationeel perspectief. Militaire Spectator, 191(6), 352-359. www.militairespectator.nl/sites/default/files/uitgaven/inhoudsopgave/militaire_spectator_6_2022_Driessen.pdf.
Jones, G. (2020). The Shadows of (Public) Recognition. Transatlantic Slavery and Indian Ocean Slavery in Dutch Historiography and Public Culture. In A. Schrikker & N. Wickramasinghe (Eds.), Being a Slave. Histories and Legacies of European Slavery in the Indian Ocean (pp. 269-293). Leiden: Leiden University Press.
Kool, R.S.B. (2012). Afrekenen met kerkelijk seksueel misbruik. NJB, (6), 376-382.
Laplante, L.J. (2013). The Plural Justice Aims of Reparations. In S. Buckley-Zistel et al. (Eds.), Transitional Justice Theories (pp. 67-84). London: Routledge.
Laplante, L.J. (2015). Just Repair. Cornell International Law Journal, 48, 513-578.
Lepold, K. (2021). Ambivalente Anerkennung. Frankfurt a. M., New York: Campus.
Leydesdorff, S. (2010). How shall we remember Srebrenica? Will the language of law structure our memory? In Y. Gutman, A.D. Brown & A. Sodaro (Eds.), Memory and the Future: Transnational Politics, Ethics and Society (pp. 121-137). New York: Palgrave Macmillan.
Leydesdorff, S. (2012). Why Compensation is a Mixed Blessing. In H. van der Wilt, J. Vervliet, G. Sluiter & J. Houwink ten Cate (Eds.), The Genocide Convention: The legacy of 60 years (pp. 105-114). Leiden: Martinus Nijhoff.
Loth, M. (2021). How does Tort Law deal with Historical Injustice? On Slavery Reparations, Post-Colonial Redress, and the Legitimations of Tort Law. Journal of European Tort Law. Doi: 10.1515/jetl-2020-0141.
Lu, C. (2017). Justice and Reconciliation in World Politics. Cambridge / New York: Cambridge University Press.
Lundy, P. & McGovern, M. (2008). Whose Justice? Rethinking Transitional Justice from the Bottom-Up. Journal of Law and Society, 35(2), 265-292.
Malcontent, P. (Eds.) (2016). Facing the Past. Amending Historical Injustices Through Instruments of Transitional Justice. Cambridge: Intersentia.
Markell, P. (2003). Bound by Recognition. Princeton, N.J.: Princeton University Press.
McAuliffe, P. (2017). Transitional justice’s transformative turn: how we got here, what we know and what we don’t. In P. McAuliffe, Transformative transitional Justice and the Malleability of Post-Conflict States (pp. 30-90). London: Edward Elgar.
McEvoy, K. (2007). Beyond Legalism: Towards a Thicker Understanding of Transitional Justice. Journal of Law and Society, 34(4), 411-440.
McEvoy, K. & McGregor, L. (Eds.) (2008). Transitional Justice from Below. Grassroots Activism and the Struggle for Change. Oxford: Hart Publishing.
McGonigle Leyh, B. & Fraser, J. (2019). Transformative Reparations: Changing the Game or More of the Same?. Cambridge International Law Journal, 8(1), 39-59.
McKeown M. (2021). Backward-looking reparations and structural injustice. Contemporary Political Theory. Doi: 10.1057/s41296-020-00463-9.
McNay, L. (2008). Against Recognition. Cambridge, Malden: Polity Press.
Miller, J. & Kumar, R. (Eds.) (2007). Reparations: Interdisciplinary Inquiries. Oxford: Oxford University Press.
Molendijk, T. (2018). Moral injury en erkenning: Eenduidige verhalen over oorlog tegenover tegenstrijdige uitzendervaringen. In D. Muller & E. Kamp (Eds.), Moral injury: Verborgen littekens van het innerlijke strijdveld (pp. 89-101). Delft: Eburon.
Mouffe, C. (2013). Agonistics: Thinking the world politically. London, UK: Verso.
Mutua, M. (2015). What Is the Future of Transitional Justice? International Journal of Transitional Justice, 9(1), 1-9. Doi: 10.1093/ijtj/iju032.
