In de onderhavige zaak breidt het Hof van Justitie de bevoegdheden van de raadadviseur-auditeur uit en wordt voor het eerst onderscheid gemaakt tussen publicatie van letterlijke citaten uit informatie verstrekt in het kader van de clementieregeling en publicatie van letterlijke citaten uit de clementieverklaring zelf. De relevantie van het arrest ligt met name in de (mate van) rechtvaardige verwachtingen die clementieverzoekers mogen hebben omtrent de eerbiediging van vertrouwelijkheid van informatie die zij aan de Commissie verschaffen. Dit is van groot belang voor een effectieve werking van de clementieregeling. Het arrest is ook van belang in de context van civiele schadeclaimprocedures. Private partijen die schade willen claimen, wensen zo veel mogelijk toegang tot informatie over de inbreuk. |
Nederlands tijdschrift voor Europees recht
Meer op het gebied van Europees recht en mededingingsrecht
Over dit tijdschriftMeld u zich hier aan voor de attendering op dit tijdschrift zodat u direct een mail ontvangt als er een nieuw digitaal nummer is verschenen en u de artikelen online kunt lezen.
Artikel |
Welk vertrouwen mogen clementieverzoekers hebben omtrent vertrouwelijk blijven van aangeleverde informatie? |
Trefwoorden | clementieverklaring, geheimhoudingsplicht, mandaat raadadviseur-auditeur, publicatie inbreukbeschikking, Artikel 101 VWEU |
Auteurs | Mr. O.W. Brouwer |
SamenvattingAuteursinformatie |
Artikel |
World Duty Free Group: de complexe selectiviteitseis bij fiscale steunmaatregelen |
Trefwoorden | staatssteun, belastingmaatregelen, fiscale steunmaatregelen, selectiviteit, begunstigde onderneming |
Auteurs | Mr. G.J. van Midden |
SamenvattingAuteursinformatie |
De zaak World Duty Free Group gaat over het selectiviteitsvereiste bij fiscale staatssteun en draait specifiek om de vraag of het voor de vaststelling van de selectiviteit noodzakelijk is dat specifieke kenmerken die de groep begunstigde ondernemingen gemeen hebben, kunnen worden geïdentificeerd. Het Hof van Justitie oordeelt in zijn arrest van niet, omdat een maatregel reeds selectief is indien begunstigde ondernemingen in een gunstiger positie komen te verkeren dan andere ondernemingen, die zich feitelijk en juridisch in een vergelijkbare situatie bevinden, ongeacht de specifieke kenmerken die de begunstigde ondernemingen gemeen hebben. In het artikel wordt deze zeer ruime uitleg van het selectiviteitsvereiste geduid in het licht van eerdere rechtspraak en worden de gevolgen belicht. |
Artikel |
FNV/Smallsteps; door overgang van onderneming, naar ondergang van ondernemingen? |
Trefwoorden | Richtlijn 2001/23/EG, overgang van onderneming, behoud van de rechten van de werknemers, insolventie/faillissement, prepack |
Auteurs | Mr. drs. M. Hoogendoorn en Mr. D. Ninck Blok |
SamenvattingAuteursinformatie |
In zijn – door de FNV als historisch bestempelde – arrest van 22 juni 2017 heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat werknemers in beginsel ook bij een door een pre-pack voorafgegaan faillissement een beroep kunnen doen op de beschermingsbepalingen ter zake van de overgang van onderneming. Hoewel de Nederlandse rechter de casus nog in concreto dient te beoordelen bestaat voor partijen die een doorstart realiseren in een faillissement dat is voorafgegaan door een prepack het risico/de kans dat zij alle werknemers van de gefailleerde werkgever tegen ongewijzigde voorwaarden in dienst krijgen. De auteurs bespreken waarom het arrest naar hun mening niet past in de eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie en gaan in op mogelijke gevolgen. |