Ten geleide
De constatering dat het toenemende grensoverschrijdende rechtsverkeer ook het erfrecht niet onberoerd laat, is het opentrappen van een open deur. Het bestaan van de Europese Erfrechtsverordening voor de erfrechtspraktijk getuigt van de toeneming van het grensoverschrijdende rechtsverkeer. Bij de behandeling van internationale nalatenschappen komt de Nederlandse practicus niet alleen in aanraking met de regels van internationaal privaatrecht die hier te lande gelden, maar ook met het interne recht van één of meer buitenlandse rechtsstelsels.
Het lijkt de hoofdredactie daarom een goede gedachte om aan het interne recht van buitenlandse rechtsstelsels (meer) aandacht te besteden. Een themanummer biedt daarvoor een goede gelegenheid. Als rode draad voor die aandacht is gekozen voor de positie van de echtgenoot van de erflater en de dwingendrechtelijke aanspraken op de nalatenschap van de erflater. De dwingendrechtelijke aanspraken – denk voor het Nederlandse recht aan de legitieme portie en de andere wettelijke rechten – zijn veelal ook van betekenis voor de positie van de langstlevende echtgenoot. Waar gesproken wordt van ‘de langstlevende echtgenoot’ zal in toenemende mate ook ‘de langstlevende geregistreerde partner’ kunnen worden gelezen.
In het onderhavige themanummer kan men beschouwingen vinden over het erfrecht van België, Duitsland, Engeland en Wales, Italië, Oostenrijk, Polen respectievelijk Zwitserland. Voor andere rechtsstelsels hoopt de hoofdredactie bij een volgende gelegenheid een plaats in te ruimen.
Lid van de hoofdredactie Kolkman wijdt zijn bijdrage aan het Belgische erfrecht. De recente herziening van het erfrecht geeft aanleiding te laten zien hoe onze zuiderburen de reserve – het Belgische equivalent van de legitieme portie – in een nieuw jasje hebben gestoken. Dit geldt ook voor het onderwerp inbreng van giften. Interessant is ook de verruiming van de mogelijkheid om in de erfrechtelijke sfeer te contracteren. Iets wat de Romaanse rechtsfamilie – anders dan de Germaanse rechtsfamilie – vanouds min of meer vreemd is. De Duitse advocaat en notaris Eule uit Neuenhaus, die zijn sporen heeft verdiend in het Duits-Nederlandse rechtsverkeer op het gebied van het familie- en erfrecht, gunt ons een blik in de erfrechtelijke keuken van een Duitse notaris. Hij signaleert onder meer verschillen tussen het Duitse en het Nederlandse erfrecht, die ook de Nederlandse practicus in zijn adviespraktijk voor toekomstige Duits-Nederlandse nalatenschappen kan benutten.
Drs. Beuker, die bij de verschijning van dit themanummer naar verwachting ook de mr.-titel bezit en promovendus van Groninger collega Kolkman is, heeft de rode draad voor Engeland en Wales opgepakt en geeft een voorproefje van zijn proefschrift. De discretionaire bevoegdheid van de rechter op het gebied van het familie- en erfrecht in dit rechtsstelsel is en blijft in de ogen van de jurist van een civil law-rechtsstelsel een boeiend fenomeen. Hierna volgt een bijdrage van collega Christandl en Mag. Dallago van het Instituut voor Italiaans Recht in Innsbruck. De bestudering van het Italiaanse recht in Innsbruck kent een lange traditie. In hun bijdrage springt in het oog dat Italië ruim een decennium geleden het verbod van de erfovereenkomst heeft afgezwakt door de introductie van de familieovereenkomst. In dit opzicht lijkt België binnen de Romaanse rechtsfamilie niet alleen te staan.
De bijdrage van collega Ferrari en Dr. Köllich uit Graz is gewijd aan het Oostenrijkse recht. In Oostenrijk is het erfrecht vorig jaar vernieuwd. De eerste auteur was een van de referenten op de 17. Österreichische Juristentag in 2009 in Wenen, waar toen het preadvies van de Weense hoogleraar Welser over de herziening van het Oostenrijkse erfrecht werd besproken. Het is de meest ingrijpende vernieuwing van het Oostenrijkse erfrecht sinds de invoering van het Oostenrijkse Burgerlijk Wetboek in 1811, zoals Ferrari en Köllich in de inleiding van hun bijdrage signaleren. Hun bijdrage wordt gevolgd door die van de Poolse advocaat en wetenschappelijk onderzoeker Dr. Bugajski uit Krakau, die ook wetenschappelijk binnen het Duitse taalgebied actief is. In zijn bijdrage besteedt hij onder meer enige aandacht aan het Poolse vindicatielegaat. Met dit rechtsinstituut moest zich recentelijk ook het Hof van Justitie van de Europese Unie – in het kader van de Europese Erfrechtverordening – bezighouden.
Het themanummer wordt afgesloten met de Zwitserse bijdrage van collega Künzle uit Zürich, die naast zijn wetenschappelijke activiteiten als advocaat niet alleen de nationale, maar ook de internationale erfrechtspraktijk beoefent. Hier springt in het oog dat hoewel Zwitserland geen lid is van de Europese Unie, dit land het bestaan van de Europese Erfrechtverordening niet kan negeren. De auteur was lid van een commissie die de Zwitserse wetgever onder meer op dit punt van advies moest dienen.
De hoofdredactie verheugt zich dat zij een aantal experts bereid heeft gevonden om een bijdrage aan dit themanummer te leveren en wenst de lezer veel leesplezier.
Namens de hoofdredactie,
Willem Breemhaar