Neiman, S. (2019). Learning from the Germans: Race and the Memory of Evil. New York: MacMillan Publisher.
Rauschenbach M., Scagliola, S., Parmentier, S. & Jong, F. de (2016). The Perfect Data-Marriage: Transitional Justice Research and Oral History Life Stories. Transitional Justice Review, 1(4), 7-58.
Rigney, A. (2018). Remembering Hope: Transnational Activism Beyond the Traumatic. Memory Studies, 11(3), 368-380.
Rosa, H. (2016). Resonanz, Eine Soziologie der Weltbeziehung. Frankfurt: Suhrkamp.
Rosa, H. (2019, 30 januari). The art of listening: Deacceleration our way of life (lezing). Utrecht: Universiteit voor Humanistiek.
Rothberg, M. (2009). Multidirectional Memory: Remembering the Holocaust in the Age of Decolonization. Redwood City: Stanford University Press.
Rothberg, M. (2019). The implicated subject: Beyond victims and perpetrators. Redwood City: Stanford University Press.
Ruppert, C. (2015). Nederlandse akkoorden in 2000 over Joodse oorlogstegoeden. BMGN - Low Countries Historical Review, 130(3), 50-71. Doi: 10.18352/ bmgn-lchr.10103.
Scagliola, S. (2012). Cleo’s ‘unfinished business’: Coming to terms with Dutch war crimes in Indonesia’s war of Independence. Journal of Genocide Research, (3-4), 419-439.
Schaafsma, J., Zoodsma, M. & Sagherian-Dickey, T. (2021). Closing chapters of the past? Rhetorical strategies in political apologies for human rights violations across the world. Journal of Human Rights, 20(5), 582-597. Doi: 10.1080/14754835.2021.1977919.
Sebrechts, S., Tonkens, E. & Bröer, C. (2018). Rituals of recognition. European Journal of Cultural and Political Sociology, 5(4), 455-475.
Sebrechts, M., Tonkens, E. & Da Roit, B. (2019). Unfolding recognition: an empirical-theoretical contribution to the concept. Distinktion, 20(2), 173-189.
Suransky, C. & Alma, H. (2017). An Agonistic Model of Dialogue. Journal of Constructivist Psychology, 31(1), 1-17.
Taylor, C. (1994). The Politics of Recognition. In A. Gutman (Ed.), Multiculturalism: Examining the Politics of Recognition. Princeton: Princeton University Press.
Thompson, J. (2009). Intergenerational Justice: Rights and Responsibilities in an Intergenerational Polity. New York: Routledge.
Torpey, J. (2006). Making Whole What Has Been Smashed: On Reparations Politics. Cambridge: Harvard University Press.
Veraart, W. (2012). Uitzondering of precedent? De historische dubbelzinnigheid van de Rawagede-uitspraak. Ars Aequi, 4, 251-259.
Zegveld, L. (2015). Civielrechtelijke verjaring van internationale misdrijven (oratiereeks; nr. 553). Universiteit van Amsterdam (www.liesbethzegveld.com/user/file/pdf-6343weboratie_zegveld_-_def.pdf).
Zegveld, L. (2022). Ik wil de waarheid - waarom ik de Molukse treinkaping voor de rechter bracht. Amsterdam: Atlas Contact.
Zunder, A. (2010). Herstelbetalingen. De ‘Wiedergutmachung’ voor de schade die Suriname en haar bevolking hebben geleden onder het Nederlands kolonialisme. Den Haag: Amrit Consultancy.
- * Dit artikel is een ingekorte versie van de oratie The (Dia)Logics of Recognition and Repair. Why History Matters for Justice, die de auteur – in het kader van het instellen van haar leerstoel – op 29 september 2022 in Utrecht uitsprak.
-
1 Susan Neiman (2019, p. 29) geeft zelf al in haar boek aan hoe ambivalent de reacties van Duitsers op de boektitel waren. Haar centrale argument: terwijl in Amerika of Groot-Brittannië de geschiedenis wordt gebruikt om zich te troosten, probeert Duitsland door deze ‘working-off-the-past’ een andere toekomst te creëren.
-
2 2022 was het herdenkingsjaar voor de Duitse Wiedergutmachung; de term voor de poging om in morele en materiële zin verantwoordelijkheid te nemen voor het historische onrecht dat de nationaalsocialisten pleegden. Zeventig jaar geleden ondertekenden Israël, de Jewish Claims Conference en Duitsland de ‘Luxemburgse’ overeenkomst, de basis voor alle regelingen inzake herstelbetalingen voor nationaalsocialistisch onrecht. Het herdenkingsjaar was aanleiding voor de Duitse regering om een online ‘Themenportal Wiedergutmachung’ in te richten, dat toegang geeft tot alle archiefstukken (voor onderzoek, onderwijs en als archief voor volgende generaties) met als doel de dialoog te bevorderen (‘erover praten in plaats van het te vergeten’).
-
3 Bilsky (2012), Barkan (2000), Frei, Brunner & Goschler (2009), Zunder (2010).
-
4 Zie de VN-definitie: www.ohchr.org/en/transitional-justice/about-transitional-justice-and-human-rights.
-
5 Terwijl wij als medewerkers van het Fonds onszelf identificeerden met onze cliënten, associeerden zij ons met de overheid waar wij voor werkten; deze miskenning van onze eigen positie droeg niet bij aan de dialoog. Het beeld van onszelf stond in de weg om de ander goed te kunnen zien. Dit leidde tot een Oral History collectie van gesprekken met overlevenden en hun familie over de ervaringen met de diverse erkenningspraktijken in Oostenrijk; gearchiveerd als: N. Immler (2018), The Afterlife of Restitution, Mediathek Vienna; voor resultaten zie o.a. Immler, 2012.
-
6 Critici spraken van de ‘voortdurende vervolging’ (Milton Kestenberg), van ‘de kleine oorlog tegen de slachtoffers’ (Christian Pross) of ‘de kleine Shoah’ (Isaac Lipschitz), boeken over het bureaucratische, administratieve en kille naoorlogse herstelbeleid.
-
7 De Greiff (2006), Miller & Kumar (2007).
-
8 Zie voor ‘bottom-up’ benaderingen: Lundy & McGovern (2008), McEvoy (2008), McEvoy & McGregor (2008), en voor een reflectie over het nut van Oral History archieven voor Transitional Justice: Rauschenbach M., Scagliola, S., Parmentier, S. & F. de Jong (2016).
-
9 Fassin (2016). Voor pogingen om Transitional Justice verder te denken, zie: De Greiff & Duthie (2009), Mutua (2015), Malcontent (2016), Mcauliffe (2017), Lu (2017), Adler (2018), McGonigle & Fraser (2019), McKeown (2021).
-
10 Voor een kritisch perspectief, zie: Markell (2003), Coulthard (2007), McNay (2008), Bentley (2017), Lepold (2021).
-
11 Veel pijnlijke ervaringen kunnen niet verteld worden in de taal van het recht. Vaak leidt dat ertoe dat het trauma dat men probeert te boven te komen, weer wordt opgerakeld en gereproduceerd, wat Susan Felman (2002) het ‘juridisch onbewuste’ noemt.
-
12 Fraser (1995, 2003).
-
13 Honneth (1996), Taylor (1994), Fraser & Honneth (2003).
-
14 Beide velden, Memory Studies en Transitional Justice, groeien naar elkaar toe; zoals in de nieuwe series van Palgrave ‘Transitional Justice and Memory Studies’.
-
15 Thompson (2009). Daarmee distantieert Thompson zich van een liberale filosofische traditie, waarin er slechts ruimte is om trots te zijn op de geschiedenis van een land, terwijl de donkere kanten, de gebeurtenissen waarvoor men zich schaamt of waarover men zich schuldig voelt, onbesproken blijven. Dit ‘ahistorisch liberalisme’ ziet niet in, betoogt ze, dat historische herinneringen op gespannen voet staan met hoe burgers zich doorgaans identificeren als leden van hun samenleving.
-
16 Zie bijvoorbeeld: Lu (2017). Zoals Maeve McKeown (2021) echter betoogt, zijn beide nodig om de erfenis van slavernij aan te pakken.
-
17 Omdat het juist de continuïteiten zijn tussen vroegere en huidige vormen van onrecht en justice struggles (Rigney, 2018) en de sociale en politieke omstandigheden nu, die deze roep om erkenning agenderen (Markell, 2003). Deze focus op de randvoorwaarden karakteriseert ook Transformative Justice.
-
18 Gready & Robins (2014, 2019), Hoddy & Gready (2020).
-
19 Voor een overzicht, zie hoofdstuk 2 (Transitional justice’s transformative turn: how we got here, what we know and what we don’t) in McAuliffe (2017). Hij evalueert het veld, laat zien hoe het Transitional Justice-veld met een smaller idee van justice begon (een transitie van een autoritaire staat naar een liberale democratie) en – na veel kritische evaluatie – zich doorontwikkelde naar een ‘extraordinarily ambitious’ programma, dat niet alleen straf en herstel wilde, maar een rechtvaardigere samenleving (distributive justice). McAuliffe verwijst naar Hugo van der Merwe: Transitional Justice bleef een concept dat bekritiseerd werd als ‘as superficial for addressing only the excessive use of oppressive power or the ravages of collective violence rather than the basic nature of an exploitative system’ (McAuliffe, 2017, p. 39). Deze kritiek raakt in het bijzonder de postkoloniale context. Terwijl Transitional Justice zich de volgende doeleinden stelde: ‘establishing a consensus about the past, ending impunity and reinforcing the relevance of human rights norms … accounting for particular wrongdoing by particular actors against particular victims’, gaat Transformative Justice over ‘agentless, all-encompassing society-wide structures’. Het doeleind is niet langer ‘een politieke transitie’, maar de ‘regeneratie’ van een hele samenleving (idem).
-
20 Gready & Robins (2014, p. 343).
-
21 Immler (2021, p. 267). Zie ook Balkenhol (2016) en Jones (2020).
-
22 McGonigle Leyh & Fraser (2019).
-
23 Deze casus is uitgebreider beschreven in Slaveries & Post-Slaveries (Immler, 2021).
-
25 Voorbeelden van zulke initiatieven: www.mappingslavery.nl; www.ketikotitafel.nl; www.theblackarchives.nl.
-
26 Zunder (2010).
-
27 Eyerman (2001).
-
28 Guadeloupe (2014). Zie ook: Eyerman (2001).
-
29 Ditzelfde omslagpunt zagen we overigens ook in het Holocaust-debat: In de jaren negentig hebben de restitutiediscussies over Joodse eigendommen dit gesprek bevorderd door het feit dat niet de psychologische maar de materiële realiteit van het slachtofferschap op de voorgrond stond. Het hielp vragen van verantwoordelijkheid aan de orde te stellen (Immler, 2020).
-
30 Waardoor kenmerkt zich deze taal van reparatory justice? Allereerst door haar alomvattende benadering van herstel. Het omvat een formele verontschuldiging van de voormalige koloniale mogendheden van Europa en kwijtschelding van schulden, repatriëring (vestiging in Afrika voor ‘degenen die wensen terug te keren’), ontwikkelingsprogramma voor inheemse volkeren voor rehabilitatie van hun gemeenschappen, steun van culturele instellingen en gezondheidszorg, uitbanning van analfabetisme, Afrikaanse kennisprogramma’s, psychologische rehabilitatie en technologieoverdracht. Het beoogt meer dan een debat over nationale schuld, maar vraagt om een Europees antwoord: ‘een diplomatieke dialoog om vertrouwen en respect te herstellen in het kader van herstelrecht’. Met deze woorden sprak Hilary Beckles, voorzitter van de CARICOM Reparations Commission, de VN in New York toe, toen de UN Decade of People of African Descent werd uitgeroepen. Zie: caricomreparations.org/caricom/caricoms-10-point-reparation-plan.
-
32 De Keti Koti-lezing is georganiseerd door het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden (NiNsee); voor Beckles lezing, zie: www.youtube.com/watch?v=uWFe4t3FPZU (30 juni 2021). Zie voor een politieke analyse van excuses: Schaafsma, Zoodsma & Sagherian-Dickey (2021).
-
33 Positie van het Landelijk Platform Slavernijverleden, zie: www.un.org/pga/69/101214_statement-biekman (14 december 2014).
-
34 Voor deze bottom-up notie van ‘reparatory justice’, zie een interview met herstel-activiste Esther Stanford-Xosai: https://roape.net/2022/03/10/afrika-and-reparations-activism-in-the-uk-an-interview-with-esther-stanford-xosei (10 maart 2022).
-
35 Laplante (2013/2015).
-
36 Dat is ook zichtbaar in het recente rapport ‘Ketens van het Verleden’ (2021).
-
37 Dit weerspiegelt de discussie over racisme die vaak niet verder gaat dan de vraag of racisme al dan niet een probleem is en of racisme al dan niet moet worden bestreden.
-
38 Deze mismatch is ook zichtbaar in een enquête in februari 2021 van I&O Research. De kop luidt: Nederlanders vinden slavernijverleden ernstig, maar vinden excuses niet op hun plaats (Trouw, 12 februari 2021). De enquête onthult vooral de afwezigheid van een breder concept van herstel of rechtvaardigheid in het publieke debat. Zie: www.trouw.nl/nieuws/nederlanders-vinden-slavernijverleden-ernstig-maar-achten-excuses-niet-op-zijn-plaats~bacd9e55.
-
39 In de discussie over het slavernijverleden staat de rechtbank nog relatief op afstand (althans in Nederland); de juridische mogelijkheden lijken beperkt te zijn door de verstreken tijd en in veel gevallen het gebrek aan bewijs voor causaliteit. Maar er zijn pogingen: Loth (2020).
-
41 Wat steeds weer opvalt, is dat de rechtsgang door de eisers in de meeste gevallen wordt gezien als ‘de laatst mogelijke weg’ om de ‘waarheid op tafel te brengen’, vooral omdat de betrokken instituties het gesprek jarenlang uit de weg gingen. Zie ook Zegveld (2022).
-
42 De ‘Rawagede casus’, aangespannen voor de weduwen van Rawagede door de Stichting K.U.K.B. met hulp van mensenrechtenadvocaat Liesbeth Zegveld was het beginpunt van dit comparatieve onderzoek. Over de bijzonderheden van deze landmark case, zie: Veraart (2012), Van den Herik (2012), Scagliola (2012), Zegveld (2015), Immler (2018) en Immler & Scagliola (2020).
-
43 Zie voor een reflectie het blog van Niké Wentholt en Luna Bonvie: https://dialogicsofjustice.org/2021/07/17/both-defendant-and-partner-for-climate-change-fighting-royal-dutch-shell-in-civil-court. Zie voor observaties in de rechtszaal het blog van Obiozo Ukpabi: https://dialogicsofjustice.org/2021/03/07/truth-be-told-listening-for-stories-in-the-courtroom.
-
44 Het is bijvoorbeeld opmerkelijk hoe niemand ‘massa executies’, ‘foltering’ of ‘seksueel misbruik’ nog durft af te doen als horend bij de ‘normen van de tijd’; dwangarbeid en ‘het gedwongen afstaan van je kind als ongehuwde moeder’ daarentegen wel.
-
45 Dit wordt door activisten regelmatig aan de orde gesteld.
-
46 Vanwege de grote ongelijkheid aan status en middelen hebben individuen de steun van ngo’s nodig om deze rechtszaken te kunnen voeren, zoals van Amnesty International, Milieudefensie, Friends of the Earth Nigeria (ERA), PAX, Nuhanovic Foundation, Comité Nederlandse Ereschulden (K.U.K.B.).
-
47 De Staat verschuilt zich graag achter maatschappelijke normen ‘van toen’. Maar hij is net zo goed medeverantwoordelijk voor de creatie en instandhouding van deze normen. Zie het opiniestuk van Niké Wentholt en mijzelf: www.trouw.nl/opinie/de-rechter-liet-afstandsmoeders-in-de-kou-staan-en-wat-doet-de-overheid~b404a8a89.
-
48 Wat de kerk als ‘dienst aan de mensheid’ presenteerde, wordt in het publiek debat nu ook ‘dwang–arbeid’, ‘grensoverschrijdend gedrag’ of ‘misbruik’ genoemd. In Duitsland kwam het onrecht van de dwangarbeid (arbeiders uit Oost-Europa in de Duitse oorlogsindustrie) ook pas in de jaren negentig in beeld; de publieke bekendheid had als consequentie dat er ook herstelmaatregelen kwamen.
-
49 Het inzetten van overheidscommissies – zoals Deetman et al. (2011) en hun rapporten – zijn belangrijk om het onrecht te benoemen, de gegevens, aantallen, percentages te verzamelen en te kennen. Het geeft echter geen ruimte aan de individuele ervaringen en het is ook voor veel betrokkenen geen betekenisvol antwoord van de kerk. In de woorden van Susanne: ‘(Een rapport) is een feitelijk-zakelijke afhandeling, en dus klaar. Dat denken de meeste mensen, ook mijn familie. Wat ook een soort van ontkenning is. Het is niet klaar.’ Interview met auteur, Utrecht 9 november 2016.
-
50 Erkenning is geen ‘zero-sum-game’, net zoals Michael Rothberg heeft laten zien dat herinnering geen ‘zero-sum-game’ is. Hij heeft daar de term Multidirectional Memory (2009) voor bedacht. Als een herinnering naar voren komt, maakt het ook andere herinneringen zichtbaar. Rothberg ontwikkelde ook het concept ‘implicated subject’ (2019) om de gesimplificeerde slachtoffer/dader-benadering te overstijgen en de nadruk te leggen op de context en de wijze waarop sociale structuren verschillende vormen van betrokkenheid genereren. Zie over deze thematiek ook Molendijk (2018).
-
51 In het onderzoek Back with a mission onderzoeken wij samen met Eric Vermetten, Siri Driessen en Jeannette van Brenk het belang van deze ‘ontmoetingen’ voor erkenning en herstel. Zie Immler, Driessen & Van Brenk (2022).
-
52 Immler (2018, 2020, 2022).
-
53 Barkan (2000, 2015), Leydesdorff (2012).
-
54 Voor een ‘recognition’ benadering in empirische wetenschappen: Sebrechts, Tonkens & Bröer (2018) en Sebrechts, Tonkens & Da Roit (2019).
-
55 Wij werken met verschillende dialoogconcepten, onder andere met het dialogical self van Hubert Hermans (2004, 2010), maar ook met de term meerstemmigheid, die in het publieke debat over het koloniaal verleden veel wordt aangehaald om anders tegen simplificerende tegenstellingen aan te kijken.
-
56 Suransky & Alma (2017), Mouffe (2013).
-
57 Rosa (2016, p. 335).
-
58 Rosa (2019). Om een voorbeeld te geven: In het debat rond het historisch onderzoeksinitiatief over ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950’, was een belangrijke vraag of er genoeg ruimte was gecreëerd waarin Nederlandse en Indonesische stemmen gelijkwaardig vertegenwoordigd waren, om een bredere waarheid te kunnen vinden. Vanuit het oogpunt van erkenning lijkt het relevant dat in een dergelijke dialoog een ‘parity of participation’ wordt bereikt, die de deelnemende partijen in staat stelt een dialoog aan te gaan die transformatie van hun eigen posities mogelijk maakt. Het op zich nemen van binaire koloniale rolpatronen kan aldus te boven worden gekomen. Zie voor het onderzoek: www.ind45-50.org/en.
-
59 Rosa (2016, p. 315).
-
60 Rosa (2019).
Learning from the Germans, zo noemde politiek filosoof Susan Neiman haar provocerende oproep aan de Verenigde Staten om meer werk te maken van zijn slavernijverleden.1x Susan Neiman (2019, p. 29) geeft zelf al in haar boek aan hoe ambivalent de reacties van Duitsers op de boektitel waren. Haar centrale argument: terwijl in Amerika of Groot-Brittannië de geschiedenis wordt gebruikt om zich te troosten, probeert Duitsland door deze ‘working-off-the-past’ een andere toekomst te creëren. De Wiedergutmachungspolitik2x 2022 was het herdenkingsjaar voor de Duitse Wiedergutmachung; de term voor de poging om in morele en materiële zin verantwoordelijkheid te nemen voor het historische onrecht dat de nationaalsocialisten pleegden. Zeventig jaar geleden ondertekenden Israël, de Jewish Claims Conference en Duitsland de ‘Luxemburgse’ overeenkomst, de basis voor alle regelingen inzake herstelbetalingen voor nationaalsocialistisch onrecht. Het herdenkingsjaar was aanleiding voor de Duitse regering om een online ‘Themenportal Wiedergutmachung’ in te richten, dat toegang geeft tot alle archiefstukken (voor onderzoek, onderwijs en als archief voor volgende generaties) met als doel de dialoog te bevorderen (‘erover praten in plaats van het te vergeten’). belichaamt het idee dat de Duitse samenleving haar moeilijke verleden van nationaalsocialisme en de Holocaust effectief heeft verwerkt door een omvattend programma van strafprocessen, herstelbetalingen, excuses, oprichting van musea en monumenten, herdenkingen, aandacht voor het verleden in het onderwijs en de politiek, enzovoort.
Deze poging tot de verwerking van de Holocaust, het Duitse model,3x Bilsky (2012), Barkan (2000), Frei, Brunner & Goschler (2009), Zunder (2010). inspireert sinds de jaren negentig wereldwijd andere post-conflictsituaties en is een ideaal geworden binnen het snel groeiende veld van Transitional Justice. Transitional justice bestudeert in essentie alle mechanismen en processen waarmee een samenleving in het reine probeert te komen met een gewelddadig verleden. De processen van Neurenberg zijn iconisch, net als de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika of het Internationaal Strafhof in Den Haag; meer recentelijk is ook de discussie over de restitutie van roofgoederen uit de voormalige koloniën onderdeel van het Transitional Justice-debat.4x Zie de VN-definitie: www.ohchr.org/en/transitional-justice/about-transitional-justice-and-human-rights.
Als Duitse heb ik ambivalente gevoelens bij deze idealisering van het Duitse model. Terwijl ik mij vroeger als teenager een beetje schaamde om Duits te zijn, mag ik mij nu identificeren met een veelgeprezen herstelmodel. Toen ik ging werken in het veld van Transitional Justice bleek dit model niet zonder tekortkomingen. In het General Settlement for Victims of National Socialism in Wenen – waar wij claims voor restitutie en financiële compensatie (van materiële verliezen) onderzochten – gingen we ervan uit dat we ‘iets goeds zouden doen’, terwijl we eigenlijk maar heel weinig over de feitelijke impact en de betekenis van deze herstelmaatregelen wisten.5x Terwijl wij als medewerkers van het Fonds onszelf identificeerden met onze cliënten, associeerden zij ons met de overheid waar wij voor werkten; deze miskenning van onze eigen positie droeg niet bij aan de dialoog. Het beeld van onszelf stond in de weg om de ander goed te kunnen zien. Dit leidde tot een Oral History collectie van gesprekken met overlevenden en hun familie over de ervaringen met de diverse erkenningspraktijken in Oostenrijk; gearchiveerd als: N. Immler (2018), The Afterlife of Restitution, Mediathek Vienna; voor resultaten zie o.a. Immler, 2012.
De idealisering van het Duitse model leidde ertoe dat er weinig aandacht was voor de tekortkomingen, zoals de afhankelijkheid van gebrekkige archieven, de exclusiviteit van de maatregelen en het gebruik van criteria die sociale hiërarchieën reproduceren. Waarom – vroeg ik mijzelf vaak af – hebben we zo weinig lessen geleerd van zeven decennia erkenningsbeleid?6x Critici spraken van de ‘voortdurende vervolging’ (Milton Kestenberg), van ‘de kleine oorlog tegen de slachtoffers’ (Christian Pross) of ‘de kleine Shoah’ (Isaac Lipschitz), boeken over het bureaucratische, administratieve en kille naoorlogse herstelbeleid. De blind spot ligt bij de vraag hoe herstelinstrumenten door betrokkenen worden ervaren: voelen mensen zich gehoord, gezien en erkend?
Transitional Justice onderzoekt hoe al deze herstelmaatregelen eigenlijk werken. Er is veel geloof in de kracht van deze instrumenten, vooral als ze gecombineerd zouden worden. In de veelheid aan instrumenten kregen herstelbetalingen een centrale rol, mede omdat erkenning van leed juridisch wordt bekeken.7x De Greiff (2006), Miller & Kumar (2007). Toch is er nog weinig systematische kennis over de effecten van al deze herstelmaatregelen: leiden ze tot het soort erkenning die de slachtoffers en hun families wensen? Hoe herstellend zijn de effecten op individueel, groeps- en maatschappelijk niveau? Academici pleiten daarom voor een meer interdisciplinaire benadering, meer empirische kennis ‘van onderop’,8x Zie voor ‘bottom-up’ benaderingen: Lundy & McGovern (2008), McEvoy (2008), McEvoy & McGregor (2008), en voor een reflectie over het nut van Oral History archieven voor Transitional Justice: Rauschenbach M., Scagliola, S., Parmentier, S. & F. de Jong (2016). en voor een betere vertaling van deze empirische kennis naar het juridische veld; stappen die nog te weinig worden gezet.9x Fassin (2016). Voor pogingen om Transitional Justice verder te denken, zie: De Greiff & Duthie (2009), Mutua (2015), Malcontent (2016), Mcauliffe (2017), Lu (2017), Adler (2018), McGonigle & Fraser (2019), McKeown (2021).
Geïnspireerd door sociaal-politieke theorie en postcolonial studies,10x Voor een kritisch perspectief, zie: Markell (2003), Coulthard (2007), McNay (2008), Bentley (2017), Lepold (2021). is er de laatste jaren een toenemende kritiek dat sommige erkennings- en herstelinstrumenten maar in beperkte mate doen wat zij beloven. Kritiek is er ook op de manier waarop herstelmomenten worden vormgegeven door instituties die vaak bij het onrecht waren betrokken. Mensen voelen zich dan opnieuw gestigmatiseerd en gemarginaliseerd in hun positie van ‘anders-zijn’.11x Veel pijnlijke ervaringen kunnen niet verteld worden in de taal van het recht. Vaak leidt dat ertoe dat het trauma dat men probeert te boven te komen, weer wordt opgerakeld en gereproduceerd, wat Susan Felman (2002) het ‘juridisch onbewuste’ noemt. Erkend worden als slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog heeft voor sommige groepen weinig bijgedragen aan het gevoel ‘gelijkwaardig burger’ te zijn. In deze gevallen plaatste erkenning mensen terug in hun gemarginaliseerde positie en bevestigde het sociale hiërarchieën, in plaats van sociale posities en beeldvorming te veranderen.
Om dit fenomeen te benoemen heeft politiek filosofe Nancy Fraser een elementair concept bedacht, dat leidend is voor ons onderzoek. We gebruiken het als lens om scherp te kijken naar de kwaliteit van de erkenningsprocedures. Fraser onderscheidt tussen bevestigende erkenning (affirmative recognition) en transformerende erkenning (transformative recognition). Terwijl de eerste bepaalde machtsverhoudingen bevestigt, herordent de tweede de onderliggende structurele kaders en verhoudingen.12x Fraser (1995, 2003).
De ‘strijd om erkenning’ (Axel Honneth) wordt gezien als een emancipatoire praktijk, die onderdrukkende sociale arrangementen ter discussie stelt.13x Honneth (1996), Taylor (1994), Fraser & Honneth (2003). Toch laten vele praktijken in toenemende mate zien, dat veel herstelinstrumenten de status quo meer bevestigen dan veranderen. Erkenning is daarom niet alleen te onderzoeken als een ‘empirisch’ probleem (van de uitvoering), maar ook als een ‘conceptioneel’ probleem (van de definitie). Het is daarom nodig ook het concept ‘erkenning’ kritisch te bevragen, namelijk: In welke opzichten wordt erkenning (van historisch onrecht) als problematisch gezien? En hoe zou transformatieve erkenning eruit kunnen zien? Hoe denken wij eigenlijk over justice en repair? En wat zeggen maatregelen eigenlijk over onszelf